102
DONDERDAG 30
NOVEMBER 1899.
schieden. Er is echter onderscheid tusschen kleederen en schoe
nen. Wat de laatste betreft, ook de Jong heeft altijd uitstekend
aan zijn verplichtingen voldaan, doch slechts voor één tijdvak.
Nu bestond bij ons, ten aanzien van de leverantie der schoenen,
de vrees dat deze wijze van aanbesteding tot ontevredenheid
aanleiding kon geven, omdat andere schoenfabrikanten
schoenverkoopers komen natuurlijk niet in aanmerking
zouden wenschen mede te dingen, en dit heeft doen besluiten
de schoenen publiek aan te besteden.
Wat de kleederen aangaat, heeft de Wed. Dondorp reeds 18
achtereenvolgende jaren op uitstekende wijze aan hare ver
plichtingen voldaan. De vraag, of de kleederen publiek of onder
hands zullen worden aanbesteed, heeft hier reeds meermalen
een uitvoerig debat uitgelokt, maar altijd is de levering met
eene groote meerderheid van stemmen aan genoemde persoon
gegevenomdat deze goed aan de verplichtingen had voldaan
en geheel op deze leverantie is ingericht. Zes jaren geleden
verklaarden deskundigen, dat de prijs niet lager kon worden,
wilde men het niet verhalen op het loon van den werkman.
Publieke aanbesteding zou dus alleen uitkomen ten nadeele
van de werklieden. Er komt nog bij, dat sedert de wolprijzen
zijn gestegen en het laken daardoor duurder is geworden.
De degelijkheid van den fabrikant, die het laken levert, geeft
echter alle waarborgen voor eene goede bediening.
Dat is de reden, waarom wij de schoenen op de gewone
wijze willen aanbes.teden en de kleederen onderhands.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
X. Vaststelling der verordeningen op de heffing en invor
dering van eene belasting onder den naam «liggeld!' in de
gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 241 en 246.)
Hierover wordt geen algemeene beraadslaging gevoerd.
Aan de orde is eerst de verordening op de heffing.
De artikelen 1 tot en met 6 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen
Beraadslaging over art. 7, luidende: »De belasting is ver
schuldigd door den schipper of den eigenaar van het vaartuig."
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Is het niet beter in
art. 7 in plaats van de woorden «door den schipper of den
eigenaar" te lezen de woorden «door den schipper of eigenaar"
zooals ook staat in de verordening tot heffing van een haven
geld? Dan kan deze bepaling geen aanleiding geven tot on
duidelijkheid.
De Voorzitter. Ik ben het geheel met den heer Fockema
Andrese eens en ik heb geen bezwaar die wijziging aan te
brengen. Ik stel daarom voor in plaats van «schipper of den
eigenaar" te lezen «schipper of eigenaar."
De bedoeling is natuurlijk, dat, wanneer er een schip in
de stad ligt, bij afwezigheid van den schipper de eigenaar
aansprakelijk is voor de belasting.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
Aldus gewijzigd wordt art. 7 zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Art. 8 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
De verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Aan de orde is de Verordening op de invordering.
De artt. 14 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, evenals daarna
de Verordening in haar geheel.
XI. Vaststelling der verordeningen op de heffing en invor
dering van eene belasting onder den naam «havengeld" in
de Gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 241 en 246).
Algemeene beraadslagingen worden niet gehouden.
Allereerst is aan de orde de Verordening op de heffing.
Artt. 1 en 2 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 3, luidende: «De belasting is ver
schuldigd door den schipper of eigenaar van het vaartuig,
hetwelk het gemeentewater binnenkomt."
