50 DONDERDAG 24 AUGUSTUS 1899. De heer Den Houter. De toelichting van den heer Korevaar heeft mij natuurlijk ten eenenmale niet voldaandaar door hem eenvoudig is omschreven, wat wij nu allen weten, n.l. dat waar de verordening op het bouwen eischt, dat men niet hooger bouwt dan eene bepaalde hoogte, daarvan is afgeweken, omdat men wat vóór is achter belieft te noemen. Ik begrijp, dat men niet plotseling op den hoek van de straat een gebouw kan verlagen, maar, waar het hier geldt eene lengte (diepte?) van 30 a 40 meter, daar geldt toch zeker niet het bezwaar, dat de heer Korevaar hiervoor aanvoert. Ik geloof dus, dat de verordening op dit punt niet voldoet aan de eischen, waaraan zij voldoen moet, daar men ze op deze wijze gemakkelijk kan krachteloos maken. Ik ben overtuigd, dat Burg. en Weth. dat met de beste bedoeling hebben toegestaan, maar dan deugt dit art. van de verordening niet. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord over het verzoek van de heeren Peek en Cloppenburg? Zoo niet, dan wordt het prae-advies van Burg. en Weth. daarop in stem ming gebracht. In stemming gebracht, wordt het prae-advies verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen de heeren Van Rhijn, Pera, Kerstens, Den Houter, Zillesen, P. J. Van Hoeken, Hasselbach, Van Lidth de Jeude, L. Driessen, J. P. Driessen en A. J. Van Hoeken. Voor stemmen de heeren Korevaar, Dekhuyzen, De Goeje, Van Dissel, Zaaijer, Van Hamel en Juta. VII. Verzoek van J. A. Bary, om vergunning tot over schrijding van het maximum der bij de verordening op het bouwen en sloopen bepaalde hoogte van perceelenten aan zien van het perceel Donkersteeg 13. (Zie Ing. St. n°. 129 en 158.) Iri stemming gebracht, wordt het voorstel van Burg. en Weth. op dit punt eveneens verworpen met '11 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen de heeren Van Rhijn, Pera, Kerstens, Den Houter, A. J. Van Hoeken, J. P. Driessen, L. Driessen, Van Lidth de Jeude, Hasselbach, P. J. Van Hoeken en Zillesen. Voor stemmen de heeren Korevaar, Van Hamel, Zaaijer, Van Dissel, De Goeje, Dekhuyzen en Juta. VIII. Rekening van de ontvangsten en uitgaven der ge meente over lb98. (Zie Ing. St. n°. 155 en 159.) De Voorzitter. De heeren hebben ook ontvangen Inge komen Stuk n°. 161het rapport der Commissie van Financiën. De Commissie stelt voor de rekening vast te stellen in ontvang ad 1.159658.795, in uitgaaf ad 1.170485.01alzoo sluitende met een nadeelig slot ad 10826.215. De heer Pera. Ik zou gaarne eene inlichting willen vra gen, M. d. V. In Ing. St. n°. '155 wordt onder de uitgaven opgegeven voor het stichten van twee wachthuisjes voor de politie 4723.60. Nu hebben wij in 1897, den 18en Augustus, onder Ing. St. n°. 199 eene mededeeling ontvangen van Burg. en Weth., dat die wachthuisjes zijn gebouwd en dat zij gekost hebben 4465.—. Nu begrijp ik niet hoe men hier komt aan f 4723.60. Ik heb daarom beleefd de vrijheid geno men te vragen, of ik daarover eenige inlichting hebben mag De Voorzitter. In antwoord op de opmerking van den heer Pera kan ik het volgende mededeelen. Dat in 1897 is mede gedeeld dat voor den bouw van die huisjes ƒ4465.is besteed, terwijl op de staat, voorkomende in n°. 155 van de ingekomen stukken van dit jaar voorkomt 4723.60 voor het stichten van 2 wachthuisjesheeft op de rekening en verantwoording van het vorige jaar geen invloed. De opgaven, verstrekt onder Ing. St. n°. 155 zijn alleen gegeven om een duidelijk overzicht te geven van wat betaald is, doch uit leening had moeten worden betaald, en wat daarvoor tot dekking heeft kunnen strekken. Daaruit blijkt, dat meer uitgegeven is dan ontvangen 103135.79s kapitaaldat is natuurlijk eenvoudig een kapitaals rekening. Wat de reden van die meerdere kosten der wachthuisjes is, zal worden nagezien en worden medegedeeld. De heer Hasselbach. Ik denk, dat dat zal zitten in het meubilair; die huisjes zijn aanbesteed. De Voorzitter. Wat zij gekost hebben staat hier in hoofd zaak. De heer Hasselbach. De som van aanbesteding is minder geweest, maar dan komt het meubilair er bij. De Voorzitter. Ik stel voor, de rekening goed te keuren, zooals dat geformuleerd is aan het slot van N°. 159 der ingek. stukken. Als de heer Pera nog nadere inlichtingen wil hebben waar dat meerdere vandaan komt, dan zullen hem die gegeven worden. De heer Pera. Ik wil daarop niet verder ingaan op dit oogenblik, maar zie gaarne die nadere inlichtingen tegemoet. Ook zou ik dan tevens gaarne weten hoe ik moet komen in Ing. St. n°. 159 Volgn. 12 aan die meerdere ontvangst van f 3664.385 De Voorzitter Het is ondoenlijkom al die cijfers op te noemen. Wij zullen een exposé geven van de postenwaar aan die meerdere ontvangst haar oorsprong te danken heeft. De heer Pera. Ik dank uM. d. V. De rekening, in stemming gebracht, wordt daarna met algemeene stemmen goedgekeurdwaarbij de Wethouders zich van medestemmen onthouden. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord in deze zitting? De heer L. Driessen. M. d. V., vergun mij u met een enkel woord dank te betuigen voor de statistiekdie wij aan uwe zorg te danken hebben. Alleen zou ik willen vra gen, of de statistiek nog niet een weinig vollediger zou kunnen zijn, door daarin ook te vermelden de winst op «Endegeest1' en de Leidsche Duinwater-Mij indien daartegen althans geen bezwaar bestaat. De Voorzitter. Gaarne zal aan uw verzoek worden voldaan. Teekenen van instemming). De heer I,. Driessen Dank u, M. d. V. Niets meer aan de orde zijnde.en niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 4