16
DONDERDAG 15 EEBRUARI 1900.
die twee jaren zijn de winsten van de gasfabriek weder ge
stegen, n.l. 1892 - ƒ46,000,1893-40,000,1894-ƒ48,000,
1895 - 58,000, 1896 - ƒ65,000, 1897 ƒ62,000, 1898-
70,000. Dus hoe de heer Kaiser kan zeggendat de winst
van de gasfabriek het dubbele is van het gemiddelde der
laatste 10 jaren, begrijp ik niet. Er was reden om te ver
moeden, dat in de jaren 1890 en 1891 de prijs van de steen
kolen zich niet op het toenmalige hooge standpunt zou honden
en dus om geen verhooging van den gasprijs voor testellen.
Toen had men niet wat men nu heeft, en waar de heer Pera
terecht tegen opkomt: n.l. eene overeenkomst van de eige
naren van de mijnen, die de prijzen van de steenkolen vast
stellen. Toen was het meer een gewoon handelsartikel, dat
aan fluctuatie onderhevig was, zoodat kon worden afgewacht,
of de prijs weer tot een meer normaal cijfer zou terugkeeren.
Maar thans is dat niet het geval. Er is absoluut geen voor
uitzicht, dat de prijs van de steenkolen, althans de eerste
twee jaren, zal teruggaan. De rijzing van den steenkolenprijs
en dat ook in antwoord op een gedeelte van de rede van
den heer De Lange is niet alleen het gevolg van den oor
log in Zuid-Afrika, maar, zooals gezegd is, van de overeen
komst, een soort kongsi, van de mijneigenaren. En ook is zij
een gevolg van den zeer gunstigen, algemeenen toestand van
de industrie; hetzelfde is het geval met de ijzerprijzendie
met de steenkolenprijzen eenigszins verband houden. En nu
is het vooruitzicht, dat voor de ijzerprijzen, zoowel als voor
de steenkolenprijzen, absoluut geen kans bestaat op eenige
vermindering, want het aantal orders dat nog uitgevoerd moet
worden is zoo groot, dat vele eerst over negen maanden of
een jaar uitgevoerd zullen zijn.
De Directeur van de Gasfabriekdie tweemaal in de mijn
streek is geweest, heeft mij nog zeer onlangs gezegd: de toe
stand is door den aanhoudenden drang naar directe en snelle
aflevering zóó gespannen, dat vermoedelijk eene verdere rijzing
van de steenkolenprijzen het gevolg zal zijn. Die rijzing heeft
zelfs al plaats gehad, want indien wij nu moesten contrac
teeren voor steenkolen, dan zouden wij hoogere prijzen
moeten betalen dan waarvoor wij thans gecontracteerd hebben.
De heeren hebben mfsschien uit de couranten gezien, dat
andere gemeenten hebben moeten contracteeren tegen hoogere
prijzen dan wij zullen betalen. Commissarissen der gasfabriek,
die natuurlijk ook niet handelen zonder goed advies en zonder
voorafgegaan onderzoekhebben dus nu gezorgd, dat deze ge
meente althans voor twee jaren niet meer te betalen zal
hebben dan 10.— per ton.
U hebt, M. d. V., er reeds met een enkel woord op gewezen
dat de zoogenaamde winst van de gasfabriek eigenlijk eene
fictieve winst is, omdat de gasfabriek geene recognitie be
taalt voor het gebruik van gemeentegrond voor haar buizennet,
eene recognitie die door de groote lengte van het buizennet
en de zijtakken heel wat zou opbrengen.
Bovendien heeft de gasfabriek in gebruik een zeer groot
terrein, geheel gemeentegrond, waarvoor zij ook niets aan
huur betaalt, evenmin als voor de woning van den Directeur.
Indien voor dat alles behoorlijk, zooals eigenlijk eene goede rege
ling zoude medebrengen, aan de gemeente moest worden betaald,
dan twijfel ik zeer of de gas verbruikers het voorrecht zouden
gehad hebben om zoovele jaren gas te gebruiken tegen den
laagsten prijs, welke in Nederland wordt betaald.
