DONDERDAG 25 JANUARI 1900. 7 bedoeling zal nu wel niet zijn te spreken van kamers op zol ders, op aangebouwde keukens enz., maar wel van kamers op zolders, van aangebouwde keukens enz. Vóór «aangebouwde" zal dus het woordje »van" duidelijkheidshalve dienen geplaatst te worden. Ik heb evenwel over dit artikel nog eene opmerking van zakelijk belang. Er wordt hier nl eene tamelijk gewichtige wijziging voor gesteld die niet is toegelicht. Voorgesteld wordt om voor eenige vertrekken de minimumhoogte, die volgens de bestaande verordening moet zijn 2.90 M., te brengen op 2.20. M. Terwijl nu eene hoogte van 2.90 ruim voldoende is, mag eene hoogte van 2.20 M. niet voldoende worden geacht. In de verslagen van het uitstekende onderzoekdoor Burg. en Burg. in deze gemeente naar den woningtoestand ingesteld wordt die hoogte door hen zelf ook niet voldoende genoemd. Waar het nu privaten en bergplaatsen betreft, bestaat tegen eene hoogte van 2.20 M. niet veel bezwaardat zijn vertrekken waarin men niet lang verblijft. iYIaar met keukens is het reeds iets anders. Er zijn menschen, die een groot deel van hun leven doorbrengen in een vertrekonder den naam van keuken be kend. Ernstiger nog is mijn bezwaar ten opzichte van kamers op zoldersin den regel vertrekken waar men alleen slaapt maar, waar sommigen hun huis in verschillende gedeelten verhuren, ook wel gebezigd als woon-en slaapvertrek tegelijk. Nu heeft de ondervinding reeds aangetoonddat zolderkamers almede behooren tot de ongezondste gedeelten van eene woning. Sommigen gaan zelfs zoover van te beweren, dat zolderkamers nog wel zoo ongezond zijn als kelderwoningen. Dat is mis schien wat overdreven, maar het staat vast, dat zolderkamers niet gezond zijn om te bewonen. Wordt nu nog de hoogte, die zulk eene zolderkamer moet hebbenvan 2.90 M. op 2.20 M. gebracht, dan wordt de beschikbare hoeveelheid ruimte en lucht daar weder zooveel minder. Zolderkamers zijn in den regel toch al niet groot, wat lengte en breedte betreft. De verordening schrijft wel voor, dat er in iedere woning één vertrek moet zijn van eene zekere grootte, maar in de afmetingen van de andere vertrekken blijft men vrij. Het kan dus voorkomen, dat een zolderkamer, voor woon- en slaap vertrek dienende, niet hoog en breed is en volgens deze wij ziging betrekkelijk zeer laag. Gaarne zou ik nader worden ingelicht, welke de overwegende redenen zijn geweest, om speciaal ten aanzien van kamers op zolders zulk eene belang rijke wijziging in de hoogte voor testellen. Aanvankelijk heb ik hiertegen groot bezwaar. De Voorzitter. Dat is weder eene transactie geweest. Ik was persoonlijk voor hooge zolderkamers, maar dan geraakt men weder in andere moeielijkhederi. In de meeste aanzien lijke huizen zijn de dienstbodenkamers op zolder, en er zou een storm opsteken, wanneer de ingezetenen verplicht werden al de zolderkamers te verbouwen die geen hoogte van 2.50 M. hadden, zooals oorspronkelijk was voorgesteld. Bij wijze van transactie is toen 2.20 M. genomen. Ik vind 2.20 M. ook niet hoog, ik zou de hoogte liever op 2.50 M. bepaald hebben gezien, maar de vrees voor bovengenoemd bezwaar heeft er toe geleid om 2.20 M. aan te nemen. Nu geloof ik echter niet, dat er in deze gemeente vele zolderkamers zijn die tevens dienen als woonvertrek. Dat zal zelden voorkomen, in den regel zijn het alleen vertrekken tot slapen bestemd. De heer de Lange. De Commissie van Fabricage had, voor zoover mij bekend is, zich vereenigd met eene redactie-wijziging, die overeenkomt met wat ik hier voorlees: »De hoogte van kamers op zolders, dienstbodenkamers uitgezonderdaange bouwde keukens, privaten of bergplaatsen, moet zijn ten minste 2.50 Meter De Voorzitter. Daaraan was het bezwaar verbonden, dat dan voor dienstbodenkamers geen hoogte werd aangegeven. In de Commissie voor de Strafverordeningen wilde men absoluut niets weten van uitzonderingen. Zij meende, wanneer de hoogte werd gesteld op 2 50 meter, waar ik ook voor ben, dat dit dan ook moest gelden voor dienstbodenkamers; voor de gezondheid van de dienstboden moet evenzoo goed gewaakt worden als voor die van een ander. Bij het mondeling overleg tus- schen de Commissie van Fabricage en Burg. en Weth. werd het noodzakelijk geacht dienstbodenkamers uit te zonderen, en zoo is de redactie in het leven geroepen, die bij de Commis sie voor de Strafverordeningen geen genade kon vinden, juist om die uitzondering. De heer van Hamel. Het gemis aan hoogte wordt toch eenigszins geneutraliseerd door de grootere oppervlakte van