GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
9
ISeEKOMEN STUKKEN.
N° 14. Leiden, 9 Januari 1901.
Aangezien wij met de commissie, bedoeld bij art. 1 der
Verordening op de ünbewoonbaarverklaring, van oordeel zijn
dat de perceelen Paradijshof 13, 14, 15 en 16 en Pekton
poort 1, 2 en 3, als schadelijk voor de openbare gezondheid,
niet ter bewoning geschikt zijn, noch door verbetering daar
voor geschikt gemaakt kunnen worden, geven wij Uwe Ver
gadering in overweging eene commissie uit uw midden te
benoemen, ten einde de zaak te onderzoeken, omtrent hare
bevindingen een met redenen omkleed verslag uit te brengen
en hare conclusie in een concept-raadsbesluit te formuleeren.
Het door eerstbedoelde commissie uitgebracht proces-verbaal
en het daartegen door een der eigenaren ingediend bezwaar
schrift is in de Leeskamer ter inzage van de leden van den
Raad nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 15. Leiden, 9 Januari 1901.
Ten aanzien van de op bijgaande (3e) lijst voorkomende
bezwaarschriften tegen het kohier der plaatselijke directe
belasting, dienst 1900, hebben wij de eer U voor te stellen:
te handhaven den aanslag van I. Vermaak (n°. 184);
den reclamant J. B. Rombaut (n°. 182) niet ontvankelijk te
verklaren wegens te late indiening van zijn bezwaarschrift;
en de nadere reclame van J. Slot (n°. 183) voor kennis
geving aan te nemenvermits de Raad op reclamant's bezwaar
schrift tegen zijn aanslag in deze belasting bereids beschikte
in de zitting van 15 November 1900.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 1G. Leiden, 9 Januari 1901.
Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden
een suppletoiren Staat van begrooting, dienst 1900, ten einde
op die begrooting te regelen de kosten van de gehouden
8e algemeene tienjaarlijksche volkstelling en de daarmede in
verband staande vergoeding uit 's Rijks kas.
Blijkens mededeeling van den heer Commissaris der Koningin
is ter vergoeding van die kosten een bedrag van f 2414.61
aan deze gemeente toegekend.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 17. Leiden, 9 Januari 1901.
Met 14 Maart e. k. eindigt de huur van het perceel Lok
horststraat n°. 20, krachtens Raadsbesluit van 16 Maart 1899
voor f 100.—per jaar, verhuurd aan F. van der Kloot, zui-
velfabrikant alhier.
Blijkens het hierbij aan Uwe Vergadering overgelegd adres
wenscht de huurder dit perceel wederom voor den tijd van
een jaar onder de bestaande voorwaarden in te huren.
Aangezien daartegen bij ons College geen bezwaar bestaat,
geven wij U in overweging te besluiten het perceel in de
Lokhorststraat, n°. 20, weder voor den tijd van één jaar,
ingaande 15 Maart 1901, te verhuren aan Frank van der
Kloot alhier, tegen den huurprijs van f 100.per jaar en voorts
onder de bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
EdelAchtbare Heeren Burgemeester en Wethouders
der gemeente Leiden.
Ondergeteekende verzoekt vriendelijk, voor het volgende
jaar, het pakhuis in de Lokhorststraat n°..20 in huur te
mogen houden onder dezelfde voorwaarden als de thans
bestaande.
Hoogachtend,
Leiden, 2 Nov. 1900. F. van der Kloot.
N°. 18. Leiden, 11 Januari 1901.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mej.
P. W. van Amerom, le onderwijzeres aan de Meisjesschool
2e klasse, en het daaromtrent door het Hoofd der School
uitgebracht advies, geven wij Uwe Vergadering in overweging
aan Mej. P. W. van Amerom, op haar verzoek, op grond
van ongeschiktheid voor de verdere waarneming harer be
trekking uit hoofde van lichaamsgebreken, eervol ontslag te
verleenen als le onderwijzeres aan de Meisjesschool 2e klasse,
met bepaling dat dit ontslag zal geacht worden te zijn
ingegaan op 1 Januari 1.1.
De verklaringen, bedoeld bij art. 38, 3e lid, der Wet op
het Lager Onderwijs, zijn in de Leeskamer ter inzage neder
gelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 9 Januari 1901.
