15
een gedeelte vroeger, bijaldien de Algemeene Marktmeester
daartegen geen bezwaar heeft, terwijl zij vrij van allen opstal
in den staat, waarin zij bij den aanvang der pacht verkeer
den, aan de Gemeente moeten worden opgeleverd uiterlijk op
Woensdag 2 Augustus 1899 vóór des avonds 10 uur.
De op die plaatsen gestelde inrichtingen mogen voor het
publiek alleen geopend zijn gedurende den tijd der kermis,
den 24sten, 25sten, 26steri, 27sten, 28sten en 29sten Juli 1899,
van 's morgens acht uur tot middernacht of zooveel later, als
door den Burgemeester vergund wordt. Op Vrijdag 28 Juli
zullen zij evenwel eerst na afloop der Veemarkt mogen worden
geopend.
Art. 7.
De pachters zijn verplicht te allen tijde in hunne op den
gepachten grond gestelde inrichtingen toe te laten den Inspec
teur der Bouwpolitie, den Directeur der Brandweer, den Al-
gemeenen Marktmeester en den Adjunct-Marktmeester, en op
te volgen de voorschriften, door Burgemeester en Wethouders
of namens hen in het belang der openbare orde, veiligheid of
gezondheid gegeven.
Art. 8.
De verpachte standplaats mag alleen worden gebruikt over
eenkomstig de bestemming en alleen door hemaan wien zij
is toegewezen.
Afstand of vervreemding van de pacht aan anderen, ruilen
of verwisselen van standplaatsen is alleen geoorloofd met toe
stemming van Burgemeester en Wethouders.
Art. 9.
De verpachting geschiedt op tijd en plaats, door Burgemeester
en Wethouders bepaald en ter openbare kennis gebracht.
De inschrijving geschiedt voor elke standplaats afzonderlijk,
op een gezegeld en behoorlijk onderteekend inschrijvingsbiljet
volgens het hier bijgevoegd model.
Niet behoorlijk ingevulde inschrijvingsbiljetten, ter beoor
deeling van Burgemeester en Wethouders, komen niet in aan
merking.
Art. 10.
Binnen acht dagen na de verpachtinggedurende welken
tijd de inschrijvers verplicht zijn hunne inschrijvingen gestand
te doen, zal door Burgemeester en Wethouders worden beslist
of, en zoo ja, aan wie de standplaatsen worden gegund.
Binnen acht dagen na dagteekening van de kennisgeving,
dat de gunning heeft plaats gehadmoet de pachter eene
daartoe betrekkelijke acte ter Secretarie (afdeeling financiën)
onderteekenen en een waarborgsom van ƒ200.storten tegen
quitantie van den Gemeente-Ontvanger.
Wanneer de voor eene standplaats als pachter aangenomen
inschrijver aan deze voorwaarden niet voldoet, is zijne aan
spraak op de pacht van rechtswege vervallen en zullen Bur
gemeester en Wethouders overgaan tot eene nieuwe verpach
ting, en de daaruit eventueel ontstane schade verhalen op
den nalatigen pachter, die verplicht is deze binnen 8 dagen
na ontvangen kennisgeving te betalen.
De bovengenoemde waarborgsom zal, behalve in het geval,
omschreven in de laatste alinea van art. 11, aan den pachter-
worden teruggegeven, zoodra door hem het gepacht terrein
geheel vrij van eenigen opstal en in behoorlijken toestand is
opgeleverd en ter beschikking der Gemeeente gesteld.
Art. 11.
De pachtsom moet ten kantore van den Gemeente-ontvanger
in eens en ten volle worden betaald vóór of op den 1 Mei 1899,
des middags te twaalf uur.
Mocht de pachtsom alsdan niet zijn betaalddan is de pachter
in gebreke door het enkel verloop van den bepaalden dagen
de pacht van rechtswege vervallen zonder dat eenige rechter
lijke tusschenkomst of uitspraak tot ontbinding vereischt wordt.
Burgemeester en Wethouders zullen alsdan over het vrijko
mende terrein op zoodanige wijze beschikken, als zij zullen
goedvinden.
De nalatige pachter verbeurt in dat geval de door hem ge
storte waarborgsom.
Art. 12.
Indien door den pachter niet wordt voldaan aan de bepaling
van artikel 6, voor zooveel de opruiming zijner opstallen be
treft, vóór of op Woensdag 2 Augustus 1899's avonds 10 uur,
zal de opruiming plaats hebben van gemeentewege en zullen
de kosten daarvan worden verhaald op de gedeponeerde waar
borgsom.
Het materieel, voortkomende uit de amotie dier opstallen,
zal vanwege Burgemeester en Wethouders worden overgebracht
naar zoodanige plaats als zij zullen goedvinden en daar blijven
voor risico van den eigenaar.
Wanneer dit materieel niet binnen 14 dagen, na schriftelijke
kennisgeving aan den eigenaar, door hem is weggehaald, ver
valt bet aan de Gemeente.