De heer Aalberse. M. d. V. bij art. 7 der vorige heffings
verordening had ik eene gelijksoortige vraag willen stellen
als door den heer Fockema Andreae is gedaan. Maar bij dit
art. heb ik een nog eenigszins ander bezwaar. Dit artikel
toch moet worden beschouwd ook in verband met art. 4 der
nog volgende invorderings-verordening. Artikel 3 luidt: ode
belasting is verschuldigd door den schipper of eigenaar van
het vaartuig". Er is dus niet precies bepaald door wien van
deze twee. Maar bij poging tot overtreding cf ontduiking zal
toch moeten kunnen worden aangegeven, door wien de belas
ting verschuldigd is, daar
De Voorzitter. Ik geloof, dat de woorden «of eigenaar"
hier wel weg kunnenomdat het havengeld wordt geïnd bij
het binnenkomen, waarbij dus altijd een schipper aanwezig
zal zijn. Maar wat de heer Aalberse onjuist acht, gebeurt bij
strafverordeningen dikwijls; b. v. dat er wordt gesproken van
eigenaar of vruchtgebruiker of rechthebbende of beheerder,
dus dat verschillende personen worden aansprakelijk gesteld,
ook strafrechterlijk. In den regel zal het van de prudentie
van het Openbaar Ministerie afhangen wie van die verschil
lende personen wordt vervolgd; hij zal vervolgen dengeen,
die schuldig is. Dus in het algemeen kan men wel twee of
meer strafrechtelijk aansprakelijke personen hebben.
De woorden zijn niet weggelaten, omdat in de verorde
ningen zoo weinig mogelijk veranderingen zijn gebracht. Het
is eigenlijk eene hernieuwde vaststelling van de bestaande
verordeningen met enkele wijzigingendie volstrekt noodza
kelijk bleken. De vaststelling geschiedt nu alleen, omdat deze
verordeningen vervallen met 'l Januari a. s. Maar wil de heer
Aalberse de woorden er uit hebben, dan is het mij goed.
De heer Aalberse. Alleen dacht ik er over, M. d. V., of
de uitdrukking in art. 3 van de verordening, die op deze
volgt niet beter wasn. 1. «de schipper of die hem vervangt''
dan is er steeds maar één persoon, die aansprakelijk is. Bij
de redactie «de schipper of eigenaar" zal dit niet het geval
zijn. Maar het is alleen een vraag, 't Was mijn bedoeling niet
een voorstel tot wijziging te doen.
De Voorzitter. In Art. 3 van de Verordening op de invor
dering staat, dat «de schipper of die hem vervangt het bewijs
van betaling moet kunnen vertoonen", omdat de schipper
eens tijdelijk van boord kan wezen.
We hebben in de bepaling opgenomendat de doorvarende
schipper twee uren in de gemeente kan blijven liggen zonder
belasting verschuldigd te zijnteneinde alle gelegenheid te
geven hetgeen feitelijk nu ook al geschiedde aan de
menschen om inkoopen te doen. Aan de bekende grief is dus
tegemoet gekomen. Dat gebeurde feitelijk al zoo, maar eigen
lijk was het niet geheel overeenkomstig de verordening. Nu
zal de schipper uit zijn; dan rust de verplichting om het
bewijs van betaling te toonen ook op den mandie hem ver
vangt. Maar bij de betaling van het havengeld is de schipper
aan boord, dus hij is verantwoordelijk.
Ik zou bijna willen aanraden het zoo te laten staan, temeer
omdat de herziening dezer verordening met het oog o. a. op
de bekende bezwaren tegen de passage over de bruggen toch
in overweging zal genomen worden in den loop van het
volgende jaar. Dan moet toch ook de Verordening op het
bruggeld worden herzienwaarbij dan tevens op de redactie
van dit artikel beter kan worden gelet.
De heer Aalberse. Dank u, M. d. V;
Art. 3 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Art. 47 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De heffingsverordening in haar geheel wordt zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd.
Aan de orde is de Verordening op de invordering.
Artt. 16 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, evenals daarna
de verordening in haar geheel.
XII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 4899 (tweede lijst).
(Zie Ing. St. n°. 235).
De Voorzitter. Aangezien ik weet, dat enkele heeren
hierover het woord verlangen stel ik voor dit punt in be
sloten zitting te behandelen.
Verlangt een van de leden nog het woord voor de openbare
zitting? Niemand? Dan is de openbare vergadering
gesloten, en verander ik haar in eene met gesloten deuren.
ERRATUM. De mededeeling van den Voorzitter, opgenomen
op pag. 95 van het verslag der vorige zitting na het elfde
der overgelegde stukken, is abusievelijk daar afgedrukt in
plaats van achter het tweede overgelegde stuk.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.