20
DONDERDAG 15
FEBRUARI 1900.
de levering tegen de handelswaarde. Maar ik zou willen
vragen: wilt u den Raad den weg wijzen om de handels
waarde van gas te bepalen De gaslevering is overal in handen
van concessionarissen, of van de Gemeentebesturen; het is
dus geen handelsartikel in den gewonen zin Men gaat er niet
mede naar de markt het is geen kwestie van vraag en
aanbod. Ik zie geen kans om de handelswaarde van het gas
te bepalenwel den kostenden prijs.
De heer Fockema Andrew. Ik heb alleen bij het reeds
gezegde dit te voegen, dat ik wel het woord handelswaarde
heb gebruikt, maar dat ik daarbij ook eene andere omschrij
ving heb gevoegd, n. 1. de laagste prijs waarvoor een parti
culier gas zou leveren.
De Voorzitter. De heer Fockema Andreae heeft blijkbaar
bedoeld den normalen prijs, waarvoor door elkaar in Neder
land gas geleverd wordt.
De heer van Hamei.. M. d. V.! Ik zou wel eene kleine
wijziging in overweging willen geven in het voorslel van
Burg. en Weth.n. 1. om achter 1 April a.s. in te voegen:
en tot 1 April 1902. Het voorstel zou dan luiden
Op grond hiervan geven wij Uwe Vergadering in over
weging te besluiten
1°. dat de prijs van het gas, geleverd aan particulieren,
met ingang van 1 April a.s. en tot 1 April 1902, met 1/;
cent per M3 zal worden verhoogden zooals het verder luidt.
Dan hebben wij dit voordeel dat tegen 1 April 1902 de prijs
zoo noodig weder kan worden herziener kan dan des noods
overwogen worden of de prijs van 51/, cent zal worden ge
handhaafd zoodat we geen nieuw besluit noodig zullen hebben
'tgeen wellicht niet zoo gemakkelijk zou worden voorge
steld of uitgelokt om den prijs van 5 ct. weder terug
te krijgen.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben tegen die wijzi
ging volstrekt geen bezwaar. Onze bedoeling is het toch,
zooals reeds uit de stukken blijkt, om onmiddellijk wanneer
het eenigszins mogelijk is, den gasprijs te verlagen. Wij nemen
dus gaarne die wijziging over.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Ik zal thans het voorstel in stemming
brengen.
De heer hen Houter. M. d. V.! Is het niet wat vreemd
om nu dadelijk over een amendement te gaan stemmen,
terwijl er zelfs geene discussie over is gevoerd. Ik heb zelf
zoo dadelijk de portee van het amendement niet goed be
grepen.
De Voorzitter. De heer van Hamel heeft geen amende
ment ingediend doch slechts iets aan Burg. en Weth. in over
weging gegeven. Burg. en Weth. hadden geen bezwaar om
aan het verlangen van den heer van Hamel te voldoen; had
hij een amendement voorgesteld, dan zouden wij het hebben
overgenomen. Ik heb echter in het geheel geen bezwaar om
naar aanleiding van de aangebrachte wijziging de discussie
te heropenen. Het is mijne gewoonte niet de beraadslaging
te smoren, daarvan zou zelfs dit debat ten bewijze kunnen
strekken, want terwijl het reglement van orde voorschrijft
dat ieder lid slechts tweemaal het woord mag voerenhebben
enkele sprekers meen ik wel drie- of viermaal gesproken.
Den heer den Houter. M. d. V.Het is volstrekt niet mijne
bedoeling geweest u te beschuldigen van het smoren van een
debat, maar ik heb niet zoo dadelijk kunnen oordeelen over
de belangrijkheid van de wijziging door den heer Van Hamel
aangegeven. En nu wenschte ik te stemmen over het voorstel,
zooals dit door Burg. en Weth. aanhangig is gemaakt.
De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn toch altijd bevoegd
een wijziging in hun voorstel aan te brengenen te minder
kan dit door den Raad kwalijk worden genomen, waar de
wijziging uitgaat van een Raadslid. De zaak is overigens zeer
duidelijk. De heer van Hamel heeft met de wijziging willen
zeggen: laten wij ons niet verder aan de verhooging van
den gasprijs bindendan voor zoover nu reeds de noodzake
lijkheid daarvan kan worden geconstateerd. Nu kunt U een
amendement voorstellen om die wijziging door ons in het
voorstel gebracht er weder uit te lichten.
De heer A. J. van Hoeken J.J.z. M. d. V.! Ik zie niets geen
voordeel in de wijziging. Men heeft gezegd, dat de kolenprijzen
nog meer kunnen stijgen. Gebeurt dit, welnu zonder dit amen
dement kan de Commissie in 1902 zoo noodig weder met een
voorstel komen tot verhooging van den gasprijs. Bij het oor
spronkelijke voorstel van Burg. en Weth., kan de Raad altijd
later weder bepalen, dat de prijs op het normale cijfer van
5 cent zal worden teruggebracht.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het gewijzigde voorstel van Burg. en Weth. wordt in
stemming gebracht en aangenomen met 13 tegen 10 stemmen.
Voor stemden de heeren: Drucker, Zillesen, Dekhuyzen,
Fockema Andreae, van Lidth de Jeude, Zaayer, van Dissel,
De Goeje, Juta, Korevaar, De Vries, van Hamel en Kroon.
