DONDERDAG 12 OCTOBER 1899. 61 Naar aanleiding van de opmerking van de Commissie van Financiën heb ik de zaak nauwkeurig nagegaan, en het is mij gebleken, dat 30 kaarten nauwelijks genoeg zullen zijn. De kaarten zullen als volgt worden verdeeld: In de kamer van Burg. en Weth. een, het College van Burg. en Weth. met den Secretaris te zamen drie, dus niet eens voor den Burgemeester, den Secretaris en de Wethouders ieder eene kaart o. a. zal de Wethouder van Fabricage er natuurlijk een moeten hebben, omdat het gebruik daarvan in de vergaderingen der Commissie van Fabricage telkens voor komt; verder heeft het bureau van gemeentewerken drie kaarten noodig: één voor de rioleering, één voor de waterleiding en eene algemeene kaart; de inspecteur der bouwpolitie zal er één moeten hebben; de directeur van de brandweer eveneens de rekenkamer één; de gasfabriek drie, hetgeen daar zeer nood zakelijk isde commissaris van politiehet bureau van bevol king; het archief; op de groote pers hebben wij het voornemen eene kaart te hangen, die opgeplakt is; en verder voor de scholen dertien. Het schijnt noodzakelijk te zijn dat bij de tegenwoordige wijze, waarop het onderwijs in de aardrijkskunde wordt gegeven, iedere school eene kaart van de stad heeft. De scholen hebben thans ieder eene oude kaart, maar de nieuwe is natuurlijk noodig, omdat thans ook kinderen hier school gaan van het gedeelte, dat bij de stad gekomen is, en het noodig is dat de leerlingen een beeld hebben van de geheele stad. Dat is dus te zamen een getal van dertig. De heer Fockema Andrew. Het is mogelijk, dat het mij is ontgaan, M. d. V., maar heb ik wel hooren noemen een kaart voor de leeskamer? De Voorzitter. Die staat er niet eens bij. Maar wij zullen daaraan te gemoet komen door dat een van de Wethouders daar zijne kaart zal hangen. Voor Burg. en Weth. en den Secretaris zijn, gelijk ik reeds gezegd heb, niet eens vijf kaarten gerekend, maar slechts drie, waarvan de derde op de lees kamer zal komen. De heer De Goeje. Zal ook geen kaart noodig zijn op de Burgemeester's kamer? De Voorzitter. Ik heb een eigen exemplaar, dus zal ik er geen van deze noodig hebben. De heer Fockema Andre/E. Dan wensch ik nog eene vraag te doen, M. d. V., die waarschijnlijk wel overbodig is. Maar het is toch zeker de bedoeling, dat van het eerste oogenblik van ingebruikneming af een of meer kaarten worden bijge houden De Voorzitter, Op één kaart is aangebracht de huisnum mering. In uitvoering was het bijna onmogelijk dat te doen drukken, hetgeen aanzienlijk de kosten zou vermeerderd hebben. Maar voor ons dagelijkseh werk is noodig, dat wij eene kaart hebben, waarop het huisnommer van elk perceel voorkomt. Dat is de kaart voor Fabricage, die voortdurend zal worden bijgewerkt, zoodat langzamerhand misschien ook de andere zullen worden bijgewerkt. Die eene kaart zal echter zijn de standaardkaart. De heer Fockema Andreae. Dank u, M. d. V. De heer A.J. Van Hoeken J.Jzn lk zie van het woord af, M.d.V., omdat ik dezelfde vraag tot U wilde richten als de heer Fockema Andreae. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VIII. Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van hoornen. (Zie Ing. St.. n°. 201). IN. Rapport der raadscommissie betreffende eene eventueele onbewoonbaar verklaring van het perceel Waardgracht 86. (Zie Ing. St. n°. 189). X. Voorstel tot het aanbrengen van verbeteringen aan de Beestenmarkt. (Zie Itig. St. n°. 185). NI. Verzoek van J. Van der Tas, ter bekoming van goed keuring op het ingediende stratenplan voor het terrein achter den Heerensingel, tusschen de Lusthof- en Prinsenlanen. (Zie Ing. St. n°. 186). Nil. Verzoek van J N. Botermans e. c., om vergunning tot demping van een gedeelte sloot langs den Lagen Rijndijk, vóór het terrein van de voormalige buitenplaats Nippon. (Zie Ing. St. n°. 188). NIH. Verzoek van J. N. Botermans, ter bekoming van goed keuring op het ingediende stratenplan voor het terrein aan den Lagen Rijndijk, kadastraal bekend sectie K. N°. 559565, gemeente Leiden. (Zie Ing. St. n°. 192). XIV. Voorstel tot aankoop van het koffiehuis »de Pauw" en de beide belendende perceelen en tot de oprichting van een gemeentelijke graanbeurs. (Zie Ing St. n° 194). Worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen of goedgekeurd. XV. Verzoek van de Hollandsche Electrische Spoorwegmaat schappij ter bekoming van eene subsidie in de kosten van aanleg en exploitatie van een net van tramwegen in de Haar lemmermeer en omgeving. (Zie Ing. St. n°. 