GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
31
IXGEKOME^ STI KKEN.
N°. 74. Leiden 15 April 1899.
Door het Bestuur van het genootschap Mathesis Scientia-
rum Genitrix" is wederom, evenals vorige jaren, het verzoek
tot ons gericht om kosteloos gebruik te mogen maken van
eenige lokalen in de Stadsgehoorzaal, gedurende de week van
1 tot en met 7 Mei, voor de tentoonstelling van teekeningen
en werkstukken, door de leerlingen in het afgeloopen jaar
vervaardigd, en voor het houden der jaarlijksche algemeene
vergadering.
Aangezien wij tegen inwilliging van het verzoek geenerlei
bezwaar hebben, geven wij Uwe Vergadering in overweging
ons te machtigen de benoodigde lokalen kosteloos aan het
Genootschap ten gebruike af te staan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,
N°. 75. Leiden 19 April 1899.
Wij hebben de eer hierbij aan Uwe Vergadering over te
leggen een door notaris J. F. Meiners, namens de Weduwe
A. A. Wijnnobel, geb M. van den Bosch, ingediend stratenplan
voor een terrein aan den Morschweg, naast het militaire Hos
pitaal, kadastraal bekend onder sectie L. n°. 94 en 95
gemeente Leiden.
Aangezien ook naar het oordeel der Commissie van Fabri
cage tegen den aanleg der ontworpen straten volgens de
afmetingen en in de richting als op de teekening zijn aange
geven, geene bedenkingen bestaan, geven wij U in overwe-
ginh het ingediend stratenplan goed te keuren, met bepaling
van de hoogte der straten op 25 cM. N. A.P.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 27 December 1898.
Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren
Namens Mejuffrouw Maria van den Bosch, weduwe van
den heer Abraham Adrianus Wijnnobel te Leiden, eigenaresse
van een perceel bouwterrein aan den Morschweg naast het
Militair Hospitaal alhier, Sectie Ij. N°. 94 en 95 heb ik de
eer U hierbij ter goedkeuring aan te bieden, een in dat
perceel aan te leggen Stratenplan,
Hoogachtend
Uw EdelAchtb. Dw. Dr.
J. F. Meiners.
NU 76. Leiden, 19 April 1899.
Wij hebben de eer hierbij aan Uwe Vergadering over te
leggen een adres van A. ,T. Leget, houdende verzoek om ont
slag uit zijne betrekking van concierge van het Stedelijk
museum »de Lakenhal", wegens vergevorderden leeftijd.
Aangezien noch bij de Commissie »voor de bewaring van
voorwerpenvan waarde of belangrijk voor de oudheidkunde
en de geschiedenis der Kunst", noch bij ons college tegen de
inwilliging van dat verzoek bezwaar bestaat, geven wij U in
overweging aan A. J. Leget met ingang van 1 Juni. a. s. eer
vol ontslag te verleenen uit zijn betrekking van concierge
van het Stedelijk museum »de Lakenhal".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan H. H, Leden der Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen: Adrianus Ja
cobus Leget, concierge van het Stedelijk Museum »de Laken
hal" alhier,
dat hij wegens zijne hooge leeftijd gaarne wenscht ontslagen
te worden van bovengenoemde betrekking, ten einde het verdere
van zijne levensjaren in rust te kunnen doorbrengen;
Redenen waarom requestant eerbiedig verzoekt dat het
Edel Achtbaren moogt behagen hem op 1 Juni a s. in t
genot van pensioen stellen.
Leiden, 't welk doende,
10 April 1899. A. J. Leget.
NU 77. Leiden, 19 April 1899.
Onder overlegging van nevensgaand verzoekschrift van Mej.
W. Rolloos, om wederom voor den tijd van drie jaren tot
Stadsvroedvrouw te worden aangestelden het daaromtrent
uitgebracht advies van den Stadsvroedmeester, hebben wij de
eer Uwe Vergadering in overweging te geven Mej. W. Rolloos
wederom voor den tijd van drie jaren in de betrekking van
Stadsvroedvrouw te bestendigen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 15 April 1899.
