28 DONDERDAG 8 MAART 1900. het geven van onderwijs wijdt." Wanneer dus de Raad ons mach tigt de tijdelijke waarneming dier lessen aan Mejuffrouw Rijke op te dragen, dan zouden Burg. en Weth. tevens willen ge machtigd zijn, om wanneer het noodig is die uren met eenige te vermeerderen, dat ook te doen. De gevraagde machtiging wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming verleend. De Voorzitter. Dit kan ik daaraan nog toevoegen, dat ik in de courant heb gelezen, dat deze benoeming reeds zou geschied zijn; maar uit de nu gedane mededeelingen blijkt, dat die benoeming nog niet was geschied en dus dat het courantenbericht onjuist was. Aan de orde is: I. Benoeming van onderwijzend personeel aan de school der Be klasse n°. 4. (Zie Ing. St. n°. 61). De Voorzitter. Mag ik de heeren L. Driessen, Hasselbach en Van Rhijn verzoeken met mij het stembureau uit te maken Benoemd worden achtereenvolgens: a. Mejuffrouw H. Landzaat, met algemeene stemmen; b. Mejuffrouw J. E. Labree, eveneens met algemeene stemmen. De Voorzitter. Ik dank de heeren voor hunne medewerking. II. Verzoek van Dr. D. De Loos, om eervol ontslag als Directeur der H. B. S. voor jongens, en leeraar in de Schei kunde aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. n°. 57). De Voorzitter. Ik stel dus voor aan Dr. De Loos met ingang van 1 Mei a. s. het gevraagd ontslag op de meest eervolle wijze te verleenen, onder dankbetuiging voor de gewichtige diensten bij de oprichting der H. B. S. en sedert gedurende vele jaren aan de gemeente bewezen. Bij acclamatie wordt het gevraagd ontslag eervol verleend. III. Verzoek van Mej. J. Vlaanderen, om eervol ontslag als le onderwijzeres aan de Meisjesschool le klasse. Zie (Ing. St. n°. 50). De Voorzitter. Hoewel het niet de gewoonte is, altijd bij het verleenen van ontslag eene dankbetuiging te voegen, geloof ik toch, dat hier ook op zijne plaats is een woord van dank aan Mej. Vlaanderen, die zoovele jaren op uit nemende wijze werkzaam is geweest aan de Meisjesschool le klasse. Bij acclamatie wordt het gevraagd ontslag eervol verleend. IV; Verzoek van J. T. C. Vonk, om terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 48). V. Verzoek van Mevrouw C. J. LeeVan Wijk, om terug betaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 51). VI. Verzoek van D. H. Pluim Mentz, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs. (Zie Ing. St. n. 58). VII. Verzoek van de Wed. J. Spanjersberg geb. M. H. Darem, om continuatie yan de huur van de benedenwoning van het perceel Nieuwsteeg 10. (Zie Ing. St. n°. 45). VIII. Verzoek van G. Los, om continuatie van de huur van het perceel Korte Mare 15, hoek Lammermarkt. (Zie Ing. St. n°. 59). IX. Voorstel tot onderhandsche verhuring van het perceel Maredijk 103 aan J. J. Van Hoeken. (Zie Ing. St. n°. 55 en 63). X. Voorstel tot openbaren verkoop van op de Stadstimmer- werf aanwezige buiten gebruik gestelde voorwerpen en mate rialen. (Zie Ing. St. n°. 52). XI. Verzoek van D. Van Leeuwen e. a., om vergunning tot demping van het gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk gelegen vóór de perceelen 21 tot en met 43. (Zie Ing. Stukken n°. 47). Worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ingewilligd of aangenomen. (Bij punt IX blijft de heer A. J. Van Hoeken J.J.zn buiten stemming). XII. Verzoek van de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij, om vergunning tot het doen dempen van een gedeelte sloot tusschen den Hoogen Rijndijk en het kadastraal perceel Sectie M n°. 936/1114 en het doen rooien van een boom. (Zie Ing. St. n°. 