GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
117
INGEKOIIES STUKKEN.
N°. 272. Leiden, 2 December 1898.
Bij Raadsbesluit van 30 September 1897 werd de boven
woning van het perceel Nieuwsteeg N°. 10 verhuurd aan
J. A. van der Valk Bouman alhier voor 175.— per jaar tot
1° November van dit jaar.
Aangezien de huurder, aan wien aanvankelijk eenig uitstel
zijner beslissing omtrent de wederinhuring door ons college
was verleend en die daarna gedurende geruimen tijd ziek is
geweest, thans zijn verlangen heeft te kennen gegeven om
de huur weder met één jaar te verlengen, geven wij Uwe
Vergadering in overweging de bovenwoning van het perceel
Nieuwsteeg N°. 10 wederom voor den tijd van één jaar, welke
geacht wordt te zijn ingegaan met 1° November jl. en alzoo
zal eindigen met uit0 October 1899, en onder de bestaande
voorwaarden aan den tegenwoordigen huurder te verhuren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 273. Leiden, 30 November 1898.
Bij Raadsbesluit van den lOen Maart van dit jaar werd naar
aanleiding van een door P. Kooreman Jr. ingediend plan voor
het bouwen van 6 werkmanswoningen op het terrein kada
straal bekend onder Sectie B. n°. 1582, gemeente Leiden,
besloten met toepassing van art. 3 der Verordening op het
Bouwen en Sloopen dat terrein, ter grootte van ongeveer
345 c.A., grenzende aan de Johanna Mariastraat, en in eigen
dom toebehoorende aan P. Kooreman Jr., uit hoofde van zijn
ingesloten ligging voor bebouwing ongeschikt te verklaren.
(Zie I. S. n<>. 41).
Bij Raadsbesluit van den 28sten April, daaraanvolgende,
werd evenwel dit besluit herroepen en het bovenomschreven
terrein wederom ter bebouwing geschikt verklaard, onder voor
waarde dat P. Kooreman Jr. het volgens de destijds overge
legde teekening tot straat bestemde gedeelte van dat terrein
geheel bestraat naar genoegen van Burg. en Weth. aan de
gemeente in eigendom zou overdragen en dat P. Kooreman Sr.
zou afbreken de perceelen, kadastraal bekend onder Sectie B.
n°. 2444 2496 en 2497 en den dientengevolge vrijkomenden
grond, benevens de bestrate gedeelten van de Johanna Maria
straat en de Pieterstraat, insgelijks geheel naar genoegen van
Burg. en Weth. bestraat, aan de gemeente zou afstaan. De
gemeente zou dan harerzijds aan P. Kooreman Sr. eene ver
goeding geven van 1009.voor de 3 af te breken huisjes,
nadat aan bovenstaande voorwaarden zou zijn voldaan. (Zie
Ingek. St. n°. 92). Aan den bouw der 6 werkmanswoningen
zou dan geene belemmering meer in den weg staan.
Tot dusverre werd aan dit besluit geenerlei uitvoering gegeven
en toen wij ons ten slotte verplicht achtten in het belang van
de woningstoestanden ter plaatse bij P. Kooreman Sr. op de
uitvoering der door adressanten zeiven, ter herroeping van het
Raadsbesluit van 10 Maart j. 1., bij hun adres d. d. 8 April,
aangeboden verbeteringen aan te dringen, ontvingen wij bij
schrijven van 24 November ten antwoord, dat zij van hun
voorgenomen plan tot het bouwen van 6 werkmanswoningen
op het bewuste terrein hadden afgezien. Hieruit volgt dat P. Koo
reman Sr. en P. Kooreman Jr. niet voornemens zijn de aan het
Raadsbesluit van 28 April verbonden voorwaarden na te leven.
Zou nu uit de bewoordingen, waarin dat Raadsbesluit is ver
vat, wellicht de gevolgtrekking mogen worden afgeleid, dat
het terrein ter bebouwing ongeschikt blijft, zoolang niet aan
de aan dat besluit verbonden voorwaarden is voldaan, toch
komt het ons regelmatiger voor, met herroeping wederom van
het raadsbesluit van 28 April, opnieuw de ter bebouwing
ongeschikt- verklaring zonder meer uit te spreken. Zoolang
toch dat besluit gehandhaafd blijft, kan ook het gemeente
bestuur ten allen tijde tot naleving van de dezerzijds aan
vaarde verplichting tot betaling van een som van ƒ1000.
worden aangesproken, zoodra het aan P. Kooreman en P.
Kooreman Sr. wenschelijk mocht voorkomen de hun opgelegde
voorwaarden na te leven. Dat is echter niet wenschelijk,
omdat een besluit, dat in de gegeven omstandigheden alleszins
gewettigd was, bij wijziging van de lokale toestanden of
onder andere tijdsomstandigheden wel eens zou kunnen blijken
niet meer gerechtvaardigd te zijn.
Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging op de
daarvoor door ons college in n°. 41 der Ingekomen stukken van
dit jaar aangevoerde gronden het terrein, grenzende aan de
Johanna Mariastraat, groot ongeveer 345 c.A., kadastraal
bekend onder Sectie B., n°. 1582, gemeente Leiden, in eigen
dom toehehoorende aan P. Kooreman Jr., uit hoofde van zijn
ingesloten ligging wederom ter bebouwing ongeschikt te
verklaren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 274. Leiden, 30 November 1898.
