100 DONDERDAG 16 NOVEMBER 1899.
Wij hebben er belang bij. dat de verbinding plaats beeft
niet door eene brug maar door een vasten steenen weg En
wat u zegt van die hekken ik geloof, dat wij de aanvragers
zouden kunnen dwingen tot het aanbrengen van eene af
scheiding tusschen het particulier en het gemeentelijk eigen
dom; die hekken zullen zij dus moeten zetten. Zij hebben
ecliter de keuze om hun gedeelte af te staan; dan wordt dat
openbare weg en door ons onderhouden. Maar zoo niet, dan
komt de afscheiding voor hunne rekening.
De heer P. J. van Hoeken. Dus als zij hun gedeelte af
staan dan wordt dat, zooals u zegt, M. d. V., openbare
straat, en zouden zij dus recht hebben op de helft van het
bedrag der kosten.
De Voorzitter. Neenwant die demping strekt alleen tot
bevoordeeling van particulier eigendom Hier geldt het niet
eene verbinding van twee stratenmaar het verleenen van
een toegang van die woningen tot den openbaren weg. Dat
is het onderscheid.
De heer Eerstens. In het adres van den heer van
Waveren kan ik maar niet lezen, dat hij vraagt de helft van
de kosten voor demping der sloot voor rekening der gemeente
te nemen. Nu vind ik het toch bedenkelijk, om wanneer
iemand een adres tot den Raad richt, hem meer te geven
dan hij vraagt.
De Voorzitter. Ik heb reeds uitgelegd hoe het met der
gelijke zaken gaat. Er wordt dan vooraf onderhandeld tus
schen het Gemeentebestuur en den particulieren aanvrager.
Nu is de heer van Waveren tot zijne aanvrage, zooals die
bij de stukken ligt, gekomen door de toezegging van Burg.
en Weth., dat zij aan den Raad zouden voorstellen de helft
der kosten door de gemeente te doen betalen. Zoo is het, en
zoo gebeurt het met tal van onderhandelingen.
De heer Eerstens Ik zou alleen daartegen nog willen
opmerken, dat ik het erg vreemd vind, dat de heer van
Waveren zijn request niet in overeenstemming heeft gebracht
met de afspraken tusschen hem en Burg. en Weth. gemaakt.
De heer de Lange. M. d. V. Ik zal over deze zaak niet
meer spreken. Alleen wil ik de aandacht van Burg. en Weth.
vestigen op een punt, dat ik ook niet geweten heb en waarop
ik dus niet vroeger de aandacht heb kunnen vestigen. De
Voorzitter zal mij, wanneer er eenige kritiek is in hetgeen
ik heb gesproken, dat ten goede willen houden. Er staat
hier, dat, zooals de heer van Waveren heeft medegedeeld, het
zijn voornemen is later tot de demping ook van de beide andere
gedeelten der sloot over te gaan. Dat was indertijd bij de
Commissie van Fabricage ook niet bekend. De Commissie heeft
toen geadviseerd, dat in de te dempen sloot een vierkanten
houten duiker zou worden gelegd van eene inwendige wijdte
van 35 c. M., dat is nu gewijzigd in 25 c. M. Nu is deze duiker
voor deze demping voldoende, om de communicatie met de
twee andere einden der sloot te onderhouden. Maar voor het
geval de heer van Waveren voortgaat met de sloot verder te
dempen, kan ik niet nalaten even te vragen, of onder de aan
dacht van den heer van Waveren is gebracht, dat dan niet
met een duiker kan worden volstaan maar een riool moet
worden gelegd? Want die houten duiker kan toch maarniet
verlengd worden, als de demping van de sloot tientallen van
meters wordt verlengd.
De heer Dekhuyzen Die duiker kruist het riooldat onder
de sloot door uit de nieuwe straat komt. Dat nieuwe riool
zou anders buitengewoon diep moeten liggen om aansluiting
te kunnen vinden met de stukjes sloot, die over drie, vier
maanden zullen worden gedempt.
De heer De Lange. Als Burg. en Weth. daarin geen
bezwaar zien voor eene demping, die misschien 60 meter
lang wordt, dan heb ik daarop niets tegen. Ik wilde er
alleen de aandacht op vestigen; anders niet
De Voorzitter. Wanneer er verder wordt gedempt, zal er
een riool moeten komen. Die duiker heeft maar een tijdelijk
karakter. Dat is ook de reden, dat wij genoegen hebben
genomen met een duiker van 25 cM.
De heer De Lange. Rest, M. d V.
Niets meer aan de orde zijnde, en niemand meer het woord
verlangende, wordt de vergadering gesloten.
Gedrukt bij J. J. GRÜEN ZOON, te Leiden.