62
DONDERDAG 12
OCTOBER 1899.
dat zij belang stelt in eene aansluiting van Leiden door de
Haarlemmermeer door een adres tot den Raad te richten. Nu
kan ik moeilijk zeggen hoelang ik deze zaak uitgesteld wensch
te zien. Alleen heb ik gevraagd om rapport en advies van
Burg. en Weth dus geldt het uitstel den tijd, dien Burg. en
Weth. daarvoor moeten hebben. De heer Drucker zegt wel,
dat er zoo dikwijls plannen op het papier worden gemaakt;
maar dat is ook het geval met het plan, dat voor ons ligt,
zoolang de garanties en de verschillende subsidies nog niet
zijn verleend. Ik voor mij kan het plan van de H. E. S. M.
niet goed heoordeelen, wanneer ook niet het plan van de
H. IJ. S. M. wordt overgelegd, m. a w. wanneer ik niet heb
het rapport van Burg. en Weth. op dat adres.
De heer Drucker. De heer Van Hoeken geeft mij geen be
paald antwoord op mijne vraag: en toch moet ik er op aan
dringen een dergelijk antwoord te verkrijgen, omdat ik anders,
en misschien ook andere leden met mij, niet weet, hoe over
de motie te stemmen. Wanneer de strekking daarvan alleen
is, dat de leden nader de stukken zullen kunnen nazien en
de twee plannen met elkander kunnen vergelijken, dan is
daartoe een tijdruimte van twee of vier weken voldoende.
Maar wanneer de bedoeling is uit te stellen, tot dat men weet,
of en hoe de lijn der Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappij er
komt, om daarna wellicht te zeggen: dan is de lijn van de
H E. S. M. overbodig dan is dat eene geheel andere strekking.
Ik herhaal dus met bescheidenheid mijne vraag.
De heer A. J. Van Hoeken J.Jzn. Zeker, als dat gevonden kan
worden in veertien dagen, is mij dat gotd. Maar wanneer de
Raad licht wil verkrijgen, om te beoordeelen welke lijn de
beste is, dan is het beter te wachten, al was het ook zelfs
een jaar, wanneer daardoor eene verbinding zou verkregen
worden zonder subsidie- of garantie-aanvrage.
De heer Fockema Andreae. Het komt mij met den heer
Drucker voor, dat een uitstel tot dat wij weten wat de heer
Van Hoeken verlangt te weten, inderdaad hoogst bedenkelijk
is. Wij moeten niet vergeten, dat de H. IJ. S. M. met deze
lijn een concurrent is van de H. E. S. M., en dus eerstge
noemde er zeker geen belang bij heeft ons in de gelegenheid
te stellen spoedig eene gunstige beschikking te nemen op het
request van de H. E. S. M. Ook zou ik willen vragen: is het
niet hoogst onwaarschijnlijk, dat het belang, dat zal worden
gediend speciaal door de H. E. S. M ook zal worden gediend,
en even goed gediend door het plan in de lucht van de II. IJ.S. M.?
Immers wij weten wel, dat het de bedoeling van de flol-
landsche IJzeren Spoorwegmaatschappij vooral iste maken
eene verbinding voor sneltreinen, een hoofdlijn tusschen Amster
dam en Leiden met stations te Hoofddorp en Nieuw Vennep.
Maar waar zullen die stations gelegen zijn? Bij de kom der
gemeenteof zóó, dat men bij het station den kerktoren zelfs
niet kan zien Ik vrees dat deze lijn voor het lokaal verkeer
zeer onbruikbaar zal zijn, omdat het hoofddoel van de Maat
schappij niet is bevordering van het lokaal verkeer, maar de
snelverbinding tusschen Amsterdam en verder gelegen plaatsen.
Wel staat in het adres, dat van de verschillende dorpen afzon
derlijke tramlijnen kunnen worden aangelegd naar de hoofd
lijn, maar het is niet zeer waarschijnlijk dat er ondernemers
zullen gevonden worden, die deze weinig rendabele lijntjes
zullen willen aanleggen.
