DONDERDAG
6 JULI 1899.
39
velt, vierde lid van het stembureau. Volgens de wet wordt
het 4de lid alleen benoemd voor het depouillement. Kan de
Raad zonder stemming goedvinden, dat de heer Hartevelt
tevens als plaatsvervangend lid zal zitting nemen
Daartoe wordt bij acclamatie gesloten.
V. Verzoek van P. G. C. M. Eigeman, om terugbetaling van
schoolgeld, Middelbaar Onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 142.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming afwij
zend op beschikt.
VI. Verzoek van G. M. Kosters, om terugbetaling van school
geld. Lager Onderwijs.
(Zie Ing. St. n". 143.)
VII. Verzoek van D Klinkenberg Jr., om vrijstelling van de
betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 132.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
VIII. Verzoek van J. A. Bary, om vergunning tot overschrij
ding van het maximum der bij de verordening op het bouwen
en sloopen bepaalde hoogte van perceelen, ten opzichte van
het perceel Donkersteeg 13.
(Zie Ing. St. n°. 'J29.)
De heer Stadhouder. M. d. V. In zake de aanvrage van den
heer Bary lees ik in de Ingekomen Stukkendat na ingesteld
onderzoek is gebleken, dat het bouwplan zoodanig kan worden
gewijzigd, dat de gevelhoogte dezelfde zal blijven als van het
bestaande gebouw.
In liet bouwplan is rekening gehouden met de gebouwen
aan weerszijden; dat zijn gevels met kroonlijsten, terwijl het
gebouw, waarvoor de aanvrage geschiedt, een topgevel is. Om
ruimte te winnen, is het ingediende plan gevolgd, ook met
kroonlijst. Wordt nu door den Raad afwijzend beschikt, dan
kan en zal niet verbouwd worden, zeer ten nadeele van den
aanvrager zoowel als voor den werkman. Ik stel daarom voor
de aanvrage goed te keuren onder bepaling: U kunt bouwen,
mits niet hooger dan de belendende gebouwen en uw bouw
plan eventueel dusdanig worde gewijzigd.
De Voorzitter. Wanneer dit mocht worden aangenomen
zou de zaak moeten worden gerenvoyeerd naar Burg. en Weth.,
want daaromtrent zou een feitelijk onderzoek moeten plaats
hebbenof op die manier aan de verordening zou worden
voldaan. Ons komt het voor van niet. Wij hebben de zaak
overwogen. Zooals de heeren weten bepaalt de verordening,
dat niet boven eene zekere hoogte mag worden gebouwd, en
in smalle straten en stegen niet hooger dan anderhalf maal
de breedte van <ie straat; terwijl bij bestaande toestanden met
toestemming van den Raad kan worden gebouwd in afwijking
daarvan, maar waarbij de verordening zooveel mogelijk moet
worden nageleefd. Wanneer nu de deskundigen beweren, dat
die verbouwing uitstekend kan plaats hebben met inachtneming
van de bepalingen dier verordening/ dan dienen wij daaraan
de hand te houden.
De heer Stadhouder. Er is een groot verschil tusschen wat
gevraagd wordt en wat voorgesteld is. Wordt aangenomen
wat voorgesteld wordt, dan komt er een dakkamertje, terwijl,
wanneer het plan van den aanvrager doorgaat, men boven
kamers verkrijgen kan. Maar de hoogte blijft dezelfde.
De Voorzitter Volgens het plan van den heer Bary wordt
het perceel veel te hoog.
De heer Stadhouder. Ook volgens het advies in de Inge
komen Stukken.
De heer A. J. Van Hoeken J Jz Toen deze aanvraag van
den heer Bary inkwam, heb ik met zeer veel aandacht dat
verzoek gevolgd, en een enkele maal de Donkersteeg door
gaande goede notitie genomen van het perceel. De perceelen,
waartussclien het pand van den heer Bary staat, zijn alle veel
hooger dan of gelijk met wat wordt aangevraagd. Met den top
gevel kan op dit oogenblik het gebouw 11.20 meter hoog zijn
(als ik goed gemeten heb) dat is 1.20 Meter hooger dan de ge
vraagde hoogte, terwijl het perceel volgens de aanvrage, dus
met kroonlijst inbegrepen, in gelijke lijn komt met het perceel
van den heer Taverne aan de eene zijde, terwijl het perceel
aan de andere zijde nog één a anderhalve meter hooger is.
Wanneer nu de topgevel van het perceel er tot op de helft
wordt afgenomen, de bolle hoeken daarmede gevuld, dan wordt
riaar mijne meening de gevel veel lager dan de nu bestaande.
Wordt het verzoek van den heer Bary toegestaan, dan zal hij
op dat gedeelte eene flinke bovenkamer krijgen, terwijl wan
neer de verordening wordt toegepast, hij niet hooger zal mogen
bouwen dan maal de breedte der straat (welke 4.25 M.
is, dus 6.40 M.) en zijne hoogte moeten vinden, onder een
staand dakschild terug vallende onder een hoek van 30 met
een dakvenster van 1.20 M. breed.
Door dit dakschild wordt dan 1.25 M. in de diepte ver
loren, welk verlies voor den zolder zeker op 2 Meter komt te
staan en daardoor in plaats van eene flinke kamer een slaap
kamertje met dakvenster verkrijgt.
