11
dan 15 Meter zijn of zoodanig door deur-, venster- of andere ope
ningen zijn dooi broken dat de samenhang van het overblijvende
gedeelte onvoldoende mocht worden geachten daar waar
van andere materialen dan van goed doorbakken inlandsche
baksteen wordt gebruik gemaaktnadere voorschriften te geven
in het belang der openbare veiligheid.
Voor het opvullen van zoogenaamde lattenmuren en van
de ruimte tusschen vloeren en plafonds mogen geen krullen
of andere licht brandbare stoffen, maar moet uitsluitend zee
gras of dergelijke ontbrandbare stof gebezigd worden.
Bij de bepaling van de dikte der muren wordt alleen op
het metselwerk van den eigenlijken muur, niet op de spouw
muren beraping, beklamping of eenige andere verdikking gelet.
De hoogte van alle muren wordt gemeten uit de kruin der
straal.
Boven puien moeten rusten op getrokken ijzeren of stalen
liggers, waaronder ijzeren kolommen of gemetselde penanten.
De afmetingen daarvan worden door Burgemeester en Wet
houders aangegeven.
A ut. 7.
Tusschen de artikelen 14 en 15 wordt een nieuw artikel
ingevoegd, luidende als volgt:
Art. 14a.
Bij het bouwen moeten goede en duurzame materialen op
behoorlijke wijze worden gebruikt.
Wanneer Burgemeester en Wethouders ten aanzien van
eenigen op-, her- of verbouw van oordeel zijn dat eenige con
structie onvoldoende is of muren of andere conslructiedeelen
niet de noodige sterkte hebben voor het doel waarvoor zij moeten
dienenmoeten de dienaangaande door Burgemeester en Wet
houders gegeven nadere voorschriften worden in acht genomen.
Art. 8.
De eerste alinea van arlikel 15 wordt gelezen als volgt:
De bintlagen zullen ten minste op de helft der dikte van
den muur moeten dragen en ten minste om het andere bint
behoorlijk geankerd zijn.
De laatste alinea van dat artikel wordt gelezen als volgt:
Wanneer Burgemeester en Wethouders voor de openbare
veiligheid noodig oordeelen dat de op te richten of de te her
stellen gebouwen, schoorsteenen of luchtkokers aan een of meer
der naast belendende gebouwen worden verankerd, moet de voor
geschreven verankering volgens de voorschriften van Burge
meester' en Wethouders worden aangebracht en zijn de eigenaars
of vruchtgebruikers van de belendende porceelen verplicht die
verankering te gedoogen.
Art. 9.
Tusschen de artikelen 15 en 1G wordt een nieuw artikel
ingevoegd, luidende als volgt:
Art. 15a.
Bij het stellen of verbouwen van woonhuizen moeten de
trappen, welke naar zolders leideneene ótnnenwerksche
breedte van ten minste 0.70 Al. en die welke naar woonver-
diepingen leiden eene binnenwerlcsche breedte van ten minste
0.80 lil. hebben.
De trappen moeten onder een hoek van ten minste 30 graden
terugvallen en zullen door geen wanden of schotten van hout
of van ander licht brandbaar materiaal omgeven mogen zijn.
De gangen moeten ten minste de breedte hebben van de
daarop uitkomende trappen.
Art. 10.
De zevende alinea van artikel 10 vervalt.
Art. 11.
Artikel 17 wordt gelezen als volgt:
Dakbedekkingen van gebouwen moeten geheel van niet brand
bare stof zijn.
Op bestaande gebouwen, gedekt met riet of andere licht
brandbare sloffenmag zoodanige bedekking niet hersteld of
vernieuwd worden.
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijking van deze
bepalingen toeslaan.
Art. 12.
Aan artikel 18 wordt eene alinea toegevoegd luidende als volgt
De hoogte van kamers op zoldersaangebouwde keukens
privaten of bergplaatsen, moet zijn ten minste 2.20 M.
Art. 13.
