48
DONDERDAG 31 MEI 1900.
VI. Voorstel tot onderhandsche verpachting van de aard
appeltiend te Leiderdorp.
(Zie Ing. St. n°. 121).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
VII. Rapport der raadscommissie in zake de onbewoonbaar
verklaring van de perceelen Lage Weidepoort n°. 1, 2 en 3.
(Zie Ing. St. n°. 123).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
besloten overeenkomstig de conclusie van het rapport.
VJII. Suppletoire begrooting, dienst 1899, van de Stedeliike
Werkinrichting.
(Zie Ing. St. n°. 129).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
IX. Rekening, dienst 1899, van de dienstdoende schutterij.
(Zie Ing. St. n°. 130).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
voorloopig vastgesteld.
X. Rekening, dienst 1899, van de Stadsbank van leening.
(Zie Ing. St. n°. 131).
(De heer Drucker verlaat tijdelijk de vergadering)
Wordt zonder beraadslaging en 'zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
(De heer Drucker keert in de vergadering terug).
De Voorzitter. Ik kan den heer Drucker meedeelen, dat
de Raad de rekening met algemeene stemmen heeft goed
gekeurd.
XL Verzoek van J. Rurger, om vergunning tot demping
van het gedeelte sloot, gelegen vóór de perceelen aan den
Hoogen Rijndijk nos 46, 48 en 50.
(Zie Ing. St. n°. 127).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
besloten het verzoek toe te staan overeenkomstig het advies
van Burg. en Weth.
XII. Verzoek van P. de Koster, J. Rietmeijer en H. Jorissen
te Rotterdam en H. M. Beerewout, te Hillegersberg, om goed
keuring van het door hen ingediend stratenplan voor het ter
rein aan den Maresingel, kadastraal bekend onder Sectie K
n°. 160 en 894, gemeente Leiden, overname in eigendom en
onderhoud bij de gemeente van de op dat terrein aan te
leggen straten en demping van de vóór dat terrein geleeen
Singelsloot. b
(Zie Ing. St. nn. 120).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
op besloten overeenkomstig het prae-advies van Burg. en Wette
NJII. Vaststelling van het kohier der plaatselijke directe be
lasting, dienst 1900.
(Zie Ing. St. no. 132).
De heer den Houter. Dan vorigen keer is hierbij een zeker
geval ter sprake gekomen, M. d. V.; is dat hierbij niet aan
de orde?
De Voorzitter. Wij behandelen in den regel de samen
stelling van het kohier in geheime zitting; ik kan dus straks
wel meedeelen hoe dat geval is afgeloopenmaar dan zullen
wij daarvoor toch de deuren moeten sluiten. Alleen kan
ik hier wel dit zeggen. Het is, meen ik, toen aan Burg. en
Weth. overgelaten om na onderzoek den aanslag in te vullen,
en dat is geschied overeenkomstig de mededeeling van den
heer den Houter, welke bij onderzoek gebleken is juist te zijn.
Verlangt de heer den Houter nog verdere behandeling in
besloten zitting?
De heer den Houter. Dank u, M. d V.
Het kohier wordt daarop zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord voor deze
vergadering?
De heer Pera. M. d. V., ik heb destijds behoord tot die
raadsleden, die er op hebben aangedrongendat een onderzoek
zou plaats hebben naar de voedingsmiddelen, en met groote
belangstelling heb ik nagegaan het verslag, dat wij hebben ont
vangen over de werkzaamheden van onzen Gemeente-scheikun
dige. Naar aanleiding daarvan wilde ik een paar opmerkingen
maken, die iedereen echter heeft kunnen lezen, en daarna eene
vraag doen.
Wat melk aangaat, deze bleek voor 30 vérvalscht, hetzij
door afrooming, door watertoevoeging of door beide. Er wordt
door genoemden scheikundige eene berekening gemaakt, dat
wanneer ieder burger in Leiden dagelijks een glas melk ge
bruikt, dat eene uitgave zal vorderen voor de stad Leiden
van f 12000,- aan bijgemengd water. Voorts is in de melk
aangetroffen eene groote hoeveelheid vuil, waaruit blijkt, dat
de zindelijkheid van den kleinhandel en de aard van het
toegevoegde water zeer veel te wenschen laten. Dat ten op
zichte van de melk.
