64
DONDERDAG 12 OCTOBER 1899.
De Voorzitter. Eerst gisteren heb ik het adres van de
Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij ontvangen, en de
leden van den Raad hebben den 15den September, dus niet
pas 14 dagen geleden, kennis gekregen van het plan van de
Electrische Spoorwegmaatschappij. Nu heb ik nooit eenig
bezwaar tegen uitstel, wanneer de leden zeggen, dat zij niet
genoeg tijd hebben gehad om de stukken te bestudeeren, maar
ik geloof niet, dat men bij deze quaestie klagen kan, dat de
stukken niet tijdig genoeg zijn overgelegd en rondgedeeld. De
zaak op zich zelve is nu vrij eenvoudig, hoewel zij voor Burg.
en Weth. zeer ingewikkeld is geweest, omdat wij allerlei onder
handelingen moesten voeren, waarvoor bijna een jaar noodig
is geweest.
Thans komt een adres in van de Hollandsche IJzeren Spoor
wegmaatschappij, dat met het plan van de Electrische Spoor
wegmaatschappij absoluut niets te maken heeft. Daarom ben
ik het geheel eens met den heer Den Houter, waar hij zegt:
ik geloof dat wij beide plannen moeten ondersteunen. Dat is
ook mijne meening. De Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat
schappij beoogt eene rechtstreeksche verbinding tusschen
Amsterdam en Leiden, welke verbinding dit met het plan van
de Electrische Spoorwegmaatschappij gemeen heeft, dat zij
ook door de Haarlemmermeer gaat, met stations te Hoofddorp en
Nieuw Vennep. De Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij
zegt echter niet, dat zij een tramnet zal aanleggen aanslui
tende aan deze hoofdverbinding, neen! dat laat zij gaarne
aan anderen over.
Beide concessiën hebben dus niets met elkaar te maken.
Reeds bij een vluchtig inzien van het adres is het mij voor
gekomen, dat beide plannen voor Leiden wenschelijk zijn. Ik
kan daarom niet inzien waarom het plan, beoogende alleen
de dorpen in den omtrek van Leiden met onze stad in ver
binding te brengen, zou moeten worden uitgesteld.
Burg. en Weth. kunnen reeds dadelijk advies uitbrengen
over het adres van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat
schappij. Wij kunnen gerust de aanvraag om concessie onder
steunen bij de Regeering; wij zijn van oordeel dat die concessie
ondersteuning verdient, want het zal voor Leiden altijd goed
zijn wanneer de concessie wordt verleend. Het eene plan sluit
het andere, dat wij uitgewerkt voor ons hebben, niet uit.
Wanneer de subsidiën verkregen zijn, dan zal dit plan on
middellijk tot uitvoering komen, en dan zullen wij voor Leiden
hebben bereikt iets wat voor deze stad onmisbaar is, nl. dat
de communicatie met de dorpen, welke hier ter markt gaan,
zal worden bevorderd. En dat zal met de plannen van de
H. IJ. S. M. nooit gebeuren. Die beoogen heel wat anders:
de snelste communicatie tusschen Amsterdam en den Hoek
van Holland over Leiden. Die treinen zullen misschien Leiden
menigmaal passeeren; dus wanneer zij uit de Haarlem
mermeer en van elders personen meevoeren, dan zullen zij
die misschien brengen buiten Leiden en niet hier binnen.
Ik voor mij zou meenen, dat uitstel schadelijk is. Men weet
hoe dat gaat; wanneer men eenmaal in de> besprekingen en
onderhandelingen zit, dan duurt dat in den regel heel lang.
Het zou bovendien mogelijk zijn, ik weet het niet zeker, dat ook
in de najaarszitting van de Prov. Staten de subsidie-aanvrage
van de H. E. S. M. aan de orde wordt gesteld; ook uit dien
hoofde zou ik meenen, dat uitstel niet wenschelijk is. Ik weet
het niet zeker, maar dit weet ik wel, dat de Electr. Stoom
trammaatschappij ook subsidie van de Provincie vraagt.