De heer De Lange heeft gezegd, dat men tegenover de
gasverbruikers recht en billijkheid moet betrachten: welnu,
dat is hier altijd in ruime mate geschied, en als men de zaak
eens van meer nabij gaat bezienzal men ervaren dat niet
de gasverbruikers reden hebben om te klagen over eene
verhooging van den gasprijs met een 1/„ cent, maar eerder
nog de belastingschuldigen die geen gasverbruikers zijn,
kunnen klagen dat de gasprijs hier zoo laag is.
Toen in 1885 werd overgegaan tot eene verlaging van den
gasprijs van 8 op 6 cent, geschiedde dit op aandringen van
de Maatschappij tot bevordering van nijverheid, gesteund
door 400 ingezetenen die toen volkomen terecht voor hunne
belangen opkwamen, maar toen werd ook geconstateerd, dat
voor een prijs van 6 cent gas zou kunnen worden gebezigd
niet alleen voor verlichting maar ook voor verwarming, voor
bereiding van spijzen en voor gaskrachtmachines, waardoor
de neringdoenden hier zouden gewapend zijn tegen concur
rentie. Indien bij een prijs van 6 cent dit alles dus beschik
baar was, hoeveel te meer zal zulks waar zijn indien men
slechts 51/* cent behoeft te betalen. Bij de motiveering en
verdediging van voorstellen tot verlaging van den gasprijs
is vroeger steeds op den voorgrond gestelddat de prijs
moest verlaagd worden zoover als de omstandigheden het
toelieten, en'met behoorlijke in achtneming van de tjnan-
cieële omstandigheden, zoodat de gemeente-financiën niet in
de war werden gestuurd.
Daarbij is ook steeds uitgegaan van dit standpunt, dat het
volkomen gewettigd was om een behoorlijk winstsaldo van de
gasfabriek te mogen behouden, ook met het oog op het niet-
betalen van eenige recognitie of kosten door de gasfabriek aan
de stad. En als argument is daarbij ook aangevoerd, dat als
naderhand blijken mocht, dat het winstsaldo van de gasfabriek
zou dalen, men het altijd in de hand had door eene kleine
verhooging van den gasprijs dat winstsaldo op het normale
cijfer terug te brengen.
Er is gesproken van eene verhooging van den gasprijs met
10 Ja, als men dat zoo hoort, dan lijkt dat eene enorme
verhoogingmaar als men goed beziet is het toch alleen een
bewijs hoe laag de gasprijs en hoe gering de verhooging is,
want in plaats van te zeggen: eene verhooging met 10
kan men ook zeggeneene verhooging van slechts een halven
cent per M8. Die halve cent vertegenwoordigt dus 10
hetgeen dus wel bewijst hoe gering de verhooging is en vooral
hoe gering de gasprijs was.
Nu wensch ik den heeren toch nog wel in overweging te
geven wat voorzichtig te zijn met verhooging van het percentage
van den hoofdelijken omslag Zooals in n°. 32 van de Ing St.
is medegedeeld en waarop ik den heer Kaiser straks nog
eene uitlegging hoop te geven zal de vermindering der-
bate zijn in '1901 42.000.hetgeen ongeveer 3/,%vanden
hoofdelijken omslag vertegenwoordigt, dat is niet gering,
waarvan de heeren zich wel allen overtuigd zullen houden
en, zooals bekend is, staat de gemeente voor vrij groote uit
gaven, die voor het meerendeel wel door kapitaalsinkomsten
kunnen worden gedekt, maar waarvan dan toch rente en af
lossing moeten worden betaald, zoodat zeer vermoedelijk het
percentage van den hoofdelijken omslag toch zal stijgen, geheel
buiten rekening latende deze verhooging van den gasprijs of
verhooging van het percentage van de inkomstenbelasting.
