4
DONDERDAG 10
JANUARI 1901.
De heer den Heuler heeft ook de zienswijze van Burg. en
Weth. niet weerlegd en daartegen geen argumenten aange
voerd. Het geldt hier uitsluitend de techniek; wij moeten
hebben een man, die bekwaam is in zijn vak, en daarom zal
ook ik in den regel leidzaam volgen de aanbeveling van de
Commissie van Fabricage en den Directeur van Gemeentewerken.
De heer den Houter. U zei, M. d. V., dat ik iets vergat,
en er is ook iets vergeten, maar niet door mij, maar door IJ.
U hebt nl. vergeten, dat ik in het allereerste mijner woorden
uitdrukkelijk verklaard heb, niet te behooren tot hen, die
meenen, dat de Raad zijn eigen bevoegdheid mag beperken,
maar meen, dat hij verplicht is die zooveel mogelijk te hand
haven.
Nu zal de Raad door het voorstel van Burg. en Weth. te
volgen, zijn eigen bevoegdheid gaan beperken, en daartegen
kom ik op. Nu hebt U, M. d. V., wel gezegd dat door mij
geen argumenten tegen het door U aangevoerde zijn in het
midden gebracht, maar ik heb toch wederlegd uwe bewering,
dat het hier gold eene technische quaestie, meer dan bij andere
benoemingen. Dat U dit niet gevoelt, kan ik niet helpen.
Om bovengenoemde redenen zal ik stemmen tegen het voor
stel omdat ik niet mijn eigen bevoegdheid als Raadslid wil
beperken, of door anderen laten beknibbelen.
De Voorzitter. Tegen dit laatste ben ik juist opgekomen.
Wordt ons voorstel aangenomen, dan beknibbelen wij niet
de rechten van den Raad, maar beperkt de Raad zich zelf
in zijne rechten.
Ik zal nu in stemming brengen het voorstel van Burg. en
Weth., om voortaan de benoeming van teekenaars over te
laten aan Burg. en Weth., na ingewonnen advies van de
Commissie van Fabricage.
Dit voorstel in stemming gebracht wordt aangenomen met
13 tegen 10 stemmen.
Voor stemmen de heeren: Kaiser, de Goeje, Hasselbach,
de Vries, van Dissel, Drucker, Dekhuyzen, Zaayervan
Hamel, van Lidth de Jende, Juta, L. Driessen en Kroon.
Tegen stemmen de heeren: van Kempen, P. J. van Hoeken,
J. P. J. Driessen, de Lange, van Rhijn, A. J. van Hoeken J.Jz,
Pera, Aalberse, Mulder en den Houter.
IX. Verzoek van het Hoofdbestuur der Schippersvereeniging
«Schuttevaer" tot het doen aanbrengen van palen of rem-
mingwerk in het Kort Galgewater vóór de brug aan de
Beestenmarkt.
(Zie Jng. St. n°. 7).
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Met Burg. en Weth. ben
ik het eens, dat het een groot belang, ja zelfs een dringende
behoefte voor de scheepvaart is, dat er een remmingwerk bij
de brug aan de Beestenmarkt komt, maar ik ben het niet
eens met Burg en Weth., waar zij voorstellen dit werk geheel
te doen geschieden op kosten van de gemeente. Dit werk toch
is hoofdzakelijk van nut voor de schepen, die gebruik maken
van de groote vaart, en wanneer ik denk aan de groote op
offeringen, die de gemeente Leiden zich jaarlijks getroost door
die vaart door de gemeente vrij te latenen bovendien het
onderhoud en de bediening der bruggen in de provinciale
vaart op zich te nemendan rijst bij mij de vraag of de Pro
vincie niet geheel of althans gedeeltelijk de kosten van dit
remmingwerk zou behooren te dragen.
Ik zou daarom willen vragen of door Burg. en Weth. reeds
pogingen in dien geest zijn aangewendof dat er wellicht nog
onderhandelingen kunnen worden aangeknoopt met Gedepu
teerde Staten, om de kosten door de Provincie te doen dragen.
De Voorzitter. Dergelijke onderhandelingen zijn niet geopend
en ik acht het ook niet wenschelijk zulks te doen. Ik acht
het niet wenschelijk dat de Provincie treedt op gemeentelijk
gebied. Dit moet absoluut zooveel mogelijk worden voorkomen.
Buitendien worden door het voorgestelde remmingwerk niet
alleen de belangen van de schipperij bevorderd, maar ook wel
degelijk de belangen van onze eigendommen, want het varen
tegen eene brug is in den regel niet bevorderlijk voor het in
goeden staat houden daarvan.
Ik geloof ook niet dat wij bij de Provincie veel succes
zouden hebben bij eventueele onderhandelingen, want dan
zou de Provincie door de geheele provincie moeten zorgen
voor voldoend remmingwerk. Maar, zooals ik reeds zeide, voor
alles moeten wij zorgen de Provincie zooveel mogelijk buiten
de gemeente te houden, wat betreft opzicht van gemeente
werken enz.