Ik zie dus werkelijk niet in waarom het noodig zou zijn
deze zaak aan te houden. Alleen zou dat het geval zijn, wan
neer, zooals de meening van den heer Van Kempen schijnt
te zijn, het eene plan het andere uitsloot; wanneer men aldus
zou kunnen redeneeren: wanneer de concessie van de H. IJ. S. M.
tot stand komt, dan krijgen wij hetzelfde als hetgeen de
Electr. Stoomtrammaatschappij aanbiedt, en dan zonder sub
sidie. In dat geval zou ik de eerste zijn om te zeggen, laten
wij dit aanhouden, want. er is connexiteit. Ik vind beide
plannen goed en voor Leiden uitstekend. Ik zou meenen. dat
Burg. en Weth. in hun advies kort kunnen zijn en zeggen:
laten wij het plan van de H. IJ. S. M. steunen. Ik weet niet
eens of de plannen reeds uitgewerkt bestaanmaar wanneer
wij, zooals het plan van de H. Electrische S. M, ook dat van
de H. IJ. S. M. in de grootste finesses konden leeren kennen,
dan zal de laatste nooit kunnen aantoonen, dat dit plan het
zelfde is als wat hier wordt voorgesteld. Het is eigenlijk geen
net; het is eene rechte lijn, die Amsterdam en Leiden recht
streeks verbindt.
De heer Van Kempen. U hebt daar straks gezegd, M. d. V.,
en dat is nu niet om op iemands woorden te letten dat
Burg. en Weth. het adres slechts even hebben kunnen inzien.
Nu willen wij de gelegenheid geven aan Burg. en Weth. om
niet alleen het adres nader te kunnen inzien, maar ook om
zoo noodig met de personen te spreken. Wat is het bezwaar,
indien binnen enkele weken dat rapport komt, en de zaak
daarna in den Raad wordt uitgemaakt? Dan is er nog tijd
genoeg om dat te doen vóór de Provinciale Staten vergaderen.
Het is nu 12 October, en Provinciale Staten vergaderen in
November; dus wanneer dit met eenigen spoed kan worden
behandeld, b. v. over veertien dagen, dan is er nog tijd genoeg,
De Voorzitter. Ik zeg juist, dat wij dit adres wel dadelijk
kunnen behandelen voor zoover Burg. en Weth. betreft. Men
heeft dit stuk maar vluchtig in te zien, om daaruit op te
maken, dat dit plan geheel iets anders is dan dat van de
H. Electr. S. M. Daartusschen bestaat dus geenerlei verband.
Dat zou alleen het geval zijn wanneer het een het ander uit
sloot. Maar onderhandeling met de H. IJ. S. M zou ik meenen
niette moeten entameeren. Wij zouden kunnen vragen: kunnen
wij inlichtingen krijgen? maar wanneer wij die niet kregen,
zouden we hiermede moeten voortgaan.
De heer De Lange. M. d. V. Er is toch verband tusschen
de aanvraag van de Electrische Spoorwegmaatschappij en die
van de Hollandsche Spoorwegmaatschappij. Voor een gedeelte
loopen de door beide Maatschappijen geprojecteerde lijnen even
wijdig door de Haarlemmermeer. Wanneer nu de Electrische
Spoorwegmaatschappij bekend is met het verzoek van de
Hollandsche Spoorwegmaatschappij aan het Gemeentebestuur
van Leidenwanneer de Electrische Spoorwegmaatschappij
weet, dat den Raad die nieuwe lijn van de Hollandsche IJzeren
Spoorwegmaatschappij niet onverschillig is, dat hij ook dezen
verkeersweg gaarne tot stand ziet komen, welken de Hollandsche
IJzeren Spoorwegmaatschappij bereid is aan te leggen zonder
eenige financieele ondersteuning van deze gemeente, dan maakt
dit alles wellicht de Electrische Spoorwegmaatschappij wat
buigzamer, en kan de rentegarantie daardoor misschien worden
verminderd en tot een minimum beperkt. Door uitstel krijgen
wij dan per slot van rekening dezelfde zaak maar wellicht
voor geringer bedrag aan rentegarantie.