46). De Voorzitter. De heeren zullen hebben gezien, dat in het gedrukte stuk eene drukfout is geslopen, daar waar 1'/, meter staat, 7meter moet worden gelezen. De heer Fockema Andreae, M. de V. 1 Mag ik naar aan leiding van dit voorstel eene enkele vraag doen? Wij hebben weder twee voorstellen voor ons, waarbij aan den Raad in overweging wordt gegeven om slooten te doen dempen en daarin rioolbuizen te leggen. Nu stel ik mij altijd, wanneer ik dergelijke voorstellen voor mij krijg, de vraag, waarom dat overal elders wel mogelijk is en juist niet aan den Zoeterwoudschen singel. Die vraag heb ik voor mij zelf nooit tot oplossing kunnen brengen. Men is het er over eens, dat de toestand aan dien singel zeer slecht is, maar op de vraag, of daar niet een rioolbuis kan gelegd worden, heb ik reeds bij herhaling ten antwoord gekregen, dat dat niet mo gelijk is. Nu zou ik gaarne deze inlichting willen hebben, nl., of en waarom tegen dergelijke wijze van doen, b. v. bij dit voorstel n°. 46, geen bezwaar bestaat (De heeren Kroon en Den Ilouter komen ter Vergadering). De heer Dekhuyzen. Wanneer particulieren, wonende aan den Zoeterwoudschen singel, vragen, of de sloot vóór hun terrein gedempt en gerioleerd kan worden, zal zulk een verzoek na tuurlijk overwogen worden en er zal, geloof ik, in het alge meen wel geen bezwaar tegen zijn, dat die menschen op de eene of andere manier worden geholpen, b. v. door demping en het leggen van een duiker, zooals onder anderen gebeurd is tusschen het Philosophenpad en de zich daar bevindende bleekerij. Eene andere zaak is, of die menschen definitief kunnen ge holpen worden, of men daar ter plaatse in eens een toestand kan scheppen, die op den duur houdbaar zal wezen. Dat is eene vraag, die in het algemeen niet zoo gemakkelijk te be antwoorden is. Wanneer echter door de bewoners van den Zoeterwoudschen singel een verzoek wordt gedaan, zal de zaak onderzocht worden en dan "zal er aan gedaan worden, wat mogelijk is De heer Fockema Andreae. Ik begrijp daar dus uit, dat er geen principieel onderscheid bestaat tusschen den toestand hier en den toestand daar. De heer Dekhuyzen. Neen een principieel onderscheid is er niet. Het verzoek wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming ingewilligd. XIII. Verzoek van den Raad van Administratie der Hol- landsche IJzeren Spoorwegmaatschappij tot goedkeuring van een ingediend plan voor den bouw van een wachterswoning aan de Haarlemmertrekvaart. (Zie Ing. St. n°. 53). De heer den Mouter. M. d. V. Toen in de vergadering van 25 Januari 11. de verordening op het bouwen en sloopen gewijzigd werd, was ik tot mijn spijt niet tegenwoordig, anders zou ik getracht hebben er nog eene bepaling bij te doen opnemen. Wanneer ik mij nu veroorloof naar aanleiding van punt 13 daarover te spreken, is het niet bepaald om dit punt der agenda zelf, dat ik het doe, want ik geloof, dat de Raad niet anders kan doen dan afwijzend beschikken op het verzoek van den Raad van Administratie der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, hoewel ik van bevoegde des kundigen vernomen heb, dat de bouw nog niet zoo slecht is en men dezen wel kon laten voortgaan. Ik voor mij zou het grootste bezwaar gehad hebben tegen de hoogte van de opkamer, die wat laag is, maar, zooals deskundigen zeggen, moet de constructie niet achterstaan bij hetgeen wij in Leiden eischen. Bovendien moet men niet uit het oog verliezen, dat het bouwen op een spoordijk, waar lucht en licht vrij kunnen toetreden, iets anders is dan het bouwen in eene nauwe straat in de stad. Dit voorstel heeft er mij echter toe gebracht genoemde Verordening eens na te zien, en daarin heb ik gemist eene bepaling, dat de Raad, wanneer bijzondere gevallen zich voordoen, dispensatie van een of meer artikelen kan ver leenen. Ik heb gezien, dat Burg. en Weth in sommige ge vallen van die bepalingen kunnen afwijken en daarvan dis pensatie geven, terwijl ook de Raad in een aantal gevallen het recht daartoe bezit. In dit geval heeft de Raad echter die bevoegdheid niet. Nu is bij mij de overweging gerezen ik geef toe, dat zij op een zeer ongelegen tijd komt, omdat de gewijzigde Verordening ons hedenmorgen heeft bereikt—,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 2