de kamer. Er zijn meidenkamers denkbaar, die niet heel hoog zijn maar eene aardige oppervlakte hebben, en nu staat er niets omtrent de oppervlakte van de kamer bij. Maar het zou mogelijk zijn aan het bezwaar van den heer Drucker tege moet te komen door op dat punt er iets bij te voegendan zou dat bezwaar kunnen vervallen. De heer Drucker. Ik zouom misverstand te voorkomen vooraf eene vraag willen doen: dit artikel geldt alleen voor nieuwe gebouwen; dat heb ik immers goed begrepen? zoo ja, dan begrijp ik inderdaad niet, vanwaar die angst komt ten aanzien van de dienstbodenkamers. Als een nieuw huis wordt opgericht, en er wordt een dienstbodenkamer in ge maaktdan kan worden gezorgd, dat dat vertrek evenzeer voldoet aan de eischen, in het algemeen gesteld. Er is juist herhaaldelijk en naar het mij voorkomt terecht aan merking gemaaktdat zelfs in aanzienlijke woningen die dienst bodenkamers meermalen veel te wenschen overlaten. Ik zie geen reden, waarom wij juist voor dat gedeelte van den huizenbouw eene bijzondere faciliteit zouden moeten geven. Iets anders ware het wanneer het gold bestaande woningen dan is daaraan moeilijker te voldoen. Nu is er zooeven gezegd, de zoldervertrekken dienen in den regel alleen voor slaapkamer. Doch niets belet, dat men zoodanig vertrek tegelijk als woon- en slaapkamer gaat ge bruiken. Zoolang wij niet hebben eene verordening op de bewoning, is daaraan niet veel te doen. Wanneer de woningen eenmaal staan, is het naderhand in ieder geval veel moeilijker maat regelen te nemen daartegen dan er vooraf voor te zorgen; het is veel harder dan te zeggendat vertrek moogt ge niet gebruiken, dan vooraf: zoo moogt ge niet bouwen. De heer van Hamel zegt, dat de mindere hoogte misschien wordt ge neutraliseerd door de grootere ruimte. Misschien wèlmis schien ook niet; daar zegt de verordening niets van. In het bestaande art. 18 wordt in het algemeen 2.90 M. voorgeschre ven; daarbij wordt ook geen onderscheid gemaakt tusschen groote en kleine kamers. Ik voor mij meen dus, dat de hier voorgestelde belangrijke vermindering van hoogte niet vol doende is gerechtvaardigd. De Voorzitter. Ik kan daarop alleen antwoorden, dat ik 't geheel met u eens ben. Ik wil ook liever hebben 2.50 meter, wanneer daartegen geen bezwaar is voor de toekomstige huizen. Maar de Commissie voor de strafverordeningen wilde geen onderscheid makenzij vonddat wat voor den een geldt ook voor den anderen moet gelden, en wanneer de Commissie van fabricage bij hare meening blijft, die ik ook goed vind, van 2 50 meter, dan bestaat er tegen die wijziging geen bezwaar. De heer de Goeje". Is er bezwaar tegen hiervan twee alinea's te maken: eene voor de kamers en keuken, en eene voor de privaten en bergplaatsen. In de eerste kan worden bepaald '2.50 meter, en in de andere 2.20 meter. De Voorzitter. Tegen eene hoogte van 2.50 M. voor pri vaten en bergplaatsen zal wel geen bezwaar bestaan. Heeft de Commissie voor de strafverordeningen geen bezwaar in de wijziging, waardoor de hoogte van 2.20 M. wordt gebracht op 2.50 M.? De heer de Vries Neen, M. d. V. De Voorzitter. Dan stel ik voor het cijfer van 2.20 te ver anderen in 2 50 M. De heer van Dissel Moet dan de hoogte van privaten en bergplaatsen dus ook 2.50 M. zijn? De beer de Goeje. M. d. V. Juist met het oog daarop stelde ik voor om de bepaling in twee alinea's te verdeelen. De Voorzitter. U hadt het slechts in overweging gegeven maar ik heb geen bezwaar om ten behoeve van privaten en bergplaatsen eene nieuwe alinea te makenen de hoogte daarvoor te bepalen op 2 20 M. De heer Hasseldacii. Voor privaten zou ik eene hoogte van 2.20 M willen behouden zien. Wordt de hoogte ruimer gesteld, dan blijft er boven het luchtraam nog eene open ruimte over, waarin dan juist de vuile in de lucht zich bevin dende stoffen blijven zweven. De Voorzitter. Kunnen de heeren het dus goedvinden, dat het artikel wordt gesplitst, zoodat de kamers op zolders en aangebouwde keukens eene hoogte zullen moeten hebben van 2 50 M. en privaten en bergplaatsen eene hoogte van 2.20 M., terwijl de redactie aan Burg. en Weth. wordt overgelaten? Daartoe wordt bij acclamatie besloten. De artikelen 13 tot en met 19 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. XII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ter verkrij ging van plannen voor de oprichting van eene Electrische Centi ale. (Zie Ing. St. n°. 14 en 21). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange nomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 5