De Voorzitter. Ik geloof niet dat daarvan sprake zal kunnen
zijn. Het plan tot aanleg van eene lijn Amsterdam Leiden
door de Haarlemmermeer is al betrekkelijk oud, het was mij
ten minste al lang uit de couranten bekend en Concessiona
rissen van den Electrischen Spoorweg zullen er dan ook wel
mede bekend zijn geweest. Ik herhaal, al is de Jijn ook goed
voor Leiden, de verbinding met de omliggende dorpen zal er
niet door tot stand komen, want de Hollandsche Maatschappij
wil alleen eene hoofdlijn aanleggen, terwijl de andere lijntjes
die zij door anderen wenscht te doen aanleggen, daarop zouden
uitkomen. Dit bewijst duidelijk, dat Leiden aan die verbinding
voor het intercommunaal verkeer in den omtrek niet het minste
zou hebben, want die andere lijntjes, waarop het dan voor
ons zou aankomen, hangen nog vrij wel in de lucht en bieden
weinig kans voor levensvatbaarheid.
De heer Juta. Mag ik er den heer De Lange opmerkzaam
op maken, dat de rentegarantie door ons alleen wordt ver
leend, voor zoover de lijn loopt in de provincie Zuid-Holland;
daarmede heeft het feit dat de lijn van de Hollandsche Spoor
wegmaatschappij ook door de Haarlemmermeer zal loopen,
niets te maken. Het blijkt bovendien uit de kaart dat de twee
lijnen verder absoluut niets met elkander hebben te maken,
dan alleen voor een klein gedeelte in de Haarlemmermeer.
Voor de rest wordt door de Electrische Spoorwegmaatschappij
het geheele N. O. gedeelte van Zuid-Holland tot Alfen toe
met Leiden verbonden, bijna alle dorpen, met tusschenstations,
terwijl de lijn van de Hollandsche Spoorwegmaatschappij zal
worden eene rechte, directe verbinding van het N. O. naar
het Z. W. tot Leiden toe, terwijl zij op uitzondering van
twee, geen dorpen zal aandoen. Dat neemt niet weg, dat ook
die lijn voor Leiden van groot belang kan zijn, maar de lijn
waarvoor thans eene rentegarantie wordt voorgesteld, is voor
Leiden van nog veel meer belang
Er worden ons dus nu twee lijnen aangeboden, die men
even warm kan aanbevelen, hoewel de eene van meer belang
is voor onze gemeente dan de andere.
De Voorzitter. De motie van den heer Van Hoeken luidt
aldus
De behandeling van dit punt der agenda uit te stellen, Burg.
en Weth. uit te noodigen den Raad te dienen van rapport
en advies op liet heden ingekomen adres der Holl. IJzeren
Spoorwegmaatschappij.
Nu moet ik dit zeggen. Wanneer de motie werd aangenomen,
en de Raad kreeg geen ander advies van ons dan zoo even
reeds gegeven is, zal dan de behandeling van deze zaak worden
voortgezet? Is dat de bedoeling; kan dat den heer Van Hoeken
bevredigen
De heer A. J. Van Hoeken J.Jzn. Ik geloof wel wat u
zegt, M. d. V., en ook wat de heer Juta heeft gezegd, maar
ik zou daarvan toch gaarne eene kaart zien. De rentegarantie
zal hoofdzakelijk dienen voor Zuid-Holland in verband met
de lijn LeidenHoofddorp, omdat Burg. en Weth. zich onge
rust maken voor verplaatsing van den Handel naar Amsterdam.
Dit bezwaar wordt ondervangen Wanneer dus de Hollandsche
IJzeren Spoorwegmaatschappij concessie verkrijgt, zullen de
handelaars meer gebruik maken van de snellere verbindi ng.