In verband met plannen van den heer M. H. Van Waveren,
bierbrouwer te dezer stede, om op zijn terrein aan den Mare-
singel achter het aan de gemeente toebehoorende Raamland
een eest met trappenhuis en een reeks arbeiderswoningen te
doen bouwen, werden reeds sinds geruimen tijd door ons col
lege met den heer Van Waveren onderhandelingen gevoerd
over eene ruiling van grond, waardoor de eigendommen van
beide partijen een beter afgerond geheel zouden vormen en
de heer Van Waveren een grootere vrijheid van beweging zou
erlangen bij de uitvoering zijner bouwplannen.
Thans zijn die onderhandelingen ten genoege van beide par
tijen zoover gevorderd, dat wij vrijheid kunnen vinden het
ruilplan aan het oordeel Uwer Vergadering te onderwerpen.
Het bewuste terrein is, zooals nader op de in de Leeskamer
ter inzage liggende situatie-teekening is aangegeven, gelegen
tusschen de Haarlemmertrekvaart, den Maresingel en den ver
bindingsspoorweg tusschen het Station en de Gasfabriek. Thans
behooren aan de gemeente de perceelen Sectie K n°. 138,139,
921, 925 en 926, ter gezamenlijke grootte van 93 A. 5 cA.,
op de mede hierbij overgelegde kadastrale schetsteekening
nader aangeduid, terwijl de perceelen n°. 920 en 929, ter ge
zamenlijke grootte van 91 A. 5 cA. eigendom zijn van den
heer Van Waveren. Wordt evenwel door Uwe Vergadering
tot de door ons College voorgestelde ruiling besloten, dan
zullen de perceelen n°. 920 en 929 aan de gemeente komen, terwijl
de perceelen n°. 138, 139, 921925 en 926 in eigendom zullen
overgaan aan den heer Van Waveren. De gemeente zal dus
100 cA. grond meer ontvangendan door haar wordt afgestaan,
hetgeen billijk mag worden geacht met het oog op de grootere
waarde van den meer nabij den Singel gelegen grond, welke
de gemeente afstaat, dan die van den meer naar achteren
gelegen grond, welke zij daarvoor in de plaats krijgt.
Zooals reeds boven werd gezegd, schijnt deze ruiling ons
in het belang der gemeente, omdat de gemeente dientenge
volge in plaats van een hoekig, in het eigendom van den heer
Van Waveren inspringendterreineen regelmatig begrensd
perceel zal erlangen, dat zich bovendien over een grootere
lengte, nl. langs de lijn C. D, langs den verbindingsspoorweg
zal uitstrekken. De noordelijke grens der gemeente-eigendom
men zal dan namelijk gevormd worden door de lijn A. B. D.
In de tweede plaats heeft de gemeente bij de voorgestelde
ruiling nog ditzij het dan ook indirecte voordeel, dat het de
uitvoering van de plannen van den heer Van Waveren zal
vergemakkelijken en dus den bloei van een belangrijke indus-
trieele onderneming in deze gemeente zal bevorderen.
Intusschen mocht bij onze onderhandelingen niet uit het oog
worden verloren, dat de gemeente na het tot stand komen
van den ruil waarschijnlijk binnen niet al te langen tijd weer
een deel van het door haar bij de ruiling verkregen terrein
zou moeten afstaan, teneinde tot openbare straat te worden
ingericht als toegangsweg tot het bouwterrein van den heer Van
Waveren. Wij bedoelen het gedeelte van perceel n°. 920, dat on
geveer in het verlengde ligt van den thans reeds aan de gemeente
behoorenden particulieren weg, en bij aanleg van een straat van
10 M. breedte, een oppervlakte zou beslaan van 700 M2. Over
eenkomstig het tot dusverre steeds in onze gemeente gehul
digde beginsel, dat particuliere bouwondernemers niet alleen
den grond, welke tot openbare straat is of zal worden ingericht,
kosteloos aan de gemeente moeten afstaan, maar ook de kosten
van bestrating daarvan behooren te dragenkwam het ons billijk
voor, dat de heer Van Waveren aan de gemeente den prijs
van den voor de aan te leggen straat bestemden grond zou
vergoeden en zich tevens zou verbinden de eventueele kosten
van bestrating voor zijne rekening te nemen.
De heer Van Waveren verklaarde zich bereid deze voorwaarde
te aanvaarden en kan zich eveneens met den door ons voor
gestelden prijs van ƒ0.50 per cA. vereenigen.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging te besluiten,
dat door de gemeente aan den heer Van Waveren zullen wor
den afgestaan de kadastrale perceelen gem. Leiden, Sectie K
n°. 138, 139, 921, 925 en 926, ter gezamenlijke grootte van
93 A. 5 cA. in ruil tegen de perceelen Sectie K n°. 920 en
929, groot te zamen 94 A. 5 cA., onder de navolgende voor
waarden
1° dat door den heer Van Waveren zal worden bijbetaald
een som van ƒ350.wegens den afstand door de gemeente
van een strook grond ter grootte van 700 cA., bestemd om tot
openbare straat te worden ingericht;
2° dat de heer Van Waveren zich verbinde de kosten van
bestrating van de sub 1 genoemde strook grond naar ge
noegen van Burg. en Weth., aan de gemeente te vergoeden;
3° dat de kosten op de ruiling vallende, door beide par
tijen gelijkelijk zullen worden gedragen.
Ter nadere toelichting van ons voorstel wenschen wij u
ten slotte nog mede te deelen, dat het ons voornemen is het
gedeelte van den toegangsweg, waarvan de bestrating komt
voor rekening van den Hr. van Waveren, onmiddellijk, nadat
het door de gemeente zal zijn afgestaandefinitief en over