DONDERDAG 15 NOVEMBER 1900. 119 ben, waaraan particulieren, al is het juist niet in de bestek ken omschreven, zich houden moeten. Het belet eene con currentie, waarvan de werkman hoofdzakelijk de dupe is, en waarbij de lage inschrijving gebaseerd is op minder uit te betalen loonen. Hoe meer het regel wordt bepalingen hier omtrent op te nemen in de bestekkenhoe zuiverder de con currentie wordt." En nu ten slotte de meening van iemanddie wel geen aannemer is, maar toch. vooral in Leiden, een zeer bekend architect, n.l. den heer Knuttel. Hij heeft ook advies uitge bracht over deze zaak en hij heeft practisch eene gelijke onder vinding opgedaan. Hij schrijft: »'t Is zoolang men niet alge meen als bepaling voorschrijft, dat de loonen moeten worden uitbetaald in tegenwoordigheid der directie, zeer moeilijk zich behoorlijk op de hoogte te stellen van de feitelijk uitbetaalde loonendoch met wat goeden wil en met wat moeite kan men er toch wel het een en ander van te weten komen; en doet men die moeite, dan is ten minste mijn ondervinding, dat bij laag aangenomen of tegenvallende werken, de loonen ge drukt wordeniets wat dan steeds samen gaat met minder goed werk Maar menigmaal heb ik betreurddat geen dwang tot hoogere bezoldiging kan uitgeoefend worden." Dat is dus wel niet zoozeer een bewijs, dat de bepalingen goed werken; maar zijne ondervinding is toch, dat waar de bepa lingen niet zijnde werklieden de dupe van de te lage inschrij vingen worden. Ook zou ik kunnen aanhalen de bekende brochure van den centralen president van den R. K. Volks bond. Ook hij heeft aan verschillende aannemers een schrijven gericht met dezelfde vragen als de heer Treub. En daarop heeft o. a. geantwoord de heer Bleijs, die het kolossaal groote katholieke ziekenhuis te Amsterdam heeft gebouwd, in welk bestek de bepalingen ook opgenomen waren. Deze bekende bouwmeester nu is een en al bewondering over de werking van die bepalingen en verklaart: »Ik deel u gaarne mededat ik niet alleen ingenomenmaar zelfs een groot voorstander ben van minimumloon en maximumarbeidstijd." Ook de architect Joseph Cuypers verklaarde, dat de bepa lingen een gunstigen invloed hadden uitgeoefend, zoowel op de arbeiders als op het werk." Om te resumeeren meen ik te mogen zeggen van deze bepalingen onbekend maakt onbemind. Ik heb de vaste over tuiging dat, waar er geen reden is te onderstellen dat de werking der bepalingen hier anders zal zijn dan in andere stedende meening van de aannemers ook hier wel veran deren zal, als de bepalingen hier eenigen tijd in werking zijn geweest. Het Bestuur van den II. K. Volksbond alhier het is wel zeer bescheiden dat het dit niet gedaan heeft, had in zijn request kunnen wijzen op eigen daden en kunnen mededeelen, dat het zijn gebouw heeft opgericht evenzeer met vaststelling van minimumloon en maximumarbeidstijd in de bestekken. En toen ik gisteren den aannemer van dat werk sprak, zeide hij mij dat die bepalingen volstrekt niet verkeerd hadden gewerkt. Tot mijn groote verwondering zie ik echter zijn naam ook op de lijst van patroons, die het afkeurend adres hebben ingezonden Ik geloof de reden hier van echter te moeten zoeken in 't feitdat hij zich meer verklaart tegen aanneming van de door den Bestuurdersbond genoemde loonsminima. De heer Van Hamel. Wanneer ik het voorstel van Burg. en Weth. van nu vergelijk met dat van 1895, dan vind ik in bun conclusie eene alineawelke in dat van '1895 niet voorkomt, n. 1. omtrent de vervaardiging van onderdeelen van werk in deze gemeente, liet komt mij voor dat dit in strijd zou kunnen zijn met de bepaling in> de gemeentewet, die openbare aan besteding voorschrijft, daar dit als een beperking kan worden opgevat van eene openbare aanbesteding tot zeker terrein. In elk geval is het eene uiting van protectionisme dat mij beden kelijk voorkomt. Op het oogenblik dat wij hier vergaderd zijn wordt in een andere plaats van ons land, Utrecht, eenzelfde onderwerp behandeld als ons hier bezig houdtmet dit onder scheid dat Burg. en Weth. daar voorstellen alleen bepalingen vast te stellen omtrent maximumarbeidsduur en niet ook wat minimumloon betreft. Als ik met iets zou kunnen medegaan zou het zijn, met bepaling van een maximumarbeidstijd en niet met bepaling van een minimumloon. Het komt mij voor dat dit laatste ten slotte toch leiden zal tot nadeel voor den werkman, en dan geef ik nog liever minder loon dan dat ik de werkeloosheid help bevorderen. Reeds nu is er door duurte van materialen stilstand in het bouwbedrijf; kunstmatige ingrijping in de loonen zal dien stilstand nog scherper maken een tarief, dat het gebruikelijke loon te boven gaat sluit werklieden, die langzamer werken en daarom minder per uur waard zijn, uit. Het doel van de adressen die zijn ingekomen is voor mij blijkbaar, dat het de adressanten niet te doen is om als minimumloon vast te stellen hetgeen op dit oogenblik als het gebruikelijk loon wordt uitbetaald maar dat het te doen is om hooger loon. Het ligt niet