Tegen stemden de heeren: A. J. van Hoeken J.JzDe Lange,
van Kempen, Pera, P. J. van Hoeken, Aalberse, Den Houter,
Kerstens, J. P. Driessen en Kaiser.
De Voorzitter. Aan de orde is nu:
XV. Voorstel van den heer A. J, Van Hoeken JJz., tot
wijziging van de verordening op de heffing van eene plaat
selijke directe belasting.
(Zie Ing. St. n°. 107, 144, 169 en 239 van 1898 en 5, 22 en
35 van 1900).
Ik vermoeddat daarover wel het een en ander zal worden
gezegd. Zijn de heeren bereid door te gaan? Ik ben van mijn
kant daartoe wel bereid, maar er zal vermoedelijk veel over
te spreken zijn. Zou daarvoor ook een aparte dag kunnen
worden aangewezen? Er zijn nog twee onderwerpen op de
agenda: de motie van den heer Fockema Andreae en het
voorstel van den heer van Hoeken. Nu ben ik volkomen bereid
de volgorde der agenda te blijven volgen, maar dat wij niet
klaar komen is zeker en dan zullen we in de discussie blijven
steken. Maar ik laat het gaarne aan de vergadering over;
mijn dag is er geheel aan gewijd wil de vergadering tot
van avond elf uur voortgaan, mij goed. Misschien zou het
echter beter wezen voor deze zaakdie eene geheele zitting
vereischt, een aparten dag te nemen. Het zou mij alleen
daarom spijten, omdat ik vermoed, dat de voorzitter der
commissie voor de financiën juist heden zeer goed kan, en
anders misschien door kamerzitting zal worden verhinderd.
Maar daartegenover staat, dat ik met den heer Drucker in
overleg zou kunnen tredenwanneer 't hem schikt. Anders
zou ik zeggen, laten wij, hetgeen waarschijnlijk wel kan, de
motie van den heer Fockema Andreae behandelen. En
wat wil de voorsteller zelf?
De heer A. J. van Hoeken J.J.z. De Raad zou wel kunnen door
gaan, M. d. V. Misschien is de zaak in een korten tijd afge
handeld, wanneer Burg. en Weth. het voorstel der commissie
van finantiën overnemen.
(De heeren Den Houter en Pera verlaten de vergadering).
De Voorzitter. Ik zal dan zelf het debat inleiden. Ik ben
dat verplicht in de eerste plaats uit deferentie tegenover den
geachten voorsteller en de Commissie voor Financiën, omdat
de laatste memorie van den voorsteller en het nadere advies
der financiëele commissie nog niet zijn besproken door Burg.
en Weth. En in de tweede plaats, omdat ik het ook van be
lang acht, nu de Raad met zoo'n groot aantal stukken is
overgoten, dat nogeens duidelijk wordt gemaakt hoe de par
tijen hier tegenover elkander staan. Ik zal trachten zoo kort
mogelijk te wezen, maar ik heb nogal wat te zeggen.
Aan den Raad worden aangeboden drie stelsels. Het eerste
is dat van den heer van Hoeken, zooals zijn oorspronkelijk
voorstel luidde, behoudens eene kleine later aangebrachte
redactie-wijziging, waarop ik straks terugkom; het tweede is
het werkpian van Burg. en Weth., en het derde is de uit-
noodiging van de Commissie van Financiën om de proef, die
verleden jaar genomen is, in zijn vollen omvang te herhalen.
Ik zal dat advies het laatst behandelen, omdat het eigenlijk
is een mixtum van het voorstel van den heer van Hoeken en
het werkplan van Burg. en Weth., althans ten deele. Nu wil
ik tegenover elkander stellen het voorstel van den heer van
Hoeken en het werkplan van Burg. en Weth.
Wat wil de heer van Hoeken?
Hij wil dat bij het opmaken van het kohier door Burg. en
Weth. gehandeld wordt op de volgende wijze. Alle ingekomen
en ingevulde beschrijvingsbilletten wil hij door Burg. en Weth.
laten onderzoeken, en daarop door Burg. en Weth. na be
spreking met de Commissie van bijstand eene voorloopige be
slissing doen nemen. Eene beslissing dus zonder dat zij kennis
hebben genomen van de schriftelijke of mondelinge toelichting
van den belastingschuldige. Nadat dit voorloopige oordeel is
geveld, wil de heer van Hoeken, dat wij, wanneer wij van
oordeel zijn, dat de aangifte onvoldoende of te laag gedaan
isof er in het geheel geene aangifte is gedaanden belas
tingschuldige kennis zullen geven van ons voornemen om zijne
aangifte te verhoogen of wanneer geene aangifte is gedaan op
welk bedrag die zal worden voorgesteld. Wanneer dan een
onderhoud heeft plaats gehad of nadat de schriftelijke toelich
ting is overwogenzal men na bespreking met de Commissie
van bijstand komen tot het opmaken van het kohier.
Nu is het werkplan van Burg. en Weth. dit: Wij willen
geen voorloopige beslissing nemen, ons niet een voorloopig
oordeel vormenvoordat wij de zaak hebben onderzocht en