104
DONDERDAG 21 DECEMBER 1899.
VII. Begrooting, dienst 1900, van het Roomsch-Katholiek
Armbestuur.
(Zie Ing. St. n°. 260).
VIII. Voorstel tot verhooging van de begrootingdienst 1899
in verband met de bestrating en rioleering van de Ooster
straat en Oosterdwarsstraat.
(Zie Ing. St. n°. 257).
IX. Voorstel tot verhooging van den post: «Rente van
tijdelijke geldleening ter voorziening in de behoefte aan kas
geld", op de begrooting dienst 1899.
(Zie Ing. St. n°. 253 en 262
X. Rapport van de Raadscommissie in zake eene eventueele
onbewoonbaarverklaring van de perceelen Kazewindsteeg 1
en Geerestraat 7.
(Zie Ing. St. n». 251).
XI. Voorstel tot onderhandsche verpachting van de opbrengst
van het grasgewas van het plantsoen, enz.
(Zie Ing. St. n°. 247).
XII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor liet door
trekken van trottoirs op Vreewijk.
(Zie Ing. St. n°. 248 en 262).
(De heer Eerstens komt ter vergadering).
XIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor" het
herstellen van een gedeelte walmuur aan de Aalmarkt.
(Zie Irjg. St. n°. 249 en 262).
Worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XIV. Verzoek van J. Vellekoop e. a. om vergunning tot het
doen dempen van het gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk,
gelegen vóór de perceelen 21 tot en met 43.
Zie Ing. St. n°. 250).
De heer Pera. Naar aanleiding van bezoeken, die mij weer
gebracht zijn, ben ik daarheen geweest, om een en ander op
te nemen. Het feit, dat de mogelijkheid bestaat, dat een
tramlijn zal worden aangelegd, geeft het Dag. Bestuur reden
voor te stellen geen toestemming te geven tot het gedane
verzoek. Het wil mij voorkomen, dat dit wel wat streng
tegenover de eigenaren van de huizen gehandeld is;tenminste
ik zie er de noodzakelijkheid niet van indat de aanleg van
een tramlijn de reden zou moeten wezen waarom het verzoek
niet zou worden toegestaan.
Evenwel, de vraag is bij mij opgekomen, of de verandering,
die daar dan plaats zou hebben, wanneer het verzoek wordt
toegestaan, de gemeente in moeilijkheid zou kunnen brengen;
wanneer b. v. de ondernemers van de geconcessionneerde
tramlijn later zouden zeggen, dat eenmaal de aanvrage is
toegestemd, toen de weg was in de tegenwoordige conditie,
terwijl dan de weg in zooveel anderen toestand zal gekomen
zijn. Zoo de gemeente daardoor in moeilijkheden kon komen,
zou het iets anders wezen; maar ik kan niet inzien, dat dat
het geval zal zijn. Vandaar dat ik de vraag in het midden
ineen te moeten brengen, of het wel noodig is, dat de toe
stemming niet wordt verleend om de redendie in de stukken
is aangegeven.
De Voorzitter. Toen wij concessie gaven om de tramlijn
te leggen, is daaraan niet verbonden de bepaling dezen weg
altijd in precies denzelfden toestand te laten. Derhalve geloof
ik, dat wij daarover met den concessionaris nooit eenige
moeite zullen hebben, die trouwens volledig de gelegenheid
blijft vinden daar de tramlijn te leggen. Maar iets anders is,
of wij onze helft van de sloot zullen afstaan om daar tuintjes
aan te leggen. Dat achten wij niet goed, want de weg is
niet zeer breed. Maar juist met het oog op de verleende con
cessie, willen wij de uitvoering daarvan mogelijk maken; of
van die tram iets komen zal, dat weten wij echter niet.
De heer Eerstens. Het komt mij voor, dat aan het plan
van requestranten toch wel tegemoet ware te komen op eene
andere manier, zoodat dan toch rekening zou worden gehouden
met de bezwaren, door de Commissie van Fabricage aange
voerd en die ook door liet Dagel. Bestuur worden gedeeld,—
nl. wanneer aan de aanvragers vergunning gegeven werd om
tuintjes aan te leggen tot op de helft van de sloot. Dan zou
tusschen de helft van de sloot en de boomen overblijven eene
breedte van 7 a 8 Meter, dus ruimte genoeg om daar de tramlijn
te leggen. En indien dat noodig of wenschelijk wordt geoor
deeld, zou daaraan voor requestranten kunnen worden ver
bonden de voorwaarde om langs de scheiding, die op de helft
van de sloot gezet wordt, een trottoir aan te leggen ter breedte
van '1| of l.j meter, juist op de manier zooals in het plantsoen.
Ik geloof, dat dan aan het verlangen van requestanten was
tegemoet gekomen en rekening was gehouden met de bezwaren,
door de Commissie van Fabricage geopperd.
De Voorzitter. U meent dus, dat het-hek zou gezet worden
op de helft van de sloot en daarvoor, evenals aan het Plant
soen en op kosten van de aanvragers, zou worden gelegd een
straatje
De heer Eerstens, Ja; M. d. V.
