DONDERDAG .8 MAART 1900, 31 Dc Burgemeester zegt, dat de oefeningen niet in de school lokalen kunnen worden gehouden lk zou willen vragenwaarom niet? Het kan zeer goed, wanneer de lokalen maar groot genoeg, zijn; er wordt binnenskamers zoovéél geschoten met Flobert buksen en daartegen is geen bezwaar. «Maar er zouden ongelukken gebeuren," zegt de voorzitter verder. Ik geloof echter, dat verreweg de geringste kans voor ongelukken bestaat bij het schijfschieten van jonge menschen, wanneer het geschiedt door de schooljeugd onder de school- tucht; dan zullen er geen ongelukken gebeuren. M. d. V., U veronderstelt, naar het schijnt, dat er onge lukken zullen plaats hebben, ook wanneer particuliere ver- eenigingen het initiatief nemen, maar in dit laatste geval is zooals u er bijvoegdet het gemeentebestuur daarvoor althans niet aansprakelijk. Maar, wanneer wij het houden dier oefeningen noodig achten en weten, dat, als wij onzen steun verleenen, de kans op ongelukken het geringst is, is het dan niet beter die hulp te verstrekken ten einde onge lukken te voorkomen, dan haar te onthouden op grond van de overweging, dat de ongelukken, die dan plaats hebben, voor rekening komen van anderen? Ik geloof, dat, wanneer de oefeningen met eenige zorg worden georganiseerd en men er slechts voor waakt, dat de jongens niet binnen de kogel baan komen en niemand schiet, tenzij de niet-schietenden achter hem staaner absoluut geen gevaar voor ongelukken bestaat; en zóóveel orde kan iemand, aan wiens zorg de schoolkinderen zijn toevertrouwd, wel houden. Nu zegt U, M. d. V., dat eene andere vraag is, of men later een subsidie kan geven voor het oprichten van schiet banen, wanneer de zaak zulk eene vlucht neemt als de voorsteller van de motie zich voorstelt. Ja, M. d. V., ik maak mij geen overmatige illusiën, maar ik meen toch, dat de zaak wel eenige vlucht zal nemen, wanneer men het onderwijs op de scholen brengt. Doet men dat echter niet, dan neemt de zaak absoluut geen vlucht en komt er van de schiet oefeningen van de jeugd niets en van die der ouderen niet veel. Men moet juist voor de jeugd het schieten gemakkelijk maken. Het is geheel iets anders of men zegtals gij zóó laat op school komt, hebt gij gelegenheid om schijf te schieten, dan of men zegt: wanneer gij u wilt oefenen in het schieten met de Flobertbuks, zorgt dan dat gij een geweer en patronen krijgt en dient dan een verzoek in om gebruik te mogen maken van de schietbanen, die op den Burcht zijn aan gelegd. Er zijn vele zaken, M. d. V., die, wanneer men wil, dat de menschen er gebruik van maken, hun moeten worden thuis gebracht, en waarmede men niet moet wTachten totdat zij ze komen halen. Zoo gaat het in den handel, en zoo is het ook met de richting in het onderwijs. Men moet beginnen met als 't ware dit onderwijs aan de kinderen te brengen waar ze eenmaal bezig zijn, op de school. Dan, wellicht, kan de zaak een vlucht nemen; maar anders is er, naar ik vrees, geen toekomst voor de schietoefeningen. Daarom wil ik mijne motie ook niet wijzigen. Wanneer de Raad zegt, dat dit eene zaak is, waarmede de gemeente niet heeft te maken, dan zal mij dat warm noch koud maken en blijft dat ter verantwoording van de leden, die tegen de motie stemmen, lk acht het van groot gewicht, dat dergelijke oefeningen in de hand worden gewerkt; en ik geloof, dat zij niet anders volledig in de hand kunnen worden gewerkt dan op de wijze, die ik voorstel. Daarom heb ik de motie inge diend en blijf ik haar handhaven. Wanneer de Raad de motie wil verwerpen, dan zeg ik: dat blijft voor uwe ver antwoording, en dan zal ik daar niet onrustig om slapen. De heer den Houter. Als het mij geoorloofd is, zou ik gaarne aan den geachten voorsteller der motie eene vraag willen doen. Ik hoop dan, dat ik door die vraag niet treed in eene herhaling van het gesprokene in eene vorige vergaderingmaar ik heb niet de gelegenheid gehad de stukken zoo grondig te lezen, dat ik mij alles nog herinner. De motie stelt voor eene gelegenheid tot oefening in het schieten te openen voor de jongens van het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool en de hoogste klassen van de lagere school. Nu wensch ik de vraag te stellen, of dan niet eene groote categorie wordt overgeslagen van jongelui, die niet op de Hoogere Burgerschool of het Gymnasium gaan, boven de twaalf jaar zijn en nog geen achttien of negentien jaar, nl. die op kantoren, ambachten, of fabrieken gaan. En zou nu werkelijk hetgeen de geachte voorsteller zich voorstelt met zijne motie te bereiken zijn, indien die groote categorie jongelui, die toch verreweg de meerderheid vormt, van die gelegenheid verstoken bleef? De heer Fockema Andrew. Wanneer ik daarop nog even mag antwoorden, dan moet ik beginnen met te zeggen, dat ik niet heb voorgesteld die gelegenheid te openen, maar alleen dat Burg. en Weth. zullen worden uitgenoodigd de mogelijk heid daarvan te overwegen. Dat zou dus altijd nog mogelijk blij ven. Ik heb alleen voorgesteld, dat de Raad zal uitspreken de wenschelijkheid in