40
DONDERDAG 6 JULI 1899.
met de verordeningmaar als wij dit toegevenkunnen we
de verordening als een.doode letter gaan beschouwen.
Maar de Raad is oppermachtig. Burg. en Weth. zijn even
wel streng tegen de inwilliging van het verzoek; het heeft
consequenties.
De heer A. J. Van Hoeken J.Jz. Ik ben er ook zeer voor, wan
neer het mogelijk is, verandering in den bestaanden toestand
te brengen. Maar wanneer daaraan nu al te zeer wordt toe
gegevendan zal men ook later, wanneer in de Donkersteeg
tot verbouwing van een ander perceel wordt overgegaan, de
verordening moeten handhaven. Het gevolg daarvan zal zijn,
dat de perceelen, die nu flinke bovenkamers hebben, dak
kamertjes zullen krijgendaar men die perceelenwanneer
ze worden veranderdook zooveel lager zal moeten brengen
dan de tegenwoordige toestand is.
De Voorzitter. Maar het wordt hier niet lager!
De heer A. J. Van Hoeken J.Jz. Men zal dan toch niet hooger
mogen bouwen dan 6.40 Meter, als de Donkersteeg niet breeder
is dan 4.25 Meter. Ook in de Maarsmanssteeg zijn perceelen,
die zeker veel hooger zijn dan anderhalf maal de breedte van
de straat. Maar daar heeft men onder den naam van herbouw
de topgevelhoogte laten bestaan, en heeft, men alléén de mid
delmoot behoudende, onderpui en bovenverdieping vernieuwd.
Ik geloof echter, dat deze wijze van uitvoering der veror
dening niet het belang van eene practische uitvoering en
een solieden bouw bevordert maar juist het tegendeel; het zal
den bouw en verbetering der perceelen tegenhouden.
De Voorzitter. Het gevolg zal zeker zijn, dat bij verande
ring van die huizen, ze ook alle lager worden dan nu het
geval is. De bedoeling van de verordening is dan ook, dat
allengs aan den vicieusen toestand in die straten onzer gemeente
een eind kome. Wanneer vijf-en-twintig jaren geleden eene
andere verordening was gemaakt, zou de toestand nu beter zijn.
Onze verordening is werkelijk gemaakt om langzamerhand tot
een beteren toestand te komen. En bovendien is de heer
Bary niet gebonden aan de breedte der straat, maar mag nu
al veel hooger bouwen dan anderhalf maal die breedte.
De heer Van Lidth de Jeu'de. Het lijkt mij wel eenigszins
bezwaarlijk, M. d. V., dat men door eene dergelijke consequente
toepassing der verordening het bouwen in die gedeelten van
de stad, die vroeger belangrijke straten waren, nu eigenlijk
onmogelijk maakt. Wanneer men in een dergelijk druk stads
gedeelte een perceel heeft en dat wil gaan verbouwen, dan is
dat toch zeker ook in het belang van de stad. Wanneer nu
niet wordt gevraagd hooger te bouwen dan de omliggende
perceelen, maar allren zoo hoog als die, dan zie ik niet in,
dat dat eenigszins kwaad kan. Uw plan, om langzamerhand
lagere huizen te verkrijgen, zal dan niet worden bereikt;
maar ik geloof ook, dat het eene wel wat te strenge toepas
sing der verordening is, om te eischen dat men zooveel lager
bouwt. Ik zou daarom wel willen medegaan met het voorstel
van den heer Stadhouder en den heer Bary toestaan even hoog
te bouwen als de omliggende perceelen.
De Voorzitter. Ik geloof niet dat het praeadvies van Burg.
en Weth. goed begrepen wordt. Voor het overschrijden van
de bij de verordening voorgeschreven maximum hoogte is eene
speciale vergunning noodig. Bij hetgeen wij nu voorstellen is
die maximum hoogte reeds overschreden, juist omdat wij aan
het bezwaar van Bary wilden tegemoet komende speciale
vergunning om de maximum hoogte te overschrijden, is nu
reeds verleend. De deskundigen hebben uitgemaakt dat door
het gewijzigde plan Bary kan bereiken wat hij beoogt. En
waar dit zoo is, moeten wij ons houden aan de Verordening,
die toch al niet ten volle wordt toegepast.
De heer P. J. Van Hoeken. M. d. V. Ik had willen vragen
hoe de Commissie van Fabricage over deze zaak denkt, maar
nu ik van den heer Hasselbach meen gemerkt te hebben, dat
zij zich onbevoegd verklaart, zie ik hiervan af.
Nu zou ik echter wel in overweging willen geven om het
verzoek van den heer Bary te renvoyeeren aan Burg. en Weth.,
om na te gaan of er geen mogelijkheid is den heer Bary toe
te staan zijn huis zoo hoog te maken als het huis daarnaast.
Dit is wel in strijd met de verordening, maar de Raad kan
in buitengewone gevallen van de Verordening afwijken. En
wanneer daartoe in dit geval termen zijndan acht ik het
gewenscht aan het verzoek te voldoen, want nu wordt hem
het bouwen onmogelijk gemaakt.
