48 DONDERDAG 24 AUGUSTUS 1899. De heer De Goeje. Ook deze papieren zijn volkomen in orde. De Commissie stelt derhalve voor tot toelating te besluiten. De Voorzitter. Kan de vergadering overeenkomstig het advies der Commissie besluiten? Tot toelating van den heer Van Kempen wordt bij accla matie besloten. Aan de orde is de toelating van Mr. S. J. Fockema Andreae. De heer De Goeje. Deze papieren zijn eveneens in volko men orde, zoodat de Commissie hetzelfde voorstel tot toelating heeft te doen. De Voorzitter. Kan de vergadering overeenkomstig dat advies besluiten? Bij acclamatie wordt tot toelating van den heer Fockema Andreae besloten. Eindelijk is aan de orde de toelating van den heer Mr. L. M. J. H. Kerstens. (De heer Kerstens verlaat tijdelijk de vergadering.) De heer De Goeje. Ook wat. den heer Kerstens betreft heeft de Commissie hetzelfde voorstel tot toelating te doen, omdat de papieren in volkomen orde zijn. De Voorzitter. Kan dat voorstel door de vergadering worden aangenomen? Bij acclamatie wordt dienovereenkomstig besloten. (De heer Kerstens keert in de vergadering terug.) De Voorzitter. Ik kan den heer Kerstens meedeelen, dat zijne geloofsbrieven zijn goedgekeurd en tot zijne toelating is besloten. Ik dank de Commissie voor de moeite, die zij zich bij de uitoefening harer taak heeft gegeven. II. Benoeming van een derden onderwijzer aan de Open bare School der 4e klasse n°. 2 (Zie Ing. St. n°. 156). De Voorzitter. Mag ik de heeren Van DisselZaaijer en Dekhuyzen uitnoodigen met mij het stembureau uit te maken. Benoemd wordt de heer Theunissen met algemeene (17) stemmen. (De heer Den Mouter is ter vergadering gekomen). III. Benoeming van de voorzitters, leden en plaatsvervangende leden in de stembureaux voor de stemming en eventueele herstemming ter benoeming van twee leden van den Gemeente raad in het derde kiesdistrict, op 30 Augustus en 6 September a. s. De Voorzitter. Mag ik de heeren verzoeken de stemming over de twee stemdistricten tegelijk te doen Benoemd worden in: Stemdistrict VI (Hoofdstenibureaii) School aan de Van-der-Werfstraat Tot Voorzitter: de heer J. A. Van Hamel, met 14 stemmen, terwijl 4 stemmen zijn uitgebracht op den heer P. J. Van Moeken. Tot Leden, de heeren: P. J. Van Moeken (terwijl 4stemmen zijn uitgebracht op den heer J. A. Van 1 lamel), J. A. Van Dijk en M. H. Van Waveren, en tot plaatsvervangende leden, de heeren: Dr. T. Zaaijer, Dr. Th. G. Den Mouter, A. J. Binnendijk en P. Fontein,allen met algemeene stemmen. Stemdistrict VII (Bewaarschool aan de Groenesteeg). In dit district worden benoemd: Tot Voorzitter: de heer Dr. A. W. Kroon Jr. Tot Leden, de heeren: Dr. A. Van Rhijn, C. G. Van Oerle en B. Blankenberg; en tot plaatsvervangende leden, de heerenJ. J. Hasselbach, M. J. Van Nouhuys, II. L. A. Van Campen en G. Groen, allen met algemeene stemmen. De Voorzitter. Mag ik den heeren dank zeggen voor de genomen moeite. IV. Staat van af- en overschrijving, dienst 1898, van het Roomsch-Katholiek Wees- en Oudeliedenhuis. (Zie Ing. St. n°. 157). V. Staat van af- en overschrijving dienst 1898, van het Roomsch-Katholiek Armbestuur. (Zie Ing. St. n°. 157). Worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VI. Verzoek van de firma Peek en Cloppenburg, om ver gunning tot overschrijding van het maximum der bij de ver ordening op het bouwen en sloopen bepaalde hoogte van perceelen, ten aanzien van het achtergedeelte van perceel Breestraat 76. (Zie Ing. St. n«. 133 en 158.) De heer A. J. Van Hoeken. Mijnheer de VoorzitterDoor Burg. en Weth. worden iti hun prae-advies verschillende motieven aangevoerdwaarop zij vermeenen aan den Raad te moeten adviseeren tot eene afwijzende beschikking. Ik voor mij kan mij met dat prae-advies niet vereenigenen zal zoo vrij zijn mijne meening daarover te zeggen en enkele vragen aan het Dag. Bestuur te stellen. Allereerst wordt gezegddat »in beide onderhavige gevallen geen enkele.grond aanwezig is, om de verlangde toestemming te verleenen." Het komt mij althans voor, dat die gronden hier wel aanwezig zijn. Het schijnt bij Burg. en Weth. niet te wegen, dat die ver bouwing noodzakelijk is door de uitbreiding van zakenwant door het