4
andermaal in overweging niet tot de door den heer van Hoeken
voorgestelde wijziging van art. 15 der Verordening over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 6. Leiden, 27 December 1890.
Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling over te leggen
het 2e Suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting,
dienst 1899, met 68 aanslagen en eene opbrengst van f 653,72.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 7. Leiden, 27 December 1899.
Reeds sinds geruimen tijd deed zich de behoefte aan uit
breiding van het politie-bureau hier ter stede dringend ge
voelen. De daarvoor in het Raadhuis bestemde localiteiten zijn
toch in den loop der tijden voor dqn dienst ten eenenmale
ontoereikend geworden, zoodat de geheele inrichting van het
bureau te wenschen overlaat. De kamer van den Commissaris
van Politie is hokkig en in den zomer zoo warm, dat het er
„in den namiddag niet is uit te houden; die van den Hoofd
inspecteur voldoet zelfs niet aan de meest bescheiden eischen
terwijl eindelijk de Inspecteurs met den klerk te zamen in één
vertrek zitten, waar tegelijk de inspecteur, belast met de
behandeling der justitiëele zaken, moet instrueeren, de inspec
teur van dienst andere personen hooren en de klerk zijn
schriftelijk werk verrichten. De werkzaamheden moeten daar
onder natuurlijk lijden en ook het geheim der instructie loopt
dientengevolge gevaar. Eindelijk is ook de wachtkamer klein
en donker.
De aangewezen weg nu om in dezen toestand verbetering
te brengen was de overbrenging van de bureelen der schut
terij uit het Raadhuis. Immers aan verplaatsing van het po
litiebureau zeil kan niet worden gedacht, daar het behoud
daarvan in het Raadhuis om meer dan een reden wenschelijk
is. Intusschen, ook de verplaatsing der schutterij bureelen moest
tot dusverre achterwege blijven, daar de gemeente niet over
daarvoor geschikte lokaliteiten kon beschikken.
Toen zich daarom onlangs de gelegenheid voordeed om
vlak tegenover het Raadhuis voor niet te hoogen prijs een
voor de schutterij geschikt pand aan te koopen, hebben wij
gemeend die gelegenheid niet te mogen laten voorbijgaan.
Tevens zou men daardoor het voordeel erlangen dat den Hoofd
inspecteur van politie in bet bovenhuis een geschikte woning
kon worden aangewezen. Immers het is van groot belang,
dat de Hoofdinspecteur van politie in bijzondere gevallen des
nachts spoedig op het bureau kan aanwezig zijn, al is ook
in normale omstandigheden zijn tegenwoordigheid daar niet
vereischt. Dit belang wordt dan ook in vele andere groote
gemeenten zoo hoog geacht, dat men daar gratis of wel tegen
geringe vergoeding in de onmiddellijke nabijheid van het
politiebureau woningen voor de hoogere beambten heeft aan
gewezen.
Deze verschillende omstandigheden en ook de overweging,
dat een gunstig op de Breestraat gelegen pand ten allen tijde
zijn waarde behoudt, deed ons dan ook, behoudens uwe
nadere goedkeuring, tot den aankoop ten behoeve der ge
meente van het pand aan de Breestraat, n°. 119, besluiten.
De koopprijs bedroeg, bij publieken verkoop, f 9050.— terwijl
de op den koop vallende kosten f 724.— hebben bedragen.
Deze gelden zullen, indien Uwe Vergadering den koop wenscht
te bekrachtigen, uit den aard der zaak door geldleening
moeten worden gevonden.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
thans in overweging aan onze handelwijze uwe goedkeuring
te verleenen en mitsdien tot den aankoop van het perceel
Breestraat n°. 119 voor den koopprijs van f 9774.met inbe
grip der kosten, te besluiten en tot de vaststelling van den
hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 8. Leiden, 29 December 1899.
Wij geven Uwe Vergadering in overweging gunstig te be
schikken op het hierbij overgelegd verzoek van Wilhelmina
Prins om terugbetaling van de helft, van het door haar als
toehoorderesse aan het Gymnasium betaalde schoolgeld, aan
gezien ons bij onderzoek gebleken is, dat adressante wegens
vertrek naar elders na den 13den December j.l. de lessen niet
meer heeft bijgewoond.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 15 December 1899.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen ondergeteekende
Wilhelmina Prins, haar verzoek om, wegens vertrek uit de
gemeente op '15 December 1899 te mogen terug ontvangen
de helft van het door haar betaalde schoolgeld a f 40,voor
het volgen der lessen in de antiquiteiten en wiskunde aan
het gymnasium te Leiden.