De Voorzitter. De heer Van Hoeken zegt dat den heer
Bary het bouwen onmogelijk wordt gemaakt. Dat is onjuist,
want hem wordt zelfs vergund te bouwen boven de maximum
hoogte. Maar wil men niet altijd den vicieuzen toestand laten
bestaan, dan is het niet wel mogelijk anders te handelen als
Burg. en Weth. voorstellen. Wij zijn bereid de zaak nogmaals
te onderzoeken, maar ik voeg er aan toe, dat deze quaestie
in het College van het Dagel. Bestuur reeds zeer goed is over
wogen. Willen de heeren evenwel nog een overweging ik
heb er vrede mede.
De heer Van Dissel. M. d. V. Ik heb geen enkel argument
gehoord waarom in dit geval van de verordening zou moeten
worden afgeweken. Wel heb ik gehoord dat de heer Bary het
aangenamer zou vinden wanneer hij hooger mocht bouwen,
maar dat kunnen wij a priori wel aannemen, anders had hij
ons het verzoek daartoe niet gedaan dat is een argument van
absoluut geen waarde. Ik zal daarom met het advies van
Burg. en Weth. medegaan, tenzij ik nog andere argumenten
mocht vernemen, waarom aan het verzoek moet worden vol
daan. Dat het wenscbelijk zou zijn in dit geval van de ver
ordening af te wijken, is m. i. tot nu toe niet aangetoond.
De heer Van Lidth de Jeude. Ik geloof dat er wel degelijk
goede redenen bestaan om in dit geval afwijking van de ver
ordening toe te staan. Wanneer de verordening nauwgezet
wordt toegepast, dan zou in dit geval de hoogte niet meer
mogen zijn dan ongeveer zeven meter, wat naar ik meen
hier niet voldoende is. Dit is eene quaestie waarbij stand en
ligging in aanmerking moet worden genomen. Wanneer de
leden van den Raad het wenscbelijk yinden om hier van de
verordening af te wijken, dan zullen zij dit misschien op anderen
stand niet noodig achten om een voorbeeld te noemenwan
neer men de toepassing van eene dergelijke verordening op
de Kal verstraat te Amsterdam neemt, waar alle huizen veel
hooger zijn dan gewenscht is In de Maarsmanssteeg hier is
nu ook eenmaal, tengevolge van eerie oude verordening, hooger
gebouwd dan misschien wenschelijk is. Maar dat is nu eenmaal
zoo, en door, verlaging zouden die huizen alle zeer in waarde
dalen. Ik geloof dus, dat het wenschelijk is in dit geval de
verordening niet toe te passen Wanneer nu alleen niet wordt
toegestaan hooger te bouwen dan de omliggende perceelen
nu zijn, dan vind ik dat eene billijke niet-toepassing van de
bouw-verordening.
De Voorzitter. Het is juist, omdat de bestaande toestand
is geworden zooals die is, dat Burg. en Weth. vergunning
verleenen om de bepalingen der verordening te overschrijden.
Maar als we den vicieuzen toestand daar altijd behouden dan
zouden we in tallooze gevallen op dezelfde manier moeten
handelen, want op vele plaatsen is de toestand gelijk. Even
wel, de Raad moet weten wat hij doet; wij zijn maar de uit
voerders van de hesluiten van den Raad.
Blijft de heer Van Hoeken er bijdeze zaak nog eens aan
Burg. en Weth. terug te zenden?
De heer P. J. Van Hoeken. Jawel, M. d. V.
De Voorzitter. Daartegen is geen bezwaar, wanneer de
Raad dat goed vindt. Gehoord hebbende de discussie in den
Raadzullen wij de zaak nogmaals zeer ernstig overwegen
wij zullen zien of er iets aan te doen is, maar ik geloof het niet.
Zonder hoofdelijke stemming wordt tot terugzending besloten.
IN. Verzoek van de firma Peek en Cloppenburg, om ver
gunning tot overschrijding van het maximum der bij de ver
ordening op het bouwen en sloopen bepaalde hoogte van
perceelen, ten aanzien van het achtergedeelte van perceel
Breestraat 76.
(Zie Ing. St. nn. 133).
De Voorzitter. Wenscht de Raad misschien daaromtrent
hetzelfde? Dan is daar evenmin bezwaar tegen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten tot aanhouding.
X. Rekening dienst 1898, van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. n°. 131.)
(De heeren Van Lidth de Jeude, Juta, L. Driessen en Zillesen
verlaten tijdelijk de vergadering).
De rekening wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd.
(Genoemde heeren keeren in de Vergadering terug).
De Voorzitter. Ik kan den heeren meedeelen, dat de reke
ning is goedgekeurd.
(De heer Fockema And re ie komt ter vergadering).
XI. Voorstel omtrent de uitgifte van permissiën tot het jagen
op waterwild op de Vroon wateren.
(Zie Ing. St. n<>. 140.)
XII. Voorstel tot toekenning van een jaarlijksche gratificatie
aan den eervol ontslagen stadswerkman L. Rosdorff.
(Zie Ing. St. n°. 135.)
Worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XIII. Verzoek van J. en J. N. Botermans, in zake het voor