10 N°. 20. Leiden, 10 Januari 1900. Wij hebben de eer U hierbij te doen toekomen eene con cept-verordening, houdende wijziging van de Verordening op het bouwen en sloopen. Door de vaststelling dezer concept-verordening zal, in af wachting van eene algeheele herziening der Bouwverordening, welke thans, met het oog op de eerlang in te voeren Woning wet, minder gewenscht is, voldaan worden aan de behoefte, welke gebleken is om enkele bepalingen aan die Verordening toe te voegen en om sommige der bestaande artikelen, welker toepassing bezwaar bleek op te leverente wijzigen. De in de Bouwverordening noodig geoordeelde wijzigingen zijn in het concept cursief gedrukt. Het nieuwe artikel 15a strekt tot vervanging van de zevende alinea van art. 16 betreffende de breedte der trappen in wo ningen. Tegen de bepaling, dat alle trappen in woonhuizen eene buitenwerksche breedte van ten minste 1 Meter moeten hebben is gebleken ernstig bezwaar te bestaanvooral voor arbeiderswoningen, terwijl deze bepaling bovendien,door voor de buitenwerksche breedte eene minimum-afmeting voor te schrijven, ondoelmatig is. Onder mededeeling, dat de bepalingen der concept-veror dening zijn onderworpen geweest aan het oordeel van Bur gemeester en Wethouders met de Commissie van Fabricage, adviseeren wij II tot vaststelling over te gaan. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. VERORDENING houdende wijziging van de Verordening op het Bouwen en Sloopen van den Hen Juli 1895. Art. 1. Tusschen de artikelen 3 en 4 der Verordening op het Bouwen en Sloopen van den Hen Juli 1895 (Gemeenteblad n°. 5) worden twee artikelen ingevoegd, luidende als volgt: Art. 3a. Ilct is verboden een hofje te bouwen of in een bestaand hofje het aantal huizen te vermeerderentenzij met vergunning van den Gemeenteraad. Onder hofje wordt verstaan de niet aan den openbaren weg gelegen maar van den openbaren weg door een open of een overdekten doorgang toegang hebbende open rvimtewaarop belendende huizen hunnen in- en uitgang hébben. Art. 3b. Het is na de inwerkingtreding dezer Verordening verboden een gebouw van hout of andere licht brandbare stoffen te maken of te hebben, tenzij met vergunning van den Gemeenteraad. Bij de inwerkingtreding dezer Verordening bestaande ge bouwen, welke van hout of andere licht brandbare stoffen zijn gemaaktmoeten binnen een door Burgemeester en Wethouders te stellen termijn worden gesloopt, tenzij de Gemeenteraad tot het hebben van een zoodanig gebouw alsnog vergunning verleent. Art. '2. Artikel 7 wordt gelezen als volgt: Bij de kennisgeving, genoemd in art. 6 sub a, moeten ge voegd worden teekeningen in dubbel op de schaal van ten minste 1 op 100. Deze teekeningen moeten aantoonende in richting der fundamenten, de constructie en de indeeling van het gebouw, de ligging en de inrichting der privaten en riolen, de dikte der muren, de hoogte der vloeren en der verdiepingen, de plaats der deuren en ramen, den voorgevel van het gebouw, den aanleg en de plaats der rookleidingen. Verder moet, uitgezonderd bij geringe inwendige verbou wing worden overgelegd een situatieteekening van het gebouw op de schaal van ten minste 1 op 250, aangevende de belen dingen tot op 10 Meter afstand van het te stellen gebouw. De teekeningen moeten ten genoegen van Burgemeester en Wethouders vervaardigd, en door de aanvragers onderteekend worden. Aan den aanvrager wordt, op zijn verzoek, kosteloos een gedagteekend bewijs van ontvangst uitgereikt. De beschikking van Burgemeester en Wethouders wordt gegeven binnen 3 weken na de inlevering van de in dit en het vorige artikel vermelde stukken. Burgemeester en Wethouders zijn evenwel bevoegd hunne beschikking tot tweemalen toe telkens voor drie weken te verdagen. Ingeval van sloopen of uitbreken volgt de beschikking van Burgemeester en Wethouders binnen acht dagen na de indiening van de daartoe strekkende kennisgeving. Wanneer Burgemeester en Wethouders niet binnen 3 weken na de tweede verdaging een besluit hebben genomen, mag met het bouwen en sloopen volgens de ingezonden teekeningen worden aangevangen. Art. 3. Tusschen de vijfde en zesde alinea van artikel 11 wordt eerie ali ma ingevoegd, luidende als