op den weg van de gemeente om het loon te drukken, maar het ligt ook niet op haar weg om het loon kunstmatig te verhoogen, en hooger te fixeeren dan door de gewone patroons wordt betaald. Ik zal dus stemmen tegen het voorstel van Burg. en Weth. De heer Drucker. De beteekenis van het bij ons ingekomen adres is zooeven nog door den heer Aalberse tot hare juiste afmetingen teruggebracht. De adressanten komen voornamelijk op tegen een bepaalde formuleering van de bepalingen, niet tegen de bepalingen in het algemeen. Uit persoonlijke ervaring, uit den tijd toen ik zitting had in den particulieren arbeids raad, is het mij bekend, dat er onder de onderteekenaars van het adres personen zijndie toen althans niet in principe gekant waren tegen de uitvoering van bepalingen, zooals door Burg. en Weth. in uitzicht worden gosteld. Ik deel de meening van den heer Pera, dat indien het mogelijk is, bij deze gelegenheid ook de arbeiders tot stiptere nakoming van hunne verplichtingen te brengen, dit zeer ge- wenscht zou zijn. Wat den maximumarbeidsduur betreft, naar aanleiding van de bedenkingen van den heer Fockema Andrese zullen wij daarover later nader kunnen spreken. Ik zou evenwel in antwoord aan dien geachten spreker al dadelijk dit willen zeggen, dat bepalingen omtrent den maximumarbeidsduur niet worden opgedrongen, zooals het min of meer door den heer Fockema Andre® wordt voorgesteld, door de geleerden aan de arbeiders. De zaak isdunkt mijdezedoor de besten onder de arbeiders, door hunne hoofdmannen, door degenen, die den ruimsten blik hebben, wordt sedert jaren met groote kracht aangedrongen op alles wat tot bekorting van den arbeisduur kan strekken, omdat zij weten, dat de zwakkere broeders telkens bezwijken voor de verleiding en zich over geven aan overmatigen arbeidsduur. De ervaring leert het iederen dag, dat naarmate het peil der arbeidende klasse stijgtde werkuren door den drang van die arbeiders zelf worden bekort. Dat wordt hun niet van buitenaf geleerd of opgedrongen, maar de ontwikkelden onder hen weten dat zelf heel goed. De heer van Kempen. De heer van Hamel heeft opgemerkt, dat hij wel zou kunnen zijn voor een maximum werktijd, maar voor een minimumloon niet. Nu staat dat met elkander in het nauwste verband. Men stelle zich b.v. voor, dat het minimumloon niet geregeld is en een laag loon wordt berekenddan is het toch onbillijk te zeggen -tegen iemand, die toch al een laag loon heeft: gij moogt geen uurtje meer werken. Dat dat in Uirecht niet is gelukt, kan ik mij best begrijpen, en het zou ook eene zeer onbillijke regeling zijn. Wanneer bet loon geregeld is, dan gaat het aan te zeggendat men niet langer mag werken dan een zeker aantal uren. Maar indien men alleen zou maken een kleinen arbeidstijd en men regelt het loon niet, dan krijgen wij een toestand, die zoo grof mogelijk onbillijk is. De heer Eerstens. M. d. V., omtrent de zaak, die ons nu bezig houdt, bestaat over het algemeen groot verschil van ge voelen. Tot mijn leedwezen zal ik dan ook niet kunnen mee gaan met het voorstel van Burg. en Weth., zooals dat hier ligt. Ik vind de beperking van de vrijheid van den arbeider en van den werkgever te groot, te ingrijpend, om deze zaak voor het vervolg zoo maar in eens in den geest, zooals Burg. en Weth dat voorstellen, te regelen. Ik gevoel echter wel iets voor het aanhouden en den grooten drang van de zijde der werklieden; en daarom zou ik wel eene concessie willen doen. Ik zou nl. wel kunnen meegaan, wanneer bij wijze van proef de regeling werd voorgesteld alléén voor den bouw van de twee groote werken, die nu in het verschiet zijn; d. z. het slachthuis en het sanatorium. Het zou kunnen zijn, dat die regeling niet beviel, en dan zou men er later weer op terug moeten komen, terwijl het dan moeilijk zou zijn een besluit, dat eenmaal genomen is, weder in te trekken. Daarom zou ik het veel beter vinden, wanneer de proef slaagde, dat telkens bij elk gemeentewerk, dat voorgenomen werd, deze bepalingen werden voorgesteld, en naar gelang van de omstandigheden al dan niet werden gewijzigd. Ik zie daarin ook niet het minste bezwaar, want zooals nu reeds blijkt, wanneer wij het voor stel van nu vergelijken met dat van '1895, dan zien wij reeds een groot verschil in het bedrag van het loon. Het zou ook kunnen zijn, dat andere bepalingen gemaakt moesten worden, hetgeen dan bij hetzelfde besluit zou kunnen gebeuren. En het voordeel dat ik er in zie is dit, dat het voor de werk lieden zeker een spoorslag zou zijn om zooveel mogelijk wat hen betreft, den gang van zaken te bevorderen. Het voorstel krijgt daardoor ook minder het karakter van een algemeene loonsverhooging. Mocht het dus gebeuren, wat ik wel niet ver wacht. dat het voorstel niet wordt aangenomen, dan zal ik zoo vrij zijn daaromtrent een amendement voor te stellen. De Voorzitter. Ik zou er niet voor zijn het voorstel van den heer Kerstens aan te nemen. Immers elke regeling is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 13