Hetwelk doende enz.
Wilhelmina Prins.
N°. f). Leiden, 29 December 1899.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van het Collegium
van het Leidsch Studentencorps, om het Van der Werffpark
te mogen inrichten tot feestterrein voor de aanstaande Lus
trumfeesten, hebben wij de eer U mede te deelen, dat wij
van het verzoek hebben mededeeling gedaan aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken (aangezien het park aan het Rijk
is afgestaan ten behoeve van de oprichting van academische
gebouwen) en dat Z. Exc. ons heeft bericht tegen de inwilli
ging van het verzoek geen bezwaar te hebben, mits daaraan
dezelfde voorwaarden worden verbonden, als bij Raadsbesluit
van 31 Januari 1895 werden opgelegd.
Aangezien nu ook bij ons College tegen den tijdelijken afstand
van het van der Werffpark voor het beoogde doel geen be
zwaar bestaat, geven wij Uwe Veigadering in overweging
aan het Collegium van het Leidsch Studenten Corps vergun
ning te verleenen om het Van der Werffpark in te richten
tot feestterrein voor de Lustrumfeesten van 1900, met afslui
ting van het Park op de wijze als bij vorige Lustrumfeesten
het geval was en om het feestgebouw te plaatsen aan de zijde
van de Raamsteeg tusschen het Gymnasium en de Hoogere
Burgerschool voor Meisjeseen en ander met inachtneming
der door ons te geven voorschriften en onder bepaling, dat
de kosten verbonden aan het herstellen van alle aan het Park
veroorzaakte schade ten laste komen van het Collegium.
Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden.
Aan
den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de onderge-
teekenden D. W. van fleeckeren, W. H. de Greve, M. T.
van lleloma, H. C. M. van Nispen tot Pannerden. S, Ebbinge
allen studenten aan de Rijks Universiteit te Leiden, als te,
zamen uitmakende bet Collegium Civitatis Academicae Lug-
duno-Batavae Supremum en alzoo vertegenwoordigende bet
Leidsch Studenten Corps, dat het Leidsch Studenten Corps
ter viering van het 65sle Lustrum der Leidsche Hoogeschool
behoefte heeft aan een feestgebouw,
dat het wenschelijk is zoowel voor het Corps als voor de
Leidsche burgerij, een dergelijk gebouw te plaatsen binnen
de gemeente Leiden,
dat de daarvoor benoodigde ruimte binnen de gemeente
Leiden nergens anders gevonden wordt dan in het Van der
Werffpark (vroeger Ru'ine),
dat het Leidsch Studenten Corps zich verbindt het terrein,
voor zoover dit mogelijk zal blijken in den vorigen staat te
herstellen, en ter voorkoming van beschadiging het plantsoen
in de onmiddelijke nabijheid van het feestgebouw te omrasteren,
het Corps is tevens bereid de afsluiting van het park ge
durende de voorbereidende werkzaamheden, zoodanig te plaat
sen b. v. langs de achterkant van het monument van Van
der Werlï, dat het park niet terstond voor het pubiek geheel
zal zijn afgesloten.
Redenen waarom ze Uwedelachtbaar College eerbiedig doch
dringend verzoeken, aan het Leidsch Studenten Corps de ver
gunning te verleenen, tot het plaatsen van een feestgebouw
op de in 1895 daardoor ingenomen ruimte tusschen het Gym
nasium en de H. B. S. voor meisjes en op dezelfde wijze als
dit in 1895 is geschied en met den bouw op den Uten Maart
1900 een aanvang te maken,
Tevens verzoeken zij Uw College het park te mogen om
heinen en van 1 Juni tot 8 Juli 1900 aan de vertegenwoor
digers van het Leidsch Studenten Corps het recht te verlee
nen, daarbinnen den toegang te weigeren aan iedereen (niet
tot de Leidsche politie behoorende), die daartoe van hen geen
vergunning zal hebben bekomen.
Het. Collegium voornoemd:
I). W. van Heeckeren.
W. H. de Greve.
Leiden, 8 November 1899. M. T. van Heloma.
II. C. M. van Nispen tot Pannerden.
S. Ebbinge.