volgt: Onverminderd het bepaalde sub d geldtindien een perceel aan meer dan een plein, gracht, straat of weg is gelegen, voor eiken gevel de maximumhoogte voor de perceelen aan het })lein of aan de gracht, straat of wegwaaraan de gevel staat. De zevende en achtste alinea van artikel 11 worden gelezen als volgt: De hoogte van perceelen wordt gemeten: a. bij gevels met kroonlijst van de kruin van den weg tot den bovenkant dier lijst, met, dien verstande dat eene bebou wing boven de maximumhoogte slechts dan is toegestaan, wanneer die bebouwing onder een hoek van 30 graden of meer terugvalt, daarin, tenzij met vergunning van Burge meester en Wethouders, niet meer clan één dakvenster wordt aangebrachten zulk een dakvenster geene grootere buiten werksche breedte heeft dan 1.75 M. Art. 4. Tusschen de artikelen 11 en 12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt: Art. 11a. Hel is bij het stichten of herbouwen van gebouwen op hoeken van straten verboden de gevels der gebouiven anders te stellen dan zoodanig dat zij door eene schuine of gebogen lijn van ten minste 1.50 Meter de rooilijnen der beide straten, waaraan zij gebouivd worden, verbinden. Wordt daarvoor eene schuine lijn gekozen, dan zal zij de rooilijnen der beide straten onder gelijke hoeken moeten ont moeten. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijking van deze bepalingen toestaan. Art 5. De eerste alinea van artikel 13 wordt vervangen door de volgende bepalingen Bij het stellen of herbouwen van gebouwen zal, indien onder den beganen grond geen kelder wordt gemaakt of aanwezig is, onder de houten vloeren een vloer moeten gemaakt worden van in sterke tras- of cementspecie gemetselde klinkers of van andere materialen van geen mindere dichtheid, op een onderlaag van steen Deze bepaling is ook van toepassing ingeval bij het verbou wen van een gebouw of van een gedeelte van een gebouw tevens de daarin liggende houten vloeren vernieuwd worden. Daags voordat houten vloerenwaarop de bepalingen van dit artikel van toepassing zijngesloten worden, zal daarvan aan Burgemeester en Wethouders kennis gegeven moeten worden. Art. 6. Artikel 14 wordt gelezen als volgt: De gebouwen, welke gesteld of herbouwd worden, moeten een behoorlijk fundament en een voldoend trasraam hebben. De fundamenten welke zonder heiwerk weiden aangelegd zullenwanneer de hoogte der muren niet meer bedraagt dan 4 Meter, ten minste 3 maal en indien zij meer dan 4 Meter bedraagt, ten minste 31/, maal de dikte van het opgaande muurwerk in aanleg moeten hebben en en verder met gelijke versnijdingen van 1 klesoor breedte op lagen hoogte moeten worden opgetrokken. De fundamenten, welke op eene beheide fundeering aange legd worden, zullen ten minste 2 maal de dikte van het op gaande muurwerk in aanleg moeten hebben en in gelijke versnijdingen opgetrokken worden. De bovenkant der houten fundeeringen moet ten minste 1 Meter onder N. A 1J liggen. Het trasraam moet ten minste 0 70 M. hoog zijnongeveer voor de helft onder, ongeveer voor de helft boven den beganen grond worden gemetseld van vlakke klinkers in sterke specie of andere materialen van geen mindere hardheid of dichtheid. De buitenmuren of gevels, de scheidingsmuren van aan grenzende gebouwen tot aan het dak, benevens alle balk- dragende muren, moeten tot. de eerste bovenverdieping ten minste 0.27 Meter dik zijn voor het geval zij in het geheel hooger dan 9 Meter worden. Buitenmuren of gevels, schei dingsmuren van aangrenzende gebouwen tot aan het dak, benevens alle balkdragende muren niet hooger dan 9 Meter, moeten ten minste 0.18 M. dik zijn. Van loodsen of schuren of van aangebouwde keukens, berg plaatsen of privaten moeten de mureningeval deze worden opgetrokken tot een hoogte van meer clan 4 Meterten minste 0.18 M., en ingeval zij worden opgetrokken tol een hoogte van niet meer dan 4 Meter, ten minste 0.09 Meter dik zijn. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd voor de zwaarte der muren van aan bijzonder brandgevaar blootgestelde ge bouwen als fabrieken, pakhuizen en dergelijke, zoomede voor de zwaarte en samenstelling van die murenwelke hooger Oo t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 4