De heer Pera. Naar aanleiding van uw antwoord, M. d. V.,
wilde ik even opmerkendat er dus geen reden bestaat ter
wille van de tram de toestemming niet te geven. En dan
meen ik verstaan te hebben, dat u hebt gezegd, dat onze
helft van de sloot zou worden gebruikt voor het aanleggen
van de tuintjes
De Voorzitter. Dat willen zij.
De heer Pera. Dat heb ik er niet uit begrepen.
De Voorzitter. Zij vragen om over de gebeele te dempen
sloot tuintjes aan te leggen. In gewone omstandigheden zou
daartegen zeker geen bezwaar bestaan, maar ons advies is
juist afwijzend, omdat dan de ruimte voor de tramlijn te
eng wordt. Maar als het mogelijk is, dat aan het verlangen
van adressanten wordt voldaan op de wijze als door den heer
Eerstens is aangegeven, dan is dat bezwaar daarmede grooten-
deels vervallen.
De heer Dekhuyzen. De gedachte, die de Commissie van
Fabricage geleid heeft, is deze. Er is nu vrij wat ruimte
tusschen die huizen en den berm van den bebouwden rech
terkant van den Hoogen Rijndijk. Die ruimte is betrekkelijk
vrij groot, maar wanneer daarvan wordt afgetrokken de ruimte
voor de tuintjes, wanneer die eenigszins behoorlijk 'worden
aangelegd, en de ruimte, noodig voor de tramlijn, dan blijft
er niet veel over. Nu is het ons voorgekomen, dat het beste
is om van den zeer slechten toestand, waarin we op dit
oogenblik daar zijn, ineens te komen tot een zoo goed mo
gelijken toestand; en dan kan er eigenlijk van behoorlijke
tuintjes voor die huizen nauwelijks sprake wezen. Dat zijn
kwesties, M. d. V.die met het oog op de bezwaren, welke
zijn opgeworpen door de heeren Pera en Eerstens, eigenlijk
weer moeilijk op dit oogenblik precies kunnen worden uit
gemaakt. Maar wanneer men meentdat er ten slotte een
middenweg is te vinden, die practicabel is, dan zou ik willen
voorstellen, met het oog op die aangegeven wijzigingen den
toestand nogmaals te onderzoeken.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Evenals de heer Pera heb
ik ook een bezoek gekregen van een van de aanvragers en
van morgen nog een brief over dit voorstel van Burg. en
Weth. Wanneer ik goed geïnformeerd benkan het nooit de
bedoeling geweest zijn, dat de grond, gelegen tusschen de
boomen en de huizen, geheel zou worden ingericht tot tuintjes.
De bedoeling van adressanten is niets anders dan te mogen
gebruiken den gronddie tot op de helft van de te dempen
sloot vrij komt en daar een hek te plaatsen. En wat betreft
den grond, die voor de te dempen sloot ligt de heer Dekhuyzen
zegt, dat er met deze ruimte voor de tramlijn geen pad meer
overblijft, mijne meening is, dat daar tusschen het te
stellen hek en de boomen nog eene ruimte van 4 a 5 meter
breed overblijft. En dan het troittoir zooals hier wordt voorge
steld zou dan een trottoir moeten worden gelegd van de halve
breedte van de sloot, tot aan de rooilijn van de huizen, gelijk
in art. 7 der voorwaarden staat.
Het kan toch nooit de bedoeling zijn behalve dat de eigenaars
hun grond moeten afstaan, hun ook nog eens de kosten van
dit trottoir op te leggen.
De Voorzitter. Het kan zijn, dat u juist ziet; maar wat u
gezegd hebt staat niet in het adres, en u zult toegeven, dat
wij daarmede rekening hebben te houden, niet met hetgeen
adressanten later in een particulier onderhoud als hunne be
doeling te kennen geven. Er staat duidelijk in het adres, dat
men de geheele sloot wil hebben voor den aanleg van de tuintjes
en men een hek wil zetten langs den weg. Nu hebben wij
gezegd: dat kan niet volgens het advies der Commissie van
Fabricage. En ik ben het met den heer Dekhuyzen eens, dat
we een veel beteren toestand krijgen, wanneer daar een flink
trottoir wordt gelegd in plaats van die halve tuintjes, die
dan zullen loopen tot de helft van de sloot wat worden
dat voor nesten van tuintjes. De toestand wordt veel beter,
wanneer een trottoir wordt gelegd, dat dan ook in eigendom
en onderhoud zou worden overgenomen door de gemeente.
Dat is onze meening. Nu geef ik toe, dat er eene andere
meening tegenover is te stellen, die wellicht nog beter is,
maar men vraagt de cjelieele te dempen sloot te beplanten en
daartegen komen wij op.
De heer Eerstens. Ik heb het adres ook opgevat als u
M. d. V., het verzoek van requestranten is om den grond,
die vrij komt tusschen de huizen en de boomen, geheel aan