Mijn groote bezwaar tegen de motie is echter, dat wanneer
men wachten wil tot men al de noodige inlichtingen van de
Hollandsche Spoorwegmaatschappij heeft, het uitstel zeer lang
kan duren. Men moet wel bedenken, dat men te maken heeft
met eene concurrente van de Electrische Spoorwegmaatschappij,
die zich dus niet zal haasten met het verstrekken van gegevens,
waardoor wij wellicht zouden besluiten de concurrente van de
Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij te steunen.
De heer Den Houter. De heeren Drucker en Fockema
Andreae hebben beiden beschouwingen gehouden, welke mij
versterkt hebben in mijne meening, dat het rioodig is de zaak
thans uit te stellen, om vooral beter inlichtingen in te winnen
over hetgeen de Hollandsche Spoorwegmaatschappij eigenlijk
beoogt met hare concessieaanvraag. Wanneer het een uitstel
was ad calendas Graecas, dan zou ik er met den heer Drucker
tegen zijn, maar daar weten wij niets van Rinnenkort kan
de concessie verleend worden en de zaak kan dan worden
onderzocht. De heer Drucker deed opmerken, dat er wel stations
geprojecteerd zijn te Hoofddorp en Nieuw Vennep, maar dat
wij niet weten waar die stations zullen geplaatst worden.
Daarin heeft hij gelijk, maar dit pleit te meer voor een onder
zoek; dan kan onderzocht worden waar die stations zullen
komen.
Uit de stukken heb ik gezien, dat herhaaldelijk tusschen
concessionarissen der Electrische Spoorwegmaatschappij en
Burg. en Weth. mondelinge besprekingen zijn gehouden. Wat
belet nu Burg. en Weth ditzelfde te doen met de Hollandsche
IJzeren Spoorwegmaatschappij Kunnen zij niet vragen wat
de plannen dier Maatschappij zijn?
Waar de onderhandelingen tusschen Burg. en Weth. en de
Electrische Spoorwegmaatschappij reeds een half jaar duren,
terwijl de leden van den Raad slechts zeer korten tijd hebben
gehad om hun oordeel te vestigen, daar meen ik, dat bij de
zaak niet zulk een groote haast is, dat Burg. en Weth. zich
niet eerst in contact zouden kunnen stellen met de Hollandsche
IJzeren Spoorwegmaatschappij. Dan zijn wij beter voorbereid
om over de voorgestelde rentegarantie te oordeelen.
De heer Van Kempen. De heer Fockema Andreae noemde
de motie »zeer bedenkelijk". Ik geloof niet, dat wij hierbij
zulke sterke uitdrukkingen behoeven te bezigen, daarvoor is
de quaestie niet belangrijk genoeg.
Waarop ik echter wilde wijzen is dit. Er is een voorstel
gekomen van de Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij,
wat door Burg. en Weth. is overwogen. Nu komt een voor
stel van de Hollandsche Spoorwegmaatschappij, een concurrent
van eerstgenoemde Maatschappij. De vraag is thans: wie zal
ons het beste geven.
Dat de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij de zaak
op de lange baan zal schuiven, daarvoor ben ik niet bevreesd,
want dezelfde personen die de plannen van de Electrische
Spoorwegmaatschappij hebben beoordeeld, zullen ook de plannen
van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij hebben te
beoordeelen.
Ik ben niets bang, dat Burg. en Weth. zich om den tuin
zullen laten leiden door de H. IJ. S. M. Zij zullen dus ook
dat plan au fond kunnen beschouwen. En nadat wij dit tweede
plan grondig zullen hebben beschouwd, zullen wij die twee
zaken, met het advies van Burg. en Weth. over die beide
zaken, voor ons krijgen. En uit die beide zaken zullen wij
eene keuze doen, zooals wij meenen dat het meest in het be
lang der gemeente is.
