2 U is bepaald, ingevolge de Gemeentewet door Uwe Vergade ring behooren te geschieden. Dit nu zouden wij niet in het belang der gemeente achten. Het komt ons voor dat de betrekking van teekenaar van dien aard is, dat zij eene benoeming door een groot lichaam, als de Gemeenteraad, dat de aanspraken van hen, die daar voor in aanmerking komen, moeilijk in hun vollen omvang en naar behooren kan waardeeren, ongeraden doet zijn. Naar het ons toeschijnt is het college van Burgemeester en Wet houders met de daaraan ten dienste staande technische voor lichting van de Commissie van Fabricage en den Directeur van Gemeentewerken, daarvoor de aangewezen macht. Even eens zullen alleen Burg. en Weth. en de Commissie van Fa bricage kunnen beoordeelen, welke bezoldiging aan de ver schillende teekenaars behoort te worden toegekend. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging te besluiten, dat de benoeming der teekenaars op het Bureau van Gemeentewerken zal geschieden door Burg. en Weth. na ont vangst van eene aanbeveling der Commissie van Fabricage en dat hunne bezoldiging, mits blijvende binnen de perken der daar voor op de begrooting uitgetrokken gelden, eveneens door Burg. en Weth. na ingewonnen advies der Commissie van Fabricage zal worden geregeld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 7. Leiden, 29 December 1900. Het hierbij aan Uwe Vergadering overgelegd adres van de Schippersvereniging »Schuttevaer" geeft ons aanleiding tot de volgende mededeelingen. Inderdaad is ons uit het door ons ingesteld onderzoek ge bleken, dat aan palen of remmingwerk op de in het adres aangegeven plaats behoefte bestaat, ten einde de schippers, die uit het Galgewater komenin staat te stellen hunne vaar tuigen vóór de Blauwpoortsbrug te houden, wat anders bij sterken Zuid-Westen wind zeer bezwaarlijk gaat. En tevens bleek ons, dat het plaatsen van palen of dukdalven niet afdoende aan de bestaande bezwaren zou tegemoet komen, maar dat bepaaldelijk een remmingwerk ter lengte van +40 Meter zou noodig zijn, om de schippers behoorlijk te helpen. Wij verwijzen U te dier zake nader naar de hierbij overgelegde Rapporten van de Commissie van I^abricage en den Algemeenen Havenmeester en naar de daaraan toegevoegde situatieteekening. Nu worden evenwel de kosten, aan de uitvoering van dat werk verbonden, door de Commissie van Fabricage geraamd op ƒ1400.Deze zouden uit den aard der zaak moeten worden gekweten uit den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarop echter op de begrooting voor 1901, in vergelijking althans met de op dien post voor '1900 uitgetrokken gelden, slechts een betrekkelijk gering bedrag beschikbaar is. En aan gezien wij nu nog slechts staan aan het begin van het dienst jaar, en het moeielijk vooruit te zeggen is, welke meer dringende onvoorziene behoeften zich alsnog in den loop van het dienst jaar zullen voordoen, kunnen wij geen vrijheid vinden Uwe Vergadering voor te stellen reeds thans over een zoo belangrijk onderdeel der uitgetrokken ƒ12512.67 te beschikken. Mitsdien geven wij U in overweging ons te machtigen, in antwoord op het ingediende adres, aan het Hoofdbestuur der Schippersvereeniging »Schuttevaer" te berichtendat bij de behandeling der begrooting voor het dienstjaar 1902 eene beslissing omtrent deze zaakwaarvan het belang door Uwe Vergadering wordt erkend, zal worden genomen, aangezien de beschikbare geldmiddelen niet veroorloven reeds thans tot een zoo belangrijke uitgave over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: het Hoofdbe stuur der Schippersvereeniging »Schuttevaer"; dat op de laatst gehouden algemeene Vergadering der Vereeniging aan hem werd opgedragen Uw College te verzoeken palen of remming werk te doen aanbrengen in het Korte Galgenwater voor de brug aan de Beestenmarkt in uwe gemeente. Van af de Nieuwe Vaart of Rijn- en Schiekade toch is het Galgenwater zeer diep en komt een schip voor de brug aan de Beestenmarkt in Uwe gemeente aan het Korte Galgenwater, dan is het zeer moeielijk, als men niet doorgelaten kan worden, te stoppen, daar voldoende palen of remmingwerk ontbreekt. Doordat de tram over de brug loopt, is het gesloten houden der brug voortdurend noodzakelijk, en waar in 1899 de brug door ruim 28000 vaartuigen is gepasseerd, zal het noodzakelijke van eenig remmingwerk om te stoppen aldaar, zeker niet nader behoeven te worden aangetoond. Adressant verzoekt Uw College beleefd maar dringend, dat eenig remmingwerk in het Korte Galgenwater voor de brug aan de Beestenmarkt in uwe gemeente worde geplaatst. Namens het Hoofdbestuur der Schippers vereeniging vSchuttevaer Smeenge, Voorzitter. Amsterdam, 5 November 1900. J. Varekamp, Secretaris. N°. 