De Stadsvroedvrouw W. Rolloos is den ondergeteekende,
Stadsvroedmeester, als bekwaam bekend; hij kan dus het ver
zoek van haar om herbenoeming slechts ten zeerste steunen.
J. Veit,
Stadsvroedmeester.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van T_,eiden.
WelEdelAchtbare Heeren Burgemeester en Wethouders.
De ondergeteekende verzoekt UEd. vriendelijk wederom voor
den tijd van 3 jaren tot Stadsvroedvrouw in Uwe Gemeente
te mogen worden aangesteld.
Hopende dat aan mijn verzoek zal worden voldaan, noem ik mij,
Met achting,
Uw Dienstw. Dienaresse,
W. Rolloos.
Leiden, 11 April '99.
N°. 78. Leiden, 18 April 1899.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen
de Rekening en Verantwoording van Commissarissen dei-
Stads Bank van Leening over het jaar 1898, blijkens welke
de exploitatie gedurende dat jaar een nadeelig saldo van
484.00"' heeft opgeleverd.
Zij stelt U voor die rekening goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Comm. v. Financiën.
N°. 79. Leiden19 April 1899.
Uit de ingediende rekening en verantwoording van Heeren
Commissarissen der Stadsbank van Leening, over het jaar
1898, waartegen de Commissie van Financiën blijkens haar
rapport van 18 April 1899 geene bedenkingen heeft, blijkt
dat de exploitatie gedurende dat jaar een nadeelig saldo
heeft opgeleverd van 484.00'. tengevolge waarvan het exploi
tatiekapitaal dier instelling met een gelijk bedrag uit de ge
meentekas behoort te worden aangevuld. Vermits echter op
den begrootingspost Volgn. 175 „Kosten der Bank van Lee
ning," geen gelden zijn uitgetrokken, hebben wij de eer U
hiernevens ter vaststelling aan te bieden een staat van af- en
overschrijving dienst 1898, model B, strekkende tot verhoo
ging van volgn. 175 met bovengenoemd bedrag ad 484.00%
te vinden door afschrijving van den post voor onvoorziene
uitgaven, waarop nog 12402.41- beschikbaar zijn.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 80. Leiden, 26 April 1899.
Door den Ingenieur van het Stoomwezen werden bij zijn
laatstgehouden inspectie de schoorsteenloop en vuurmond van
den ketel der Liemurinrichting afgekeurd en tevens medege
deeld, dat uit een nader onderzoek (door hem in te stellen,
nadat de binnenketel zou zijn uitgenomen) zou moeten blijken
of behalve deze herstellingen nog andere voorzieningen zouden
moeten worden getroffen.
Reeds thans evenwel staat vast, dat ook indien de noodige
herstellingen tot de bovengenoemde beperkt mochten blijven,
deze met inbegrip van de hooge kosten voor het huren van
een locomobiel, een uitgave zouden vereischen van ƒ800.—
terwijl de aankoop van een geheel nieuwen ketel voor 865.—
kan plaats hebben.
Dientengevolge en ook met het oog op het spoedeischende
der voorziening weid door ons aan den Directeur van Gemeente
werken opgedragen voor de aanschaffing van een nieuwen ketel
zorg te dragen.
Daarna zou dan de bestaande ketel kunnen worden gere
pareerd voor een som van circa ƒ475.—
Ook dit laatste komt ons wenschelijk voor, daar dan steeds
een reserve-ketel aanwezig zal zijn, welke bij een eventueel
voorkomend ongeval zal kunnen dienst doen en dan tevens de
kosten tot die van de eigenlijke herstelwerken zal beperken.
Wat de kosten betreft, verbonden aan den aankoop van
den nieuwen ketel en de reparatie van den ouden, zoo komt het
ons voor, dat deze uitgaven als van buitengewonen aard mogen
worden beschouwd en dus niet ten laste van één dienstjaar
behooren te worden gebracht, maar uit de buitengewone ont-