ZATERDAG 22 DECEMBER 1900.
133
Zitting van Zaterdag 22 December 1900.
Geopend des namiddags te half vijf uur.
Voorzitter: de heer Mr. F. WAS, Burgemeester.
Te behandelen onderwerp
Voorstel tot het aangaan eener geldleening ten laste der ge
meente. (307).
Tegenwoordig zijn 15 leden, als de heeren: Kaiser, J. P. J.
Driessen, Drucker, van Hamel, Kroon, Zaaijer, Fockema Andreae,
Hasselbach, Dekhuyzen, Juta, de Vries, Kerstens, de Lange,
Aalberse, van Rhijn, alsmede de Burgemeester, Voorzitter.
Afwezig zijn de heeren: Korevaar wegens familieomstan
digheden, van Dissel en Zillesen wegens verhindering, den
Houter wegens beroepsbezigheden, van Lidth de Jeude wegens
uitstedigheid A. J. van Hoeken J.Jzn. wegens zitting in den
Militieraad, L. Driessen, P. J. van Hoeken, van Kempen,
Pera en de Goeje.
De Notulen van het verhandelde in de vergadering van 20
December worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen:
Eene missive van D.de Jong, houdende mededeeling dat hij
de benoeming tot derden onderwijzer aan de school 4e klasse
N°. 1 aanneemt.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.]
De Voorzitter legt vervolgens over:
Een adres van Dr. Th. G. den Houter, houdende verzoek
om eervol ontslag als stads genees- en heelkundige. Dit adres
luidt als volgt:
Leiden22 December 1900
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Dr. Th. G.
den Houter, stadsgeneesheer alhier,
dat de door den Raad vastgestelde verordening betreffende
het verleenen van kostelooze genees- en heelkundige hulp
aan onvermogenden enz. in Art. 3 en 17 eene zeer bezwa
rende bepaling bevat, die noch in de oude instructie van stads-
geneesheerennoch ook in de instructiën voor de geneesheeren
van Endegeest of van den Inspecteur voor vee- en vleesch-
keuring voorkomt, dat nl. van stadsgeneesheeren de eed of
belofte gevorderd wordt, dat zij zich in allen deele zullen
gedragen overeenkomstig de daaromtrent door den Gemeen
teraad of door Burgemeester en Wethouders later vast te
stellen voorschriften,
dat hij zeer ernstig bezwaar maakt verplichtingen voor de
toekomst op zich te nemen, wier aard en gewicht niet te.
bepalen zijn,
dat het wel in het algemeen aan een stadsgeneesheer vrij
staat, op elk oogenblik ontslag aan te vragen om allerlei
redenen, maar dat de moreele vrijheid daartoe z. i. niet be
staat, wanneer de onslagaanvrage alleen geschiedt, omdat
men zich wil onttrekken aan eene taak waartoe men zich
vroeger in art. 3 verbonden had.
dat bovendien hangende eene ontslagaanvrage, omdat men
een opgelegde taak niet mag of wil volbrengen, de verplich
ting blijft den eed te houden en inmiddels te doen wat be
volen werd,
dat het z. i. niet geoorloofd is den inhoud van den eed,
naar eigen wenschen of naar geruststellende uitlatingen van
anderen te wijzigen of te verzwakken,
dat hij op al deze gronden geen vrijheid vindt de verplich
tingen in art. 3 en 17 uitgedrukt op zich te nemen,
dat hem daarom niets overblijft dan een werkkring te ver
laten, waarvan hij overigens slechts in de laatste plaats zou
willen scheiden,
reden waarom hij beleefd verzoekt als stadsgeneesheer te
worden ontslagen.
't Welk doende, enz.
Dr. Th. G. den Houter.
Aan den Gemeenteraad.
Wordt gesteld in handen van Burg en Wath.
Aan de orde is:
Voorstel tot het aangaan eener geldleening ten laste der
gemeente.
(Zie Ing. St. n°. 307).
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Drucker. M. d. V.Op de voordracht zelve heb ik
niets aan. te merkenintegendeeldaarmede kan ik mij geheel
vereenigen, lntusschen komt in de toelichting van Burg. en
Weth. eene zaak voor, die ik niet gaarne geheel stilzwijgend
zou zien voorbijgaan.
Bij die toelichting wordt eene opsomming gegeven van de
verschillende uitgaven, waarvoor geleend moet worden, en
daaronder treft men ook aan een bedrag van 3500.waar
omtrent tot dusver nog niet is besloten dat dit door leening
zal worden gedekt. Wat dit bedrag betreft, wensch ik mij de vrij
heid voor te behouden, te zijner tijd eene afwijkende meening
te verdedigen.
De Voorzitter. Uwe opmerking is geheel juist; het is mij
hedenmorgen ook opgevallen.
Er is wel besloten tot de uitgaaf, maar niet tot de wijze waarop
het geld zal worden gevonden. De vergissing is een gevolg
van de groote haast waarmede het stuk is opgemaakt.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Er zal nog iets aan het voorstel moeten
worden toegevoegd, nl. deze bepaling: het bedrag van rente
en aflossing van de sub 1 bedoelde leeningwordt jaarlijks
op de begrooting der gemeente gebracht en uit de inkomsten
der gemeente bestreden. Dit is een gevolg van een imperatief
voorschrift van de gemeentewet. Art. 136, laatste lid, zegt:
»Elk besluit tot het doen eener geldleening wijst de middelen
aanwaaruit de renten en aflossing der leening zullen worden
gevonden."
Gemelde bepaling zal dus aan het voorstel worden toe
gevoegd na punt 9.
De onderdeelen 1 tot en met 9 en daarna de nieuw toe
gevoegde bepaling worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Het voorstel in zijn geheel wordt daarop eveneens zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering
gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.