8. Leiden29 December 1900. Bij nevensgaand adres wordt door P. J. van Hoeken ver gunning gevraagd tot het hebben van rails in de Havenkade en op de Minnebroersgrachten om gebruik te mogen maken van een gedeelte der Havenkade (de voormalige scheepshelling) met afsluiting van dat terrein door middel van een houten hek. Voorts blijkt uit de bij het adres overgelegde teekeningen (in het adres zelf staat dit niet), dat adressant het voornemen heeft op het afgesloten terrein een kraan te plaatsen. Noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons college, bestaan in het algemeen tegen inwilliging van het verzoek bezwaren. Alleen zullen de te leggen rails aan de westzijde 5 Meter vroeger moeten eindigendan op de situatie is aan gegeven, opdat geene belemmering worde gebracht in het laden en lossen der schepen, die aldaar gewoon zijn aan te leggen. Voorts zullen aan de vergunning tot het leggen en hebben der rails uit den aard der zaak verschillende na te noemen voorwaarden moeten worden verbonden, ten einde de degelijkheid van het werk en een behoorlijk onderhoud van de straat te waarborgen, en ter voorkoming van belemmering van het verkeer. Eindelijk zouden Wij er de voorkeur aan geven, aangezien adressant het terrein der scheepshelling geheel wenscht af te sluiten en dit terrein dus feitelijk ten eenenmale aan het open baar verkeer zal worden onttrokken, bij Raadsbesluit te ver klaren, dat dit terrein niet meer voor den openbaren dienst bestemd is en het vervolgens aan adressant te verhuren. Dit schijnt ons regelmatiger dan het in gebruik geven van den grond tegen betaling eener zekere recognitie, te meer daar dit gebruik bezwaarlijk onder een der bepalingen der recognitie verordening zou kunnen worden begrepen. Voor het hebben der rails in gemeentegrond zal met analo gische toepassing dier verordening eene recognitie van 25. kunnen geheven worden. Wordt dan verder de huur voor de scheepshelling bepaald op ƒ100.'s jaars, dan zal het totaal door den heer van Hoeken verschuldigde bedrag ƒ125.bedragen, overeenkomende met de door de Commissie van Fabricage voorgestelde recognitie. Naar aanleiding van het laatstelijk door de Commissie van Fabricage uitgebracht rapport, waarbij deze als hare meening uitspreekt, dat het oorspronkelijk door den heer van Hoeken ingediende voorloopige plan de voorkeur verdiende boven het thans bij zijn adres overgelegde, wenschen wij nog kortelijk het volgende op te merken. Volgens dat voorloopige plan zouden de rails komen te liggen op gemeentegrondreeds aan W. A. F. Marijt ten gebruike afge staan. Nu lag het, naar het ons toescheen, niet op den weg van het Gemeentebestuur, om bij Marijt pogingen aan te wenden om van zijne vergunning afstand te doen, ten einde deze aan een ander particulier te kunnen verleenen. Ware dus de heer van Hoeken bij zijn oorspronkelijk plan geblevendan had daarop naar het ons voorkomt, niet anders dan afwijzend kunnen worden beschikt. Overigens deelen wij het bezwaar der Commissie van Fabri cage, dat bij uitvoering van dit plan het publiek verkeer in veel grootere mate zal worden belemmerd, niet, omdat ter plaatse over het geheel weinig of geen verkeer is en nog bovendien tegen zoodanige belemmering bij de op te leggen voorwaarden voldoende wordt gewaakt. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in overweging te besluiten: a) Aan P. J. van Hoeken, alhier, tot wederopzeggenstoe vergunning te verleenen tot het leggen en hebben van rails in de Havenkade en de Minnebroersgracht, overeenkomstig de ingediende teekening, tegen betaling eener jaarlijksche recog nitie van ƒ25.en onder de navolgende voorwaarden: 1° dat de rails aan hun westelijk uiteinde 5 Meter vroeger zullen moeten eindigen, dan de teekening aangeeft; 2° dat de rails zullen worden gelegd ten genoegen van ons college en zoodanig, dat de bovenkant van den kop der rails even hoog zal liggen als het rij vlak van de straat en van de brug over de Kijfgracht; 3° dat de sub 2° genoemde brug door de gemeente voor rekening van adressant voldoende zal worden versterkt, en, voor zooveel noodig, opnieuw zal worden geplaveid. 4° dat de straat en de brug tusschen het spoor en over eene uitgestrektheid, van 0.50 M. aan weerszijden van het spoor voor rekening van adressant door de gemeente zal worden onderhouden met toepassing van het tarief, aan de Rotter- damsche Tramwegmaatschappij in rekening gebracht, te weten ƒ0.12 per M-., vermeerderd met de kosten van het benoodigde materiaal 5° dat geen geladen of ongeladen wagens onbeheerd op den openbaren weg zullen mogen verblijven; 6° dat adressant het lossen en laden van vaartuigen aan de Havenkade ten allen tijde zal moeten gedoogenen op eerste aanzegging onzerzijds verplicht zal zijn eventueele transporten te staken 7° dat het opbreken der bestrating, de ophooging en het wederom bestraten van den oprit naar de Kijfgracht van ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 2