Wij moeten geloof ik, in dit geval wel degelijk rekening
houden met stand en ligging van het perceel. Nu gaat het
eenmaal niet anders; wanneer in een straat als de Donkersteeg
een perceel te klein wordt, dan moet men om meerdere ruimte
te verkrijgen, de hoogte in bouwen. Waar dit vaststaat, acht
ik het niet gewenscht zich zoo met hand en tand aan de
verordening vast te klemmen, te meer nu het een perceel
geldt, dat lager zal worden dan de oorspronkelijke hoogte.
De heer Ivorevaar. Het uitgangspunt van de heeren die
het voorstel van Burg. en Weth. bestrijden is, dunkt mij,
verkeerd. Men moet niet uitgaan van het standpunt: wat
brengt het belang der belendende perceelen mede, maar: wat
is het doel van de verordening op het bouwen en sloopen.
En dat doel is in het algemeenom in nauwe straten beter
licht en lucht te krijgen: waarom is aangenomen, dat de
huizen niet hooger mogen zijn dan l'/a maal de breedte van
de straat. Als overgangsbepaling werd daaraan toegevoegd
dat eenmaal bestaande huizen die eene meerdere hoogte be
zaten, die zouden kunnen behouden, omdat het onbillijk zou
zijn te eischen, dat die huizen lager zouden worden gemaakt,
terwijl in buitengewone gevallen ook verder dan deze con
cessie kan worden gegaan en eene grootere hoogte toegestaan.
In dit laatste geval verkeeren wij thansnu de heer Bary
heeft verzocht hooger te mogen bouwen dan de verordening
zelfs rnet toepassing van de overgangsbepaling toestaat. Daartoe
kan de Raad toestemming verleenenmaar ik geloof dat de
Raad, in dit geval die toestemming verleenende, een gevaar
lijken weg zou opgaan. Hier toch is er geen buitengewoon
geval, dat afwijking van de verordening noodig maakt. Wan
neer de heer Bary tot de bestaande gevelhoogtevolgens de
door den Inspecteur der Bouwpolitie aangegeven constructie,
weder opbouwt, kan hij hoogstens een paar M2 minder ruimte
verkrijgen; dat toch kan niet zoo'n overwegend bezwaar zijn
om een afwijking van een nuttige bepaling van de Bouw
verordening te rechtvaardigen.
De Voorzitter. Ik moet doen opmerken dat het voorstel
van den heer Stadhouder geen amendement is op het voor
stel van Burg. en Weth. Het is een geheel tegenovergesteld
voorstel. Wil men het doel door den heer Stadhouder beoogd
bereiken, dan kan men volstaan met eenvoudig het voorstel
van Burg. en Weth. te verwerpen en het verzoek van Bary
toe te staan.
De heer A. J. Van Hoeken J.Jz. Wanneer de heer Korevaar
zegt, dat wij de bedoeling van de Verordening op het bouwen
moeten nagaan, dan ben ik dit geheel met hem eens, waar
het gebouwen geldt, welke lager zijn voor den bouw; maar
ik ben het niet met hem eens, waar hij meent dat volgens
het gewijzigde plan het pand hooger wordt dan het bestaande.
De verordening spreekt van een maximum hoogte, dat is ge
meten tot de kroonlijst, terwijl het dakvlak daarbij niet in
aanmerking komt.
De heer Korevaar. Wanneer er een kroonlijst is, moet de
hoogte gemeten worden van uit de kroonlijstmaar wanneer
een gebouw heeft een topgeveldan moet de hoogte gemeten
worden van uit de dakgoot. Wanneer Bary zijn plan wijzigt,
zal hij toch nog hooger bouwen dan de bedoeling van de
verordening isen dan maakt hij reeds gebruik van de over
gangsbepaling.
De Voorzitter. Men moet niet vergeten, wanneer ons prae-
advies wordt aangenomen, dat dan al hooger wordt gebouwd
dan volgens de verordening zou mogenwant dan komt men
reeds veel hooger dan anderhalf maal de breedte van de straat.
Waarom hebben wij de bouw-verordening gemaakt? Om
langs dien weg te komen tot een beteren toestand. Wij kunnen
niet helpen, dat de toestand over het algemeen zoo slecht is,
maar wanneer tot verandering wordt overgegaan, dan moeten
wij zoo na mogelijk blijven bij de voorschriften, in de veror
dening vastgesteld. Hier kan dat werkelijk gebeuren, zonder
dat de heer Bary wordt benadeeld; het eenige is. gelijk de
heer Korevaar gezegd heeft, dat een of twee meter voor ma
gazijn wordt verloren. Maar dat is nu eenmaal eene onaange
naamheid die aan zijn perceel verbonden is.
Wanneer dit wordt toegestaan, krijgen wij aanstonds een
dergelijk verzoek betreffende een perceel in de Mandenmakers-
steeg, dat dan ook moet worden toegestaan. Als nu al der
gelijke verzoeken moeten worden toegestaan, dan kunnen we
de bouw-verordening wel in den kachel gooien. Het is zeker
onaangenaam voor den heer Bary te moeten voldoen aan voor
schriften, die afwijken van hetgeen hij vroeger bad in strijd