In antwoord op Uwe apostille van 8 Januari 1.1. heb ik de
eer U mede te deelen, dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen
het door Mej. P. W. van Amerom aangevraagd ontslag.
Ik betreur het, dat Mej. van Amerom dit ontslag om redenen
van gezondheid moet aanvragen, en voeg hierbij een woord
van waardeering voor den ijver en de toewijding, waarmede
zij sedert 1 Juli 1896 aan de school werkzaam is geweest.
Het Hoofd der Openbare Meisjesschool 2e klasse,
S. Winkler.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Gouda, 7 Januari 1901.
Ondergeteekende, le Onderwijzeres aan de Openbare Meisjes
school 2e klasse te Leiden, neemt bij dezen de vrijheid, onder
overlegging der vereischte stukken, den Raad beleefd te ver
zoeken haar, om gezondheidsredenen, eervol uit hare betrekking
te ontslaan, met ingang van 1 Januari 1901.
P. W. van Ameröm.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 19. Leiden, 11 Januari 1901.
Tegen inwilliging van het hierbij aan Uwe Vergadering
overgelegd verzoek van C. A. Simonis om ontbinding der
huur van een perceeltje gemeentegrond in de 2e Haver-
straat, waarvoor door adressant aan de gemeente een jaar-
lijksche huurprijs wordt betaald van f 22.—, bestaat noch bij
de Commissie van Fabricage, noch bij ons College, bezwaar.
Met het oog toch op den plaatselijken toestand komt het ons
niet ongawenscht voor, dat de gemeente nog vóór den afloop
van het thans loopende contract, t. w. 30 Juni 1906, weder
vrij over dat terrein kan beschikken. Mocht de gemeente
dientengevolge wellicht gedurende een paar jaren eene ontvangst
van 22.'sjaars derven, dan schijnt ons dit offer daarvoor
niet te groot.
Bestond er, zooals U uit den inhoud der hierbij overgelegde
rapporten van de Commissie van Fabricage zal blijken, aan
vankelijk eenig verschil van meening omtrent de vraag of
de gemeente alsnog aan adressant eenige vergoeding ver
schuldigd was voor den opstal van een vóór 1886 onder de
huur begrepenmaar sedert door de gemeente zelf in gebruik
genomen stuk grond, thans zijn wij ook hieromtrent tot over
eenstemming gekomen, aangezien adressant blijkens zijne over
gelegde schriftelijke verklaring bereid is van alle door hem
beweerde rechten op dien opstal afstand te doen, wanneer
de gemeente hem eene vergoeding daarvoor wil geven van
f 24Hoewel ons nu van het bestaan eener overeenkomst,
als waarop adressant zich beroept en krachtens welke hem
eene vergoeding voor den opstal van het destijds door de
gemeente teruggenomen stuk grond zou toekomenniets
bekend is, en adressant zich tot staving daarvan slechts be
roepen kan op een destijds met den gemeente-architect gemaakte
mondelinge afspraak, zoo schijnt het ons toch niet onbillijk,
dat aan adressant de waarde vergoed wordt, die de loods 15
jaren geleden, toen zij door de gemeente in gebruik genomen
werd, had, en welke door de Commissie van Fabricage ge
taxeerd wordt op f 24.En daartegen kan, naar het ons
voorkomt, te minder bezwaar bestaan, nu op die wijze alle
mogelijke moeilijkheden in de toekomst worden afgesneden.
Wat den op den grond, thans nog bij adressant in huur,
geplaatsten opstal betreft, dien zal hij ingevolge het huurcon
tract bij het eindigen van den huurtijd moeten opruimen.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering thans in overweging
1° te bewilligen in de ontbinding van het op 4 Augustus
1896 met C. A. Simonis, meubelmaker alhier, gesloten huur
contract, betreffende het perceel aan de 2e Haverstraat,
kadastraal bekend onder Sectie D, n. 950, gemeente Leiden,
groot 120 c.A.onder voorwaarde dat de daarop geplaatste
schuur zoo spoedig mogelijk en zonder dat daardoor eenige
beschadiging wordt toegebracht aan de belendende schuur,