Verder wordt aangaande het brood, dat vooral mijne belang
stelling altijd heeft gehad medegedeelddat veel «roombrood"
of «extra fijn brood" uiterst weinig of geen melk gezien heeft.
Tweemaal werd toevoeging van aluin aangetoond, die moet
dienen om het voor broodbereiding ongeschikt meel bruikbaar
te maken. In één brood zat kr ijt,. Wat betreft de hoeveel
heid brood, die voor hetzelfde geld wordt geleverd, is gebleken,
dat men voor 7^ cent bij den éénen bakker 510 gram ont
vangt en bij den anderen 390 of wel 340 gram; de een levert
voor 1 cent 50 gram watervrij gewoon brood, de ander 36 gram.
In de derde plaats wordt gezegd, dat de azijn veel te wenschen
overlaat; verdei', dat het er met de koffiestroop treurig uitziet
en deze voor een deel zelfs gevaarlijk is. Het bedrog in den boter-
handel is groot, zoowel door vermenging met margarine als
door toevoeging van eene hoeveelheid water. In een monster
suiker vond men 10% gips.
Naar aanleiding van die verschillende opgaven is bij mij de
vraag gerezen: wat nu verder dient te geschieden? Ik meen,
dat wij het in elk geval niet kunnen laten blijven bij een der
gelijk verslag van onzen scheikundige, maar dat naar maat
regelen moet worden omgezienom bedrog zooveel mogelijk
te keer te gaan. Gelijk bij eene veroordeeling wegens bedrog
bij boter b.v. dat feit gepubliceerd, en de bedrieger aan het
publiek bekend gemaakt wordt, dienen ook hier voorzorgen
genomenopdat men zich kan hoeden tegen nadeel en schade.
Op wat wijze dit aangelegd zal moeten worden, weet ik op
't oogenblik niet te zeggen.
Ik wensch thans slechts de aandacht op den toestand van
onze voedingsmiddelen, zooals die door genoemd verslag ter
onzer kennis is gekomen, te vestigen, err aan Burg. en Weth.
te vragen, of zij niet zoo spoedig mogelijk met voorstellen
kunnen komen, ten einde tegen al dat bedrog en geknoei
handelend op te treden. Bescherming der burgerij in deze
aangelegenheid is hoog noodig.
De Voorzitter. U zult begrijpen, dat dat verslag ook de
ernstige aandacht van Burg. en Weth. heeft getrokken. De
heeren zullen zich herinneren, dat toen op voorstel van Burg.
en Weth. tot dezen maatregel werd besloten, tevens werd be
paald, dat dat zou zijn een proef, omdat Burg. en Weth. in over
eenstemming met den hoogleeraar Wijsman van oordeel waren,
dat om te durven constateeren, dat hier noodig is eene ver
ordening op de keuring van levensmiddelen, het eerst wen-
schelijk was ons te overtuigen van den aard der levensmid
delen, die hier worden verkocht. Voor die proef werd gesteld
een termijn van twee a drie jaren. Nu moet ik zeggen, dat
Burg. en Weth. door het verslag van den Gemeente-schei
kundige den indruk hebben gekregen, dat de proef ruim
schoots aan het doel heeft beantwoord in dien zin, dat is
gebleken, dat hier noodwendig eene keuring op de levens
middelen moet komen; zoodat wij ook het voornemen hebben,
zoodra wij eenigen tijd kunnen vinden, een dergelijk voorstel
aan den Raad te doen. Mij dunkt, na de resultaten nu reeds
door het onderzoek verkregen, behoeven we dat niet nog twee
jaren voort te zetten. Maar de heer Pera zal weten, dat dit
een moeilijk onderwerp is, en dat het zeer de vraag is, of
hier zal moeten worden ingevoerd eene vrijwillige keuring,
eene vrijwillige onderwerping van de winkeliers en de inge
zetenen aan de keuring of wel eene strafverordening. Zoo
spoedig daarvoor eenige tijd is, zijn Burg. en Weth. voor
nemens om dat in overleg met de straf-commissie te bespre
ken, zoodat vermoedelijk reeds in het begin van het volgende
jaar wij krijgen nu tal van werkzaamheden, zooals het op
maken van de begrooting o. a. een voorstel tot regeling van
dit onderwerp kan worden tegemoet gezien.
De heer Pera. Dank u, M. d. V.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergade
ring gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.