GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 91 INGEKOMElJr STI K KE Y. N°. 216. Leiden, '12 September 1900. De Commissie van financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er bij haar geene bedenkingen bestaan tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 1 Sept. jl. (Ing. Stukken n°. 2ü8) tot beschikbaarstelling van gelden voor de inrichting van de Rekenkamer, het bureau van den Inspecteur der Bouwpolitie en de. kamer voor de be lastingambtenaren. Zij stelt u derhalve voor dienovereenkomstig te besluiten en tot de vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 217. Leiden, 11 September 1900. Waarschijnlijk is het Uwe Vergadering bekend, dat op het lot de Provincie gericht verzoek van de Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij om eene subsidie voor den aanleg en de exploitatie van een tramnet in de Haarlemmermeer en om geving, door Gedeputeerde Staten een afwijzend praeadvies werd uitgebracht, in hoofdzaak wegens de hooge kosten van aanleg, den geringen financieelen steun, door de betrokken gemeentebesturen toegezegd en in verband daarmee, de zeer hooge subsidie, van de Provincie verlangd Door de Provinciale Staten werd evenwel in hunne vergadering van den 3en Juli 1.1. besloten de behandeling dezer zaak te verdagen tot de najaars vergadering, ten einde den betrokken gemeentebesturen in de gelegenheid te stellen alsnog krachtiger van hunne belang stelling in de totstandkoming van het net te doen blijken. Thans is door de Hollandsche Electrische Spoorwegmaat schappij nevensgaand adres bij Uwe Vergadering ingediend, met verzoek om de door U toegekende subsidie te verhoogen tot zoodanig bedragals door U wordt noodig geacht om het ongunstig praeadvies van Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland voor het subsidieeren van de genoemde tramlijnen om te zetten in een voorstel aan de Provinciale Staten tot het verleenen der gevraagde subsidie. Uit het bij dat adres gevoegde kaartje blijkt, dat het ont werp voor den aanleg der tramlijnen een wijziging heeft onder gaan in zooverre de verbindingslijn VijfhuizenHoofddorp AalsmeerUithoorn, daaruit is vervallen en daarentegen de lijn AalsmeerAmstelveen daarin is opgenomen. Tevens doen wij U opmerkendat in het bij de Provinciale Staten ingediend ontwerp, behalve bovenbedoelde lijn, ook de verbindingslijn ontbreekt van het station Hooge Rijndijk in deze gemeente met het station bij de Haven, terwijl bij de kostenberekening evenmin met de aanlegkosten van dat lijntje is rekening gehouden. Het spreekt van zelf, dat indien tot de uitvoering van het plan overeenkomstig dit ontwerp ware overgegaande gemeente Leiden ontslagen zou zijn geweest van hare verplichtingen, aangezien de voorwaardendoor haar aan de toegekende rente garantie verbondenniet geheel zouden zijn nageleefd. Op het bij het onderhavige adres gevoegde kaartje is de lijn thans overeenkomstig de door Leiden gestelde voorwaarden tot aan de Haven doorgetrokkenzooals gezegd, ontbreekt daarop evenwel de lijn Vijfhuizen—Uithoorn. Dit is daarom van veel gewicht, omdat Leiden wèl niet bij deze lijn in haar geheel, maar toch bij de totstandkoming van de verbinding Hoofd dorpAalsmeer overwegend belang heeft. Het gevaar toch is groot, dat Aalsmeer, dat thans bijna in zijn geheel te Leiden ter markt komt, door de rechtstreeksche verbinding over Amstelveen met Amsterdam, en daarentegen de volslagen afzondering van Leiden, voor deze gemeente zal verloren gaan. Zijn wij dan ook in het algemeen wel geneigd aan het ver zoek van de Hollandsche Electrische Maatschappij te voldoen en eene hoogere subsidie in den aanleg der lijnen toe te kennen, toch meenen wij, dat daarvan geen sprake zou mogen zijn, ja zelfs de gemeente zich van elke subsidie zou moeten onthouden, indien de lijn Aalsmeer—Hoofddorp niet weder in het plan wordt opgenomen. Wordt hieraan evenwel voldaan, dan gelooven wij, dat er inderdaad krachtige gronden voor pleiten om de door Leiden toegekende subsidie te verhoogen. Hoe groot de belangen zijn, voor Leiden aan de totstandkoming van het net verbonden, werd in ons vorig praeadvies breedvoerig uiteengezet. Is het in het algemeen moeielijk uit te maken, hoe groot eene sub sidie behoort te wezen, om haar met het belang der gesteunde zaak in overeenstemming te doen zijn, wij moeten toch erken nen, dat de door de gemeente Leiden toegekende subsidie in verband met de gewichtige daarbij voor haar betrokken be langen, te gering mag worden geacht. Een verhooging dier subsidie tot eene rentegarantie van 4 van een kapitaal groot 100.000.en dit voor onbepaalden tijd, komt ons bij nadere overweging alleszins gewettigd voor. