DONDERDAG 4 OCTOBER 1900. 83 De Voorzitter. Wij zullen daar zeker op letten. De lieer Fockema Andrew. Wanneer men met dien maat regel begintzal men zeker ook van gemeentewege trachten in de groote riolen eene vangst te organiseeren. Of wil men het alleen aan particulieren overlaten? De lieer Dekhuyzen. Wij zullen stellig van gemeentewege zelve de handen uit de mouwen moeten steken. Het voor naamste broeinest is in het riool onder de Langebrug bij de Papengracht en daar kunnen particulieren niet bij komen. De heer Fockema Andrew. Dat was juist mijne bedoeling. De Voorzitter. Kunnen de heereri zich vereenigen met het tarief van 5 ct. Aldus wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. X. Voorstel tot op- en inrichting van een sanatorium voor zenuwlijders op het buitengoed Rhijngeest. (Zie Ing. St. n°. 229). De heer den Houter. Het is onnoodig, dat ik na de uit voerige nota's, die ik over deze zaak heb gepubliceerd en die den Raad bekend zijn, nog nader motiveer waarom ik tot mijn spijt tegen dit punt zal moeten stemmen. Dit wilde ik alleen releveeren, maar ik wensch hieraan eene vraag vast te knoopen. En wel deze: Hebben B. en W. er over gedacht om den bouw van het Sanatorium te baat te nemen om eens een proef te nemert met de regeling van den arbeidsduur en het arbeidsloon Mij dacht, dat deze gelegenheid wel geschikt was een proef te nemen. Daarom veroorloof ik mij dit hier ter sprake te brengenmaar misschien behoort het er niet heelemaal bij. De Voorzitter. Er is juist in deze Vergadering, U was nog niet tegenwoordig, een adres ingekomen van de Kamer van Arbeid voor de Bouwbedrijven, waarbij deze hetzelfde als U in overweging geeft, doch niet alleen voor den bouw van het Sanatorium, maar ook voor andere werken. Dit adres is gesteld in handen van B. en W. en zij hopen zoo spoedig mogelijk daarop te adviseeren. Het is bekend dat het Dag. Best. een groot voorstander is van dergelijken maatregel, maar wij wenschen eerst over het ingekomen adres een volledig advies uit te brengen. De heer den FJouter. M. d. V. Mag ik U er aan herinneren, dat wat ik vroeg slechts eene proefneming betrof. Dit adres schijnt eene definitieve regeling op het oog te hebben. De Voorzitter. Ja, en er wordt nog meer in gevraagd, bijv. dat alle onderdeelen hier ook zooveel mogelijk zullen wor den vervaardigdeen onderwerp, afgescheiden van de quaestie van maximum arbeid en minimum loon. In elk geval zal vóórdat tot den bouw van het Sanatorium jvordt overgegaan, die quaestie in den Raad aan de orde worden gesteld. En wanneer men dan de regeling niet dadelijk bij alle werken wil invoeren, dan zou men kunnen voorstellen om dit bij dien bouw te doen bij wijze van proefneming. De heer van Hamel. M. d. V. Wanneer ik mij goed herinner, dan zijn reeds meermalen requesten in dien geest ingediend, maar de Raad heeft met het oog op vroegere door hem ge- nomene beslissingen, gemeend daarop geen acht te moeten slaan. De Voorzitter, De quaestie is tweemaal in den Raad geweest. In het laatst van 1894 stelden Burg. en Weth..voor dit punt te regelen in het algemeen. Dit werd toen verworpen, en daarop is men er twee jaren later nog eens op teruggekomen. Nadat het denkbeeld door Burg. en Weth. toen nogmaals sterk is gesteundwerd het andermaal door den Raad verworpen, en iater heeft de heer den Houter gezegd: ik behoud mij voor, om wanneer besloten wordt tot uitbreiding van het Krank zinnigengesticht, de regeling bij wijze van proef voor te stellen. Doch nu komt de zaak door het adres van zelf weder aan de orde, en de Raad zal, vóór den bouw van het Sanatorium, eene beslissing kunnen nemen, of hij de regeling wil in het algemeen of voor deze gelegenheid alleen als proef. De heer de Goeje. M. d. V. Moeten wij dan voor de derde maal deze zelfde zaak weder principieel gaan behandelen nadat de Raad die tweemaal heeft afgekeurd? De Voorzitter. De zaak gaat nu niet uit van Burg. en Weth. Juist uit deferentie voor den Raad, zijn wij, hoewel groote voorstanders van den maatregel, niet ten derde male met een voorstel gekomen. Maar natuurlijk is ieder vrij en de Kanier van Arbeid voor de Bouwbedrijven is zeker wel bevoegd om over eene dergelijke zaak een oordeel te vellen om een adres bij den Raad in te dienen, terwijl het ook ieder. Raadslid vrij staat, om wanneer het adres aan de orde zal zijn, eene motie in te dienen, ten einde het niet in behande ling te nemen. En wij kunnen nu