En men zal met mij eens zijn, dat het over het algemeen
niet wenschelijk is, hier in de gemeente dat percentage boven
het normale cijfer van 3% te doen stijgen. Ik herinner mij
van eenige jaren geleden, toen dat percentage daarboven was
gegaan ook al als gevolg van eene vermindering in de op
brengst van de gasfabriek dat dat in de gemeente eene
groote mate van ontstemming heeft teweeggebracht.
Nu wil ik nog eene enkele reden meedeelen, waarom het
wenschelijk is den prijs van het gas met slechts een halve
cent te verhoogen, n 1. dat er verbruikers zijn en vrij aan
zienlijke verbruikers die niet zijn belastingschuldigen; en
daaronder noem ik iri de eerste plaats het Rijk, dat niet
minder dan ongeveer 250.000 M3 gas verbruikt, en verder de
buiten woneaden, de studenten, de Sociëteit »Minerva";
en zoo zijn er misschien nog enkelen meer, die geen belas
tingschuldigen zijn maar wel gasverbruikers. Wij zouden
dus zeer onbillijk zijn tegenover de belastingschuldigen in
Leiden, wanneer wij hen lieten opbrengen voor wat we aan
het Rijk en aan die andere gasverbruikers cadeau gaven.
Maar ik zeg nogmaals: als wij den prijs met een 1/i cent
verhoogen ik had eerder gedacht dat men Commissarissen
een woord van waardeering zou hebben gegund, waar men
toch ziet dat andere gemeenten in gelijke omstandigheden
den gasprijs met 1 cent hebben verhoogd dan begaan wij
hoegenaamd geene onbillijkheid tegenover de gasverbruikers.
Want. wilde men zooals in andere plaatsen de gasfabriek doen
betalen voor allerlei gebruik van gemeente-eigendommen, dan
zou de gasprijs veel hooger moeten zijn. Dat dit niet geschiedt
komt dus geheel en alleen ten goede aan de gasverbruikers,
ten nadeele van de belastingschuldigen.
De cijfers door den heer Kaiser gegeven heb ik zoo precies
niet kunnen nagaan, maar ik zal eene veel eenvoudiger be
schouwing geven van de mindere winst over 1901 Meer zal
moeten worden uitgegeven voor de steenkolen 2.50 per
wagon, en aangezien wij 22400 wagons noodig hebben, is er
dus meer noodig ƒ56000—. Daarvan kan afgetrokken worden
de hoogere opbrengst van cokes ad 13400.blijft over
eene mindere winst van 42000.— Dat is de berekening
van den Directeur der Gasfabriek, waaraan ik, de heer Kaiser
boude mij dit ten goede, de voorkeur geef boven zijne bere
kening. De berekening van den Directeur is duidelijk en
dadelijk door iedereen te begrijpen.
De heer de Lange heeft gesproken van de prijzen van cokes
en koolteer.
De prijs van koolteer zal niet stijgen naarmate de prijzen
der steenkolen stijgen, want dat is een product dat geheel
afhankelijk is van de marktwaarde en van andere industrieele
omstandigheden welke geen verband houden met den prijs
der steenkolen. Den prijs daarvan te bepalen hebben wij niet
in onze hand, wij moeten ons eenvoudig houden aan den
marktprijs en die kan mede- maar ook tegenvallen. De be
grooting van de gasfabriek is eene raming die, de ondervin
ding heeft het nu weder geleerd, mede- of tegenvallen kan,
omdat verschillende bijproducten aan sterke fluctuatiën onder
hevig zijn. Zoo is het ook met de cokes. De prijs daarvan
hebben wij evenmin in de hand. Wij trachten er van te maken
wat wij kunnen, en als we 16 cents meer kunnen krijgen
per ILL. zullen wij het natuurlijk niet laten, maar wij moeten
concurreeren met andere gasfabrieken, tenminste wat betreft
den verkoop buiten Leiden. En op dien prijs kunnen wij geen