beginsel. En overigens zeker zou ik het zeer toejuichen, wanneer nog meer jongelui zich oefenden in het scherp schieten. Maar ik heb alleen van de schooljeugd gesproken, omdat men die bij de hand heeft en hun dus een begin van oefening geven kan. De personen, waarover de heer den Houter spreekt, hebben dan toch op de lagere school die oefening gehad. Ik zou er zeer voor zijn ook anderen, die niet meer school gaan, die oefening gemakkelijk te maken door het inrichten van eene schietbaan; en dan maakt de Regeering dat verder gemakkelijk door geweren en patronen te geven aan leden van schietver- eenigingen, zooals u bekend is. lk zou er zeer voor zijn, ook hun deze zaak gemakkelijk te maken; maar personen, die niet op school gaan. op school te brengen daaraan kan natuurlijk niet worden gedacht. Alleen de leerlingen van de scholen kunnen aan die oefeningen deelnemendus bereikt men niet alles, dat geef ik toe; maar wij moeten roeien met de riemen, die we in de hand hebben. De heer den Houter. Als ik het wel begrijp, ziet de voor steller zelf in, dat een groot deel van de jongelui, die hij aan de schietoefeningen zou willen doen deelnemen, door zijn voorstel buitengesloten wordt, lk durf niet met zekerheid cijfers opgeven, maar ik zou haast zeggen, dat de jongelieden, die het Gymnasium en de Hoogere Burgerschool niet bezoeken, wel tienmaal meer in aantal zullen zijn dan die, welke dat wel doen. Nu zegt de geachte voorsteller wel, dat de jonge lieden, die niet op het Gymnasium en de Hoogere Burgerschool zijn geweest, de oefeningen op de lagere school hebben gehad, maar wat zal er van die oefeningen zijn blijven hangen op den leeftijd, waarop een jong mensch een weerbaar man wordt Ik zou willen vragen of de zaak wel den omslag en de moeite waard is, die wij door dat onderzoek Burg. en Weth. op de schouders zullen leggen, wanneer het grootste gedeelte van de jongelui niet aan de oefeningen zullen kunnen deelnemen. De Voorzitter. Ik gevoel ten volle het bezwaar, dat door den heer den Houter is geopperd en dat, naar ik meen, ook reeds in de vorige vergadering is ter sprake gebracht. Het einddoel moet zijn: volksweerbaarheid. De geheele mannelijke bevolking, en misschien de vrouwelijke erbij, moet weerbaar worden. Nu zegt de heer Fockema Andreae, dat ik op de motie vooruitgeloopen ben door te betoogen, dat het. niet op den weg der gemeente ligt, deze zaak ter hand te nemen, maar het komt mij voor, dat de motie daartoe aanleiding geeft. De motie wil een onderzoek laten instellen naar de mogelijk heid «van het houden van geregelde schietoefeningen met het Flobert-geweer voor de mannelijke leerlingen van het Gym nasium, de Hoogere Burgerschool en de hoogste klasse der lagere scholen op kosten der gemeente en onder leiding van gemeentewege." Nu hebben ons onderzoek en onze over wegingen ons er toe gebracht om te zeggen: dat nooit, dat ligt niet op den weg der gemeente, dat moet uitgaan van particuliere vereenigingen, want wij hebben er geen verstand van en kunnen eene dergelijke verantwoordelijkheid niet op ons nemen, doch omdat wij de zaak zelve willen bevorderen, kan de gemeente helpend optreden. De heer Fockema Andreae zegt dat wij de gelegenheid om zich te oefenen in het schieten niet moeten laten zoeken, doch thuisbrengen. Ik zeg echter, dat wij dat niet meer behoeven te doen. Een veilig terrein, waar de leerlingen van het Gym nasium en de Hoogere Burgerschool en de marmen en jon gelingen, op wie de heer den Houter, doelde, die de school hebben verlaten en voor wie het in hooges mate noodig is die oefeningen voort te zetten, zich in het schieten kunnen be kwamen, kunnen zij krijgen op den Burcht. Waarom zal men dan nog eene wellicht kostbare inrichting op de scholen gaan maken, die bovendien want dat blijf ik volhouden ge vaar oplevert? Men kan voor de veiligheid wel afscheidingen maken, maar deze moeten al zeer hoog en dicht zijn, wil een schooljongen er niet over of doorheen kruipen. Ik meen, dat het gemeentebestuur al die verantwoordelijk- niet voor zijne rekening moet nemen. Als het eene zaak is, waarvoor het volk een warm hart heeft, laten er dan mannen gevonden worden en in de eerste plaats de heer Fockema Andreae, die zich aan het hoofd van den heldenstoet kan plaatsen die het initiatief willen nemen en dan kunnen zij rekenen op de grootst mogelijke medewerking van het gemeentebestuur. De heer Fockema Andreae. M. d. V.Het is een strijd om 's keizers baard, maar ik heb niet gezegd, dat gij op de motie vooruit liept, toen gij zeidet, dat het niet op den weg der gemeente lag de zaak ter hand te nemen, maar dat gij het deedt, toen gij traadt in een debat over de practische uitvoer baarheid en over de vraag, of de oefeningen in de school lokalen konden worden gehouden. Het kwam mij voor, dat die quaestie niet aan de orde was, maar wel de vraag of de zaak op den weg der gemeente lag. Nu heeft u verder gezegdzullen wij zulk eene kostbare zaak ondernemen? Dat is ook eigenlijk niet aan de orde. Wij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 5