Jn artikel 24 wordt tusschen de woorden »maken" en »van"
ingevoegd s)of herstellen"
Art. 14.
De laatste zinsnede dei' eerste alinea van artikel 27 wordt
gelezen als volgt
Indien een schoorsteen tegen een muur wordt aangebouwd,
moet die muur daar ter plaatse beklampt worden ter dikte
van ten minste 0.05 Meter.
Art. 15.
De eerste zinsnede der tweede alinea van artikel 35 wordt
gelezen als volgt:
Muren van stallen moeten van den vloer tot ten minste
0.35 M. daarboven worden gemaakt van waterdicht metsel
werk; vloeren van stallen moeten van waterdicht metselwerk
in hellende richting worden gelegd en de urine worden opge
vangen in eene waterdichte goot, uitloozende in eene water
dichte kolk.
Art. 1G.
De tweede alinea van artikel 37 wordt gelezen als volgt:
De afsluitmuren moeten worden opgetrokken ter dikte van
ten minste 0.22 Meter; bij grootere hoogte dan 1.20 M., indien
Burgemeester en Wethouders zulks noodig achten, met pilasters
ter breedte van ten minste 0.33 Meter, welke niet verder van
elkander mogen verwijderd zijn dan 2.50 Meter en aan de zijde
van den openbaren weg niet meer dan 0.11 M. mogen Uitsteken.
Art. 17.
Art 45 wordt gelezen als volgt:
De eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder van een aan de
straat gelegen gebouw of erf is verplicht te zorgen:
7°. dat aan den hoofdingang daarvanof bij ontstentenis
van dien, op eene andere voor de voorbijgangers duidelijk
zichtbare plaats een op zijne aanvrage door het Bureau van
den Burgerlijken Stand opgegeven nummer ter grootte van
ten minste 55 millimeters met zwarte olieverf op licht ge-
kleurden achtergrond worde en blijve gesteld en in behoor
lijken staat blij ve onderhouden.
2°. dat wanneer dit nummer bij het verrichten van werk
zaamheden aan het gebouw of aan de plaats waar het gesteld
is, tijdelijk voorde voorbijgangers onzichtbaar mocht worden
een gelijk nummer op een andere voor de voorbijgangers
duidelijk zichtbare plaats op den muur of op de daarvóór
geplaatste schutting worde gesteld en gedurende dien tijd
aldaar aanwezig bl ij ve.
3°. dal hel gebouw of erf aan de straatzijde met geen ander
nummer blijve of worde gemerkt.
Art. 18.
Tusschen de artikelen 45 en 46 wordt een nieuw artikel
ingevoegd, luidende als volgt:
Art. 45a.
De eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder van een genum
merd gebouw of erf, aan wien Burgemeester en Weihouders
hebben kennis gegeven dat het nummer door een bij die ken
nisgeving opgeven nummer moet worden, vervangen, is ver
plicht toe te laten dat dit van wege de Gemeente geschiede,
tenzij hij daarvoor zelf wenschl te zorgenin welk geval hij
verplicht is het bestaande nummer binnen 14 dagen na de
kennisgeving door het daarbij opgegeven Ie vervangen.
Art. 19.
Artikel 59 wordt gelezen als volgt:
De overtreding van de artikelen 29, 30, 31, 32, 33, 3G,
39, 40, 45 en 45a wordt gestraft met eene geldboete van ten
hoogste vijf gulden; die van de artikelen 8 laatste alinea,
11a, 13, 14, 14a, 15, 19, 20, 27, 28, 35, 37, 38, 42, 43,
44, 46, 47, 48 en 49, met eene geldboete van ten hoogste
tien gulden; en die van de artikelen 1, 2 laatste alinea, 3
laatste alinea, Sa, eerste alinea, 3b, 4. 11 12, 15a, 16,17,18,
2021, 222324253441, 5051 en 52 met eene
geldboete van ten hoogste vijf-en-twintig gulden of hechtenis
van ten hoogste zes dagen.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen 8c Zoon.
v