niet-toestemmen van het verzoek wordt ruimte ver loren en finantieel verlies geleden. Werd door dezen bouw aan anderen schade toegebracht of in hun bedrijf benadeeld, ik zou de allereerste zijn om met Burg. en Weth. meê te gaan. Beide perceelen zijn gelegen aan straten, die in Leiden zeer geschikt zijn voor den handel, meer wat bepaald betreft voor winkelhuizen. Met kan dus niet anders, of bij de beoordee ling dezer adressen heeft men rekening te houden met, den stand en de ligging der perceelen. Want het gaat niet gemak kelijk tot verkrijging van ruimte verschillende huizen daarbij aan te koopen, dus ligt het vanzelf in den aard der zaak, dat men natuurlijk met ieder hoekje moet woekeren. Dan wordt in het prae-advies gezegd »in die zeer bijzondere gevallen zou alleen met toestemming van den Raad het maxi mum kunnen worden overschreden." Wanneer ik daarop het art. der verordening nalees, dan zie ik, dat daar staat »in alle overige gevallen kan alleen met toestemming van den Raad het maximum worden overschreden." Dus waarde veror dening alleen spreekt over »alle overige gevallen" daar stellen Burg en Weth. in de plaats sin zeer bijzondere gevallen"; alsof het iets zeer bijzonders zou moeten zijnals de Raad toestemming zou mogen verleenen. Naar mijne meening is hier een geval aanwezig, waarop de veroidening doelt, n. 1. dat gebrek aan ruimte een hoogeren bouw noodzakelijk maakt. Ook zeggen Burg. en Weth., dat het niet aangaat deze hoogst nuttige bepaling der verordening buiten werking te stellen seenvoudig ter wille van particuliere belangen." Ik zou Burg. en Weth. willen vragen of het niet op den weg van den Raad ligt te zorgen, dat de ingezetenen hunne particuliere belangen kunnen uitoefenen, en deze niet te veel worden opgeofferd? Ook wensch ik de vraag te stellenof het eene particuliere belang meer gewicht in de schaal legt dan het andere. M. a. w., waarom heeft het College van Burg. en Weth. toestemming gegeven tot het bouwen van winkelhuizen aan de Haarlem merstraat, waar niet alléén hooger is gebouwd, dan ander half maal de breedte der straat, maar waarbij de hoogte zelfs het maximum van vijftien meter overtroffen is. Bij den bouw dier winkelhuizen was zeker geen sprake van herbouw tot gelijke hoogte als het perceel vóór den herbouw had. Had men in dat geval geen toestemming noodig gehad? Indien dus Burg. en Weth. geen andere gronden kunnen aan voeren als in het prae-advies vermeld, zal ik blijven stem men tegen het afwijzend prae-advies. De heer Korevaar. Een enkel woord wensch ik aan te voeren tegen wat de heer Van Moeken in het midden heeft gebracht. In de juridische kwestie, die de heer Van Moeken stelt, zal ik mij op dit oogenblik niet begeven. Burg. en Weth. hebben aan de bouwverordening niet eene andere interpre tatie willen geven; zij willen zich volkomen houden aan de woorden zooals ze daar staanmaar hebben alleen te kennen willen gevendat waar in de bouw-verordening aan den Raad de bevoegdheid wordt gegeven om in gevallendie daar niet zijn genoemdafwijking toe te staanhunne mee ning is, dat wanneer daarvan te veel gebruik wordt gemaakt, wij op een hellend vlak komen; dus dat er wel zeer bijzon dere omstandigheden aanwezig moeten zijnom daarvan af te wijken En, gelijk in de toelichting is herhaald, vinden Burg. en Weth. hier niet een zoodanig bijzonder geval aanwezig. Gaan wij in alle mogelijke gevallen, waarin er eenigszins sprake van kan zijn, dat het particuliere belang even schade lijdt, afwijking toestaan, dan komen wij op een hellend vlak en weten de grens niet meer te trekken. De burgerij loopt dan gevaar onrechtvaardig en onbillijk behandeld te worden, en dat met verschillende maten zou worden gemeten. Want eigenlijk komt het dan hierop neer, dat het afhangt hoe de muts van Burg. en Weth. of van den Raad staat, of vandaag zal worden toegestaan wat een vorigen keer is geweigerd. Verleden jaar is hier een zelfde geval in den Raad geweest, en toen is de Raad eenstemming met het voorstel van Burg. en Weth. meegegaan, om vooral niet van de bouw-verordening af te wijken, wanneer niet een buitengewoon geval aanwezig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 2