70
DONDERDAG 12
OCTOBER 1899.
De Voorzitter. Ik ontvang altijd een present-exemplaar.
Soms lees ik het wel eens, maar ook dikwijls niet.
De heer Den Houter. Nu, in dit nummer komt over Leiden
het volgende voor:
«Zooals de toestand den laatsten tijd was, kon ze onmogelijk
blij ven
Een invloedrijk veehandelaar uit Groningen, die sedert tal
van jaren, niet weinig tot den bloei van de Leidsche veemarkt
medewerkte, door week op week met tal van de in Holland
zeer gezochte Groningsche koeien ter markt te komen, moest,
nadat hem week op week, enkele zijner schoone Groningsche
runderen waren onteigend, tot de klacht en tot het besluit
komen, als 't dien weg op moet, in vredesnaam, dan kom ik
te Leiden niet meerIk mag mij te Leiden niet laten ruïneeren
En opmerkelijk! nauwelijks was dit bij de Leidsche Overheid
bekend, of de bordjes werden betreffende den Groningschen
veehandelaar verhangen; sedert luidde 't consigne hem betref
fende: «door de vingers zien!"
En de Leidsche veemarkt is althans voor de schade en den
jammer bevrijd, dat 't Groningsche vee er niet meer verkocht
zou kunnen worden.
Maar is dit nu geen meten met twee maten, dat men de
groote door de vingers moet zien om de kleintjes zooveel te
meer te gaan knellen en drukken?"
M. d. V. Ik begreep dadelijk dat dit bericht zóó niet waar
kon zijn; maar door de eigenaardige wijze van strijdvoeren
van den redacteur van dat blad, heeft hij, ook omdat hij wel
eens zegt wat waar is, een kring van lezers die veel hechten
aan zijne woorden en soms juiste opmerkingen. Uit den aard
der zaak gebeuren er op de markt wel eens dingen die in
het belang van allen bedoeld, toch den een of ander onaan
genaam zijn en kwaad bloed zetten.
Zou het nu niet gewenscht zijn, een onderzoek in te stellen
of bedoeld bericht ook eenige waarheid kan bevatten, opdat
het, zoo het blijkt dat er niets van aan is, kan worden tegen
gesproken.
De Voorzitter. Ik meen dat dit blad hier niet in de Ver
gadering moet worden geïntroduceerdbovendien treed ik nooit
in debat met eene courant, dat is niet vol te houden Wat
het stuk door u voorgelezen betreft, ik heb het niet gelezen,
ik zou het blad trouwens spoedig in de voddenmand hebben
geworpen; doch wel kan ik dadelijk zeggen, dat van die geheele
geschiedenis niets waar is; van de geschiedenis met dien
Groninger boer weet ik niets af; dit weet ik evenwel zeker,
dat onzerzijds nooit last is gegeven den eenen marktbezoeker
anders te behandelen dan den ander. Overigens hecht ik niet
veel aan berichten in dat blad, ik lees het zoo nu en dan
alleen voor amusement.
De heer Den Houter. M. d. V. Uw raad om bedoeld blad
hier niet ter sprake te brengen, kan rk niet aannemen, maar
voor het overige zeg ik U dank voor uw antwoord. Het was
mij juist te doen om eene pertinente verklaring te hebben
omtrent het bericht; deze zal beter werken, dan wanneer deze
zaak was doodgezwegen.
Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering
gesloten.
Te Leidenter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.