183, 193, '196 en 202). De heer A. J. Van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Daar straks is een adres voorgelezen van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat-, schappijwaarin deze aan onze gemeente verzoekt eene door haar aangevraagde concessie bij de Regeering te ondersteunen. U hebt er toen bijgevoegd, dat deze zaak niet in direct ver band stond met punt 15 van de agenda. Nu heb ik mij eenigszins op de hoogte gesteld van de ver langde concessie, en het is mij geblekendat de aan te leggen lijn de geheele Haarlemmermeer zal doorsnijden met stations te Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Naar mijn oordeel vervalt daardoor, voor het oogenblik althans, een groot deel van het belang dat wij hebbenom aan de Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij rentegarantie te verleenen. Om nu een goed oordeel te kunnen vellen over de aanvraag van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, komt het mij voor beter te zijn punt 15 van de agenda heden niet te behandelen, maar Burg. en Weth. uit te noodigen den Raad van advies te dienen op het ingekomen schrijven van de Hol landsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, omdat dit in verband staat met de concessie van de Electrische Spoorwegmaatschappij. Het voorstel van den heer Van Hoeken tot uitstel van be handeling van punt 15 van de agenda, wordt voldoende on dersteund. De heer Drucker. M. d. V.! Ik zou den heer Van Hoeken wel willen vragen, hoelang de zaak volgens zijne meening zou moeten worden uitgesteld. Dat het verzoek van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij mogelijkerwijze eenigen invloed zou kunnen hebben op onze stem over de rentegarantie aan de Electrische Spoorwegmaatschappijzal ik niet geheel ontken nen. Doch het plan van de Hollandsche IJzeren Spoorweg maatschappij zou eerst dan misschien eenigen invloed kunnen hebben op onze stem, wanneer dit plan ook leidt tot den wer- kelijken aanleg van den bedoelden spoorweg en wanneer vast staat, hoe die wordt aangelegd Tot nog toe bestaat die lijn AmsterdamLeiden alleen nog maar op het papier, en de heer Van Hoeken zal. ook wel weten, dat op het gebied van spoorwegen ontzaglijk veel plannen worden gemaakt, waarvan slechts een klein gedeelte tot uitvoering komt, de meeste eerst vele jaren nadat de plannen zijn ingediend. Uit het feit zelf, dat eene concessie is aangevraagd, volgt volstrekt nog niet, dat men het werk, waarvoor de concessie is aangevraagd, wil en zal ondernemen. Ik laat nu daar, of dit het geval is met de concessie, door de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij aangevraagdik kan dit niet beoordeelenmaar wel kan men gerust zeggen, dat vele concessiën worden aangevraagd niet met het gevolg, sommige zelfs niet met het vaste voornemen om ze ook ter uitvoering te brengen Wanneer de heer Van Hoeken nu bedoelt eene verdaging van 14 dagen of 4 weken dan zijn wij niets verder, want wij weten ook na die 4 weken niet, of en hoe de plannen van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij binnen afzienbaren tijd zullen tot stand komen; bedoelt hij eene verdaging tot dat wij weten of en hoe die plannen werkelijk uitgevoerd zullen worden, dan krijgen wij eene verdaging voor zeer langen tijd, wat niet zou zijn in het belang van de zaak, die heden aan de orde is. De Voorzitter. Is de heer Van Hoeken bereid die vraag te beantwoorden De heer A. J. Van Hoeken J.Jzn. Voor zoover mij dat mogelijk is, wil ik dat zeer gaarne doen. Als ik mij niet vergis, is het plan van de 11. E. S. M. ingekomen 11 April jl., dus zijn er eenige maanden verloopen voordat dat plan met het advies van Burg. en Weth. is aangeboden aan den Raad, terwijl wij nu eigenlijk sedert drie dagen door de agenda bericht hebben gekregen, dat de stukken ter inzage op de Leeskamer lagen maar diegenen, die daarin wat meer belang hebben gesteld, hebben zich vooraf reeds naar de Leeskamer begeven om de zaak te onderzoeken, en hebben daarvoor dus drie weken gehad. Nu was mij bekend, dat de H. IJ. S. M. concessie voor zich had aangevraagd, welke aanvrage is ondersteund door de Kamer van Koophandel te Amsterdam, en niet te vergeten die te Leiden. Daarop heb ik mij tot de H.IJ.S. M. gewend, om meer licht op dat punt te ontvangen. Ik heb eenige ge gevens verkregen, en de H. IJ. S. M. zelve geeft nu het bewijs,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 3