op het oogenblik naar aan leiding van de opgeworpen vraag van den heer den Houter natuurlijk niet zeggen, dat een voorstel aan de orde is; de quaestie is alleen, dat de heer den Houter aanraadt daarop eens te letten. Nu zeg ik: de zaak komt van zelf aan de orde het adres zal ter sprake komen, en nu kan de Raad dat met een bot mes de keel afsnijden, maar de Raad is wel bevoegd om de zaak opnieuw te behandelen, hetzij in het algemeen, hetzij als proef. Mij dunkt dat moet ons standpunt zijn. De heer P. J. van Hoeken. Ik heb het immers wel, M. d. V., dat deze nieuw op te richten gebouwen achter het oude huis worden geplaatst of terzijde daarvan? De Voorzitter. Ja. De heer P. J. van Hoeken. Want ik herinner mij nog altijd, dat dat eene fout is geweest aan de bouwerij op »Endegeest." De Voorzitter. Daarover kan men verschillend oordeelen. De heer P. J. van Hoeken. Jawel naar mijne meening. De heer van Lidth de Jeude. Is de bedoeling van Burg. en Weth.om in al.3te lezen: /Hl,000,— in plaats van/115,000,— gelijk de commissie van financiën dat heeft voorgesteld7 De Voorzitter. Het is voor mij lood om oud ijzer; het spreekt van zelf, dat het eene raming is en nu hebben wij de som afgerond. Met inbegrip van den grond, die reeds be taald is, bedraagt de begrooting 145,000.dus wanneer die f 35,000.er af gaan, dan blijft in onzen staat maar over f 110,000.—. Nu hebben wij gezegd: f 145,000, stel in ronde cijfers f 150,000.-het is slechts een begrootings- raming, dus w;at mij betreft heb ik er niets tegen om aan het verzoek van de Commissie van Financiën te voldoen. Maar ik zeg nog eens: het is lood om oud ijzer; wat niet noodig is zal natuurlijk niet gebruikt worden. De heer van Lidth de Jeude. Het is meer een quaestie van rekening. Op de begrooting die voor ons ligt, staat een post voor onvoorziene uitgaven, en nu verhoogt U dien post om het eindcijfer af te ronden, met f 5000,Dat is eenvoudig een quaestie van vorm, maar de commissie meent, dat waar een dergelijke post bestond, verhooging niet noodig was. De Voorzitter. Het is eene raming, maar er is niets tegen. Op zichzelf is de opmerking volkomen juist, dus nemen Burg. en Weth. het voorstel van de commissie van financiën over. De heer Van Lidtii de Jeude. Dank U, M. d. V. In stemming gebracht, wordt het voorstel aangenomen met 20 tegen 2 stemmen. Voor stemmen de heeren De Vries, Kroon, Van Lidth de Jeude, J. P. J. Driessen, P. J. v. Hoeken, Hasselbach, De Goeje, Kaiser, L. Driessen, Dekhuyzen, Zaaijer, Pera, De Lange, Van Rhijn, Fockema Andreae, Van Dissel, Zillesen, Van Hamel, Korevaar -en Juta. Tegen stemmen de heeren Den Houter en A. J. v. Hoeken J.Jz. XI. Verzoek van de Hollandsc.he Electrische Spoorwegmaat schappij om verhooging van de subsidie in de kosten van aanleg en exploitatie van een net van tramwegen in de Haar lemmermeer. (Zie Ing St. n°. 217). De Voorzitter. Hierop is advies uitgebracht door de com missie van financiën om de subsidie-toezegging te beperken tot twintig jaren, gelijk in ons oorspronkelijk voorstel voor komt. Nu is natuurlijk het cijfer der te verleenen subsidie en de tijd voor hoelang altijd eenigszins willekeurig. Maar Burg. en Weth. zijn tegen het voorstel der commissie en wel om deze reden. Wat is de aanleiding tot de indiening van dit voorstel Het slecht onthaal, dat deze zaak gevonden heeft bij Ged. Staten van Z.-Holland, die, en eigenlijk niet geheel ten onrechte, hebben betoogd in hun advies, dat de gemeenten te weinig gedaan hadden. Want wanneer men de subsidies der gemeenten, tot dusver gegevenmet inbegrip van die van Leiden, reduceert tot kapitaalswaarden, dan is dat niet meer dan 64.000.waarbij van Leiden ruim f 32.000. Daarom zal er morgen in Zomerzorg eene vergadering plaats hebben van de Burgemeesters en andere belangstellenden der betrokken gemeenten, om te beraadslagen over de.vraag wat men moet doen om Gedeputeerde Staten tot andere gedachten te brengen. Er wordt natuurlijk naar gestreefd, dat de ge meentebesturen zooveel mogelijk subsidie gevenen gaan wij nu de rentegarantie tot 20 jaar beperkendan gaan Gedepu teerde Staten daarvan de kapitaalswaarde berekenen. En wat blijkt dan. Dat die kapitaalswaarde eene som vertegenwoordigt van 54.356.dat wil zeggen, dat wanneer de gemeente op dit oogenblik een kapitaal ter zijde wilde leggen, om daaruit gedurende 20 jaren jaarlijks f 4000.rente te be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 3