Art, 13.
Burgemeester en Wethouders behouden zich voor, om indien
wegens buitengewone omstandigheden de Kermis niet mocht
worden gehouden aan deze verpachting geen verder gevolg te
geven zonder dat de pachters der standplaatsen op eenige
schadevergoeding deswege zullen kunnen aanspraak maken.
In zoodanig geval zullen de reeds betaalde waarborgsom en
de betaalde pachtsom aan den betrokken pachter worden terug
gegeven.
Mocht de Kermis reeds zijn aangevangen en mochten bui
tengewone omstandigheden de staking daarvan noodzakelijk
makendan zullen de pachters een deel van de betaalde pacht
som terugontvangen, in evenredigheid van het aantal dagen,
dat door hen van de gepachte standplaats geen gebruik is
kunnen worden gemaakt.
Zij zullen dan tevens de gestorte waarborgsom terugont
vangen wanneer, met inachtneming van het bepaalde bij artikel
G, de standplaatsen, vrij van opstal, ter beschikking der
Gemeente zijn gesteld.
Art. 14.
Burgemeester en Wethouders behouden zich voor om de
pacht te gunnen aan zoodanigen inschrijver als zij zullen ver
kiezen, of in het geheel niet te gunnen, zonder deswege
eenige opgave van redenen te doen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 45. Leiden3 Maart 1899.
Wij hebben de eer bierbij aan Uwe Vergadering over te
leggen een schrijven van Commissarissen der Stedelijke Gas
fabriek, waarbij deze de wenschelijkheid betoogen om over te
gaan tot den bouw eener fabriek voor het concentreeren van
ammoniakwater en in verband daarmede eene aanvulling van
het Uitbreidmgs- en Vernieuwingsfonds met 16500.in
overweging geven. Nu het contract met de firma Solvay en C0.,
welke tot dusverre het slappe ammoniakwater voor eigen reke
ning in eene haar toebehoorende installatie concentreerdemet
ultimo September komt te vervallen, zijn Commissarissen van
meeningdat het voordeeliger voor de gemeente zal zijn deze
bewerking in bet vervolg door en voor rekening van de fabriek
zelve te doen plaats hebben.
De toelichting, door Commissarissen bij hun voorstel gegeven,
is zoo duidelijk en volledig, dat een nadere uiteenzetting daar
van ons slechts in herhalingen zou kunnen doen vervallen.
Wij meenen daarom te mogen volstaan met de verklaring,
dat ook ons de bouw en exploitatie van een eigen fabriek voor
het concentreeren van ammoniakwater alleszins gewenscht voor
komt.
Slechts op één punt, meenen wij intusschen Uwe aandacht
te moeten vestigen. Zooals U bekend is, werd tot dusverre
door de firma Solvay en C°. aan den Directeur der fabriek een
jaarlijksche belooning toegekend van ƒ600.voor het toezicht
door hem bij de bewerking der concentratie uitgeoefend.
Commissarissen hebben nu terecht bij de berekening der
exploitatiekosten van de te bouwen fabriek met deze belooning
ook voor de toekomst rekening gehouden. Intusschen komt
het ons minder regelmatig voor, dat de bezoldiging van den
Directeur over twee verschillende posten verdeeld op de reke
ning van de fabriek zou voorkomen, en zouden wij er dus de
voorkeur aan gevenbijaldien tot den.bouw der nieuwe fabriek
mocht worden besloten, met wijziging der desbetreffende ver
ordening het salaris van den Directeur met ƒ600.te ver-
hoogen en te bepalen op ƒ4100.— met genot van vrije woning,
vuur en licht.
Op grond van een en ander geven wij U thans in overweging:
1°. te besluiten tot aanvulling van het Uitbreidings-en Ver
nieuwingsfonds der Stedelijke Gasfabriek met ƒ16500.de
gelden te vinden uit geldleening, onder bepaling, dat door de
Gasfabriek eene rente van 5% 'sjaars aan de gemeente worde
betaald en jaarlijks 5% worde bestemd tot aflossing van
schuld of kapitaalbelegging, aan te vangen met het jaar 1900;
2° vast te stellen den hierbij overgelegden suppletoiren staat
van begrooting, dienst 1899, in ontvang en uitgaaf ten bedrage
van ƒ16500.—; en
3°. te besluiten tot wijziging der verordening van den 30sten
November 1876 (Gem.bl. van 1882, n°. 17), gewijzigd bij de
verordeningen van x61 October 28 September 1882, 29
December 1887 en 28 Mei 1896, houdende Reglement op het
beheer en bestuur der Stedelijke Gasfabriek, te Leiden, met
dien verstandedat in art. 5 sub littera a in plaats van ƒ3500.
zal worden gelezen f4100.onder bepaling, dat deze wijziging
zal in werking treden met 1 October 1899.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 23 Februari 1899.
Onder de bijproducten van de Gasfabriek behoort ammonia,
dat in water opgelost, als zoogenaamd slap ammoniakwater