De heer Pera. Naar aanleiding van de vraag: hoelang de
zaak uitgesteld zal worden, wensch ik alleen even op te merken,
M. d. V., dat dit geheel afhangt van den tijd, dien Burg en
Weth. noodig zullen hebben om de verlangde inlichtingen te
bekomen en daarover den Raad hun beschouwing zullen kunnen
aanbieden. Met nadruk wijs ik er op, dat volstrekt niet de
bedoeling is de zaak op de lange baan te schuiven, maar wel
om haar inden kortst mogelijken tijd aan een einde té brengen.
Dus van onzen kant te bepalen hoelang dat uitstel duren moet,
dat ligt niet op onzen weg, maar op den weg van Burg. en
Weth die moeten zien in hoeveel tijd zij klaar kunnen komen.
De heer Fockema Anureae De heer Van Kempen is zoo
goed geweest mij een lesje te geven in parlementair Hollandsch,
dat, geloof ik, wel eenigszins misplaatst was, want «bedenkelijk"
en »zeer bedenkelijk" zijn in de parlementen geen sterke uit
drukkingen; en zeker niet te sterk voor mijne bedoeling Wij
moeten elkander goed begrijpen. Zooals de heer Drucker zoo
even heeft gezegd, is de bedoeling van den heer Van Hoeken,
dat de raadsleden, die inderdaad een korten tijd gehad hebben
om deze stukken te bestudeeren, een langeren termijn daarvoor
mogen hebben, dan heb ik daar niet tegen en dan zal het
Dagelijksch Bestuur daar ook niet tegen hebben. Js dus de
bedoeling uitstel tot de volgende vergadering, opdat men de
zaak nog nader zal kunnen overwegen, ook in verband met het
request van de H. IJ. S. M., dan zou ik dat niet noemen
bedenkelijk of zeer bedenkelijk. Maar wanneer men aan het
Dag. Bestuur wil verzoeken inlichtingen te vragen, die het
Dag. Bestuur alleen kan verkrijgen van dengeen, die er belang
bij heeft het geven yan die inlichtingen te vertragen, dan,
dunkt mij M. ,d. V., moeten wij ons in acht nemen.
En er is nog deze opmerking te maken. Het Dag. Bestuur
heeft lang onderhandeld met de H. E. S. M.; waarom, vraagt
men, zou het Dag. Bestuur ook niet gaan onderhandelen met
de 11. IJ. S. M., of althans niet met haar aboucheeren. Het
komt mij voor, dat het gansch iets anders is. Men heeft onder
handeld met de H. E. S. M. met dit resultaat, dat men is
gekomen tot eene zekere overeenstemming en dat een contract,
al is het dan geen burgerrechtelijk, kan worden gesloten met
de H. E. S M. Maar wat men hoogstens van de H. IJ. S. M.
zal kunnen verkrijgen is dit, dat zij zegtzooals onze plannen
op dit oogenblik staan, is ons voornemen den weg te leggen
aldus; maar zonder daaraan gebonden te zijn en zonder dat
der Maatschappij er later een verwijt van zou kunnen worden
gemaakt door het Gemeentebestuur van Leiden, wanneer zij
zeide: ik heb dat toen gezegd, maar de omstandigheden zijn
veranderd en daardoor is het noodzakelijk geworden eene andere
richting te kiezen. Dus ik geloof, al kregen wij de mededeeling
van de H. ij. S. M. hoe hare voorloopige plannen zijn, dat
wij dan toch niet weten of en wanneer ze zullen worden ver
wezenlijkt; en dan zouden wij daaraan inderdaad niets hebben.
De heer Drucker. De twee plannen staan in de eerste plaats
niet gelijk. Wanneer de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat
schappij inderdaad bedoelt wat zij zegt en dat moet men
tot tegenbewijs aannemen dan is het haar voornemen te
leggen eene lijn Amsterdam—Leiden, waarover bij voorkeur