De heer van Hamel. Ik kan mij met uwe beschouwing heel
goed vereenigen, M. d. Vmaar ik zou ter sprake willen
brengen, of het niet wenschelijk ware, waar Burg. en Weth.
erkennen de noodzakelijkheid en de wenschelijkheid van de
aan te brengen remmingwerken, dat te doen spoediger dan
Burg. en Weth. zich voorstellen. Elk oogenblik kan schade
worden toegebracht, en dan kan dat, dunkt mij, wel zooveel
bedragen, dat het ruimschoots overtreft hetgeen er nu vroeg
tijdig aan zou worden ten koste gelegd. Ik zou het wenschelijk
vinden daarmede niet te wachten tot de begrooting van het
volgende jaar, maai' dat nu reeds te doen; mij dunkt, finantieel
kan dat niet veel verschil maken.
De Voorzitter. Het is een werk van f 1400.en nu de
post voor onvoorziene uitgaven over '1901 slechts f 12.000
bedraagt is het niet wenschelijk nu reeds dien post voor dit
bedrag aan te sprekenwij kunnen onze comptabiliteit niet
in de war sturen. Het werk is wel noodig, maar niet zoo
dringend dat het nog niet een jaar kan wachten. Ongelukken
hebben tot dusverre niet plaats gehad, maar het zal heel
gemakkelijk zijn voor de schipperij die nu niet kan remmen.
Ik vind ook, dat het werk wenschelijk is, maar niet zóó, dat
wij morgen aan den dag aan het werk behoeven te gaan.
Laten we nu onze finantiën niet daarvoor in de war sturen,
en dit werk ook niet betalen uit leening maar uit den
gewonen dienst.
De heer van Hamel. Wij worden door de Vereeniging
»Schuttevaer" attent gemaakt op een gevaar. Stellen we dit
nu uit, dan kan in het najaar door de vreeselijke zuidwesten
winden, die dat veroorzaken, groote schade worden beloopen,
niettegenstaande daartegen door de Vereeniging is gewaar
schuwd.
De Voorzitter. Waaruit zullen wij het dan betalen? Den
aannemer kunnen wij geen jaar laten wachten; er is geen
post voor uitgetrokken op deze begrooting en leenen daarvoor
willen wij niet.
De heer van Hamel. Kunnen wij niet beginnen met het
werk te betalen uit den post voor onvoorziene uitgaven, om
dien later weer aan te vullen?
De Voorzitter. Maar daarvoor dient de post voor onvoor
ziene uitgaven niet. Verleden jaar hadden we een grooteren
post voor «onvoorzien", zoodat daaruit allerlei zaken zijn
betaald, waarvoor misschien had kunnen worden geleend;
maar nu is dat niet mogelijk. Laten wij den gewonen regel
volgen en rekening houden met onze finantiën, zooals die
op de begrooting zijn geregeld.
De heer van Hamel. Bestaat er groot bezwaar tegen om
het uit leening te vinden?
De Voorzitter. Ik zou denken, dat de Commissie van
Financiën daartegen het hoofd zal opsteken.
De heer A. J. van Hoeken J.Jz. U schijnt van gedachten te zijn,
M. d. V., dat ik bedoelde, dat de Provincie het remmingwerk
tot stand zou brengen. Maar ik ben uitgegaan van de ge
dachte, dat de gemeente het werk zou maken en de Provincie
het zou betalen. Op die wijze wordt het niet een ingrijpen
van de Provincie in de autonomie der gemeente. Het is dan
geen provinciaal- maar een gemeentewerk.
De Voorzitter. Wij hebben herhaaldelijk bij ondervinding,
dat de autonomie van de gemeente daaronder lijdt. En waar
wij zeker weten, dat de Provincie allo voorwaarden zou
stelleneigen toezicht zou wenschen en nog andere zaken
regelen, daar zou ik dat in het gemeentebelang liever niet
zien. Ik betaal liever dan dat ik de Provincie gelegenheid
geef in onze gemeente ik wil niet zeggen den baas te
spelen maar toch maatregelen te nemendie meer eigen
aardig tot, de gemeentelijke huishouding behooren.
De heer A. J. van Hoeken J.Jz. Ik meen, dat het ongeveer een
jaar geleden is, dat bij de regeling van de groote vaart de
Provincie de gemeente Leiden noodig had om eene verbete
ring tot stand te brengen aan de Spanjaardsbrug. Toen heeft
de gemeente een gedeelte van haar privaat eigendom
buiten territoir van Leiden afgestaan nl. een gedeelte van
den stadsakker. Waar dus onze gemeente zelfs buiten haar
grondgebied faciliteiten aan de Provincie geeft ten gerieve
van de groote vaait, waarom zouden wij dan nu niet aan de
Provincie kunnen vragen: betaalt gij" nu de kosten van dit
remmingwerk
De Voorzitter. Dat was een geheel ander geval. Toen
heeft de Vereeniging «Schuttevaer" aan den Gemeenteraad
van Leiden den wensch te kennen gegeven om verbetering
te brengen in de doorvaart van de Spanjaardsbrug; en toen
heeft de gemeente, ofschoon de Spanjaardsbrug niet op
gemeentelijk territoir ligt maar op provinciaal terreinaan
het verzoek van Schuttevaer voldaan, en gratis een waarde
loos stuk grond afgestaanom de uitvoering van het
provinciaal werk mogelijk te maken. Daar gold het een werk
buiten ons gebied, hier geldt het een werk op ons eigen gebied.
De heer A. J. van Hoeken J.Jz. M. d. V. Ik zou het toch willen
beproeven en handhaaf mijn voorstel om Burg. en Weth. uit
te noodigen bij Provinciale Staten de noodige stappen te