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging, met intrekking van haar Besluit van 12 October 1899: Aan de Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij, gevestigd te Amsterdam, voor den aanleg en de exploitatie van een net van tramwegen in de Haarlemmermeer en omgeving en van een tramweg van Amsterdam naar Alphen, voor zoover deze wegen zijn gelegen in de Provincie Zuid-Hollandte verleenen eene doorloopende rentegarantie van 4 van een kapitaal groot f 100.000.ingaande op den dag, waarop de lijn Hoofd dorp—Leiden in volledige exploitatie zal zijn gebracht, onder de voorwaarden, verbonden aan bovengenoemd Besluit van 12 October 1899 en voorts onder uitdrukkelijke bepaling dat deze garantie alleen wordt toegekend, wanneer behalve de op de bij haar verzoek van 8 September j.l. gevoegde kaart aangegeven tramwegen, tevens worde aangelegd en geëxploi teerd de verbindingslijn Hoofddorp- Aalsmeer. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den gemeenteraad van Leiden geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Hollandsche Electrische-Spoorweg-Maat- schappij, gevestigd te Amsterdam, dat zij UEdelachtbaren verzoekt de bij besluit van 12 October 1899 toegestane subsidie voor den aanleg van tramlijnen volgens het gewijzigd ontwerp, als op bijgaande kaart is aangegeven, te verhoogen tot zoo danig bedrag als door UEdelachtbaren noodig zal geacht worden om het ongunstig praeadvies van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor het subsidieeren van genoemde tramlijnen om te zetten in een voorstel aan de Provinciale Staten tot het verleenen der gevraagde subsidie. Hetwelk doende enz. HoUandsche-Electrische-Spoorweg-Maatsehajjpij Voor den Raad van Beheer T. Sanders, Gedel. Lid. Amsterdam, 8 September 1900. N°. 218. Leiden, 18 September 1900. ündergeteekendenin Uwe vergadering van 23 Augustus jl benoemd ten einde omtrent het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 10 Augustus jl. het verslag uit te brengen, bedoeld in art. 7 der Verordening van 5 April 1894, betref fende bet bewonen van gebouwen, welke, als schadelijk voor de openbare gezondheid, voor bewoning ongeschikt zijn, heb ben de eer, het volgende te rapporteeren. Na nauwkeurige persoonlijke bezichtiging der 12 perceelen zijn wij gekomen tot dezelfde slotsom als de Commissie van geneeskundigen enz., die op U Juli '1900 haar verslag uit bracht. Ook ons komt het voor, dat de perceelen, waar over thans wordt gehandeld, ongeschikt zijn ter bewoning, en, ieder op zich zelf, ook niet door het aanbrengen van verbeteringen ter bewoning geschikt te maken zijn. Als hoofd zakelijk gebrek beschouwen wij de geringe oppervlakte en geringe kubieke inhoud der perceelen. Eene oppervlakte van ongeveer 9, 10 of 11 M2 bij een hoogte van omstreeks 2.40 of 2.50 M., evenzoo eene oppervlakte van 7.78 Ma bij eene hoogte van 2.90 M. de nauwkeurige maten zijn in het Verslag der Commissie te vinden is voor een woning on voldoende te achten. Reeds dit gebrek alleen wettigt de on bewoonbaarverklaring. Deze is te meer noodzakelijk, wanneer, gelijk bij verreweg de meeste dezer perceelen het geval is, andere ernstige gebrekenslechte toestand van vloer en dak, vochtigheid, enz., den toestand verergeren. Bespreking met de verschillende eigenaars, die door ons zijn opgeroepen en gehoord, heeft in onze zienswijze geene verandering kunnen brengen. De door hen geopperde be zwaren zijn in hoofdzaak die, welke tegen iedere toepassing der onbewoonbaarverklaring kunnen worden aangevoerd. Wat de vochtigheid der perceelen betreft deze wordt door een deel der eigenaars aan de wijze van gebruik van een aan grenzende stal en paardenslachterijdoor een ander aan min oordeelkundige hanteering der waterleidingskraan toege schreven. Op grond van een en ander geven wij IJ in overweging, het volgende besluit te nemen: De Raad der Gemeente Leiden verklaart, dat de perceelen Plattepoort nummers één tot en met twaalf, als schadelijk voor de openbare gezondheid, ongeschikt zijn voor het be wonen en dat de gebrekenwaardoor die ongeschiktheid wordt veroorzaakt, niet vatbaar zijn voor verbetering. Bepaalt dat deze perceelen door de bewoners moeten wor den ontruimd binnen acht weken, te rekenen van den dag, waarop afschrift van dit Raadsbesluit, blijkens proces-verbaal van den door Burg. en Weth. daarmede te belasten beambte, aan den eigenaar en aan den hoofdbewoner van ieder perceel zal zijn medegedeeld of aangeboden. H. L. Drucker. Th. W. van Lidth de Jeode. Dr. A. van Rhijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 1