56 Art. i lid 2 oud. Art. 35 lid 4 en 5 oud. Art. i oud. Art. 5 oud. Art. i2 oud. Art. i4 oud. Art. 2i oud. Art. 23 oud. Art. 3 oud. Art. 9. De commandant kan tijdelijk personeel in dienst nemen bij brand of bij beproeving der brandspuiten, wanneer alsdan geen voldoend aantal vast aangestelde manschappen beschik baar is. Art. 10. Het personeel der brandweer wordt bij brand bijgestaan door de opzichters der gemeentewerken en door gemeente werkliedenterwijl mede gemeente-werklieden worden aan gewezen om op door Burg. en Weth. te bepalen plaats en tijd brandwacht te houden. Art. 11. Bij elke stoomspuit zijn aangesteld een opperbrandmeestertwee brandmeesterstwee adjunct brandmeesters, een machinist, eeri stoker en tien spuitgasten, waarvan twee als pijphouders dienst doen. bij de groote stoomspuit zijn bovendien aangesteld zes spuit gasten, waarvan een als pijphouder dienst doet, terwijl voor de beide stoomspuiten een reserve-machinist is. Bij elke dubbele handspuit zijn aangesteld: een opperbrandmeester, vier brandmeesters, twee adjunct brandmeesters en tachtig spuitgasten, waarvan vier als pijp houders dienst doen. bij de handspuit, welke hare standplaats in het Nederduitsch Hervormd Weeshuis heeft, wordt één brandmeester meer aan gesteld. Bij elke enkele handspuit zijn aangesteld: een opperbrandmeester, twee brandmeesters, een adjunct brandmeester en dertig spuitgastenwaarvan twee als pijp houders dienst doen. Art. 12. Met de bediening der slangenwagens zijn belast: een opperbrandmeester, twee brandmeesters, twee adjunct brandmeesters en twaalf gemeentewerklieden Art. 13. De Commandant staat aan het hoofd van het personeel der brandweer. Hij houdt, onder Burgemeester en Wethouders, toezicht op de brandblusch- en reddingmiddelen en heeft bij brand, be houdens het opperbevel van den Burgemeester, de leiding der maatregelen tot blussching. Art. 14. De onder-commandant staat den commandant bij in het vervullen van zijne taak. Bij verhindering of ontstentenis van den commandant neemt hij diens betrekking waar. Zoo hij met die waarneming gedurende meer dan eene maand is belast geweest, kan hem voor dien tijd de aan de betrekking verbonden bezoldiging worden toegekend. Art. 15. De opperbrandmeesters zijn belast met de zorg voor hunne brandspuiten en slangenwagens en met bet bestuur van het daarbij dienst doende personeel. Art. 16. De opperbrandmeesters houden met de brandmeesters ten minste twee maal in het jaar eene vergadering ter behandeling van zakende brandweer betreffende. Zij kiezen uit hun midden een Voorzitter, een Secretaris en een Penningmeester. De adjunct-brandmeesters hebben tot deze vergaderingen toegang. Het huishoudelijk reglement wordt aan de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders onderworpen. Tot goedmaking der kosten van het houden der vergaderingen, wordt eene toelage van tweehonderd gulden uit de gemeente kas verleend. De vergadering is bevoegd omdoor tusschenkomst van den commandant, aan Burgemeester en Wethouders voor stellen te doen. Art. 17. De brandmeesters zijn belast met de zorg voor de bediening van dat onderdeel der spuit, waarbij zij zijn geplaatst. De daarbij dienstdoende spuitgasten staan onder hunne onmiddellijke bevelen. Art. 18. Aan iederdie tot het personeel der brandweer behoort wordt een door Burg. en Weth. vastgesteld onderscheiding- teeken uitgereikt, dat hij verplicht is, in dienst zijnde, zicht baar te dragen. De onderscbeidingteekenen blijven eigendom der gemeente.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 10