DONDERDAG 18 AUGUSTUS 1898. 65 De heer P. J. Van Hoeken. M. d. V. Ik zou u willen vragen, of het voornemen bestaat, als er mogelijkheid is dat de brug wordt verlaagd, haar te maken met ijzeren liggers. De Voorzitter. Ja, dat is het voornemen. De heer P. J. Van Hoeken. Dan kan ik mij met het voorstel wel vereenigen; evenwel ben ik het met de Commissie van Financiën eens, al is het nu niet bepaald haar werk om dat te beoordeelen, dat de verlaging met het oog op de nieuwe vaart wel in overweging kan worden genomen, die waarschijnlijk ook wel zal kunnen plaats hebben. De Voorzitter. Het is mogelijk, maar een aanvankelijk on derzoek had ons de meening gegeven, dat het niet kon. Overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop zonder hoofdelijke stemming besloten. XX. Idem tot het in behoorlijken staat brengen van de End egeesterwaterin g. (Zie Ing. St. n°. 195). Wordt dienovereenkomstig zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besloten. XXI. Rekening, dienst 1897, van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie lng. St. N°. 179). (De heer Juta verlaat tijdelijk de vergadering). De rekening wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming goedgekeurd. XXII. Idem alsvoren van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. n°. 177). (De heeren Zillesen en Van Lidth de Jeude verlaten tijdelijk de vergadering). De rekening wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming goedgekeurd. (De heeren Juta, Zillesen en Van Lidth de Jeude keeren in de vergadering terug). XXIII. Suppletoire staat van begrooting en staat Model A, beide voor den dienst 1898. (Toevoeging van eenige posten aan de begrooting voor dat jaar en uitbetaling van niet aan geboden coupons van geldleening). (Zie Ing. St. n». 185 en 189). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aldus besloten. XXIV. Rekening van de ontvangsten en uitgaven der ge meente over 1897. (Zie Ing. St N°. 168, 187 en 191). De heer Juta. Als het mij veroorloofd is, M. d. V., wensch ik gaarne een enkel woord in het midden te brengen naar aanleiding van het rapport der Commissie van Financiën. In de eerste plaats wat betreft de verantwoording van het duinwater. De Commissie meent, dat »in verband met eene reeds vroeger in sectie-vergaderingen geuiten wensch de kosten van waterleverantie aan de scholen beter op hunne plaats waren onder de afdeeling der rekening, die de kosten van bet onder wijs omvat." Daarover is in de laatstgehouden sectie-verga- deringen gesproken, en het antwoord van Burg. en Weth. is niet geweest om daarop gunstig te beschikken. Burg. en Weth. hebben in hun antwoord betoogd, dat het nogal velerlei be zwaren zou opleveren om -den post «duinwater" over verschil lende posten te verdeeleno. aook hierom dat, behalve het meerdere werk, het aantal mandaten zou moeten worden ver meerderd, en dat het dus met het oog op den meerderen omslag in de administratie niet gewenscht was in de bestaande inrichting verandering te brengen. Bovendien, hebben Burg. en Weth. geantwoord, kan uit de rekening voldoende blijken, voor welk bedrag aan de verschillende instellingen duinwater is verstrekt. Bij de rekening en verantwoording is dan ook en dat geeft de Commissie toe een staat overgelegd, waaruit ten duidelijkste blijkt tot welk bedrag de verschillende instel lingen van het duinwater gebruik hebben gemaakt. Nu is bij de behandeling der begrooting op dit punt niet verder aange drongen, zoodat daaruit eenigszins de gevolgtrekking mocht worden gemaakt, dat de Raad het 'althans in dezen met Burg. en Weth. eens was. Immers, indien de Raad het met de Com missie van Financiën ware eens geweest, dan zou bij de be handeling der begrooting voor een volgend jaar splitsing van den post voor duinwater moeten zijn geschied. Maar zooals nu is beslist, mogen Burg. en Weth. den post, ik meen volgn. 96, waarbij alle duinwater wordt verantwoord, niet anders verant woorden dan op dat volgn.; daar is alle duinwater bijeenge nomen, hetgeen door den Raad is goedgekeurd, is gevoteerd; dus moet ook de rekening en verantwoording van het verbruikte duinwater op dat volgn. plaats hebben. Indien Burg. en Weth. anders handelden en bij de rekening en verantwoording het duinwater verantwoordden op verschillende andere posten dan zou die rekening en verantwoording zeker niet worden goedgekeurd. De Raad, aangenomen hebbende, dat het duin- waterverbruik op de begrooting blijft voorkomen zooals tot nu toedan volgt daaruit dat ook de rekening en verantwoording van het dienstjaar op dien post. moet geschieden. Wenscht de Raad daarin verandering te brengendan kan dat alleen ge schieden bij de behandeling der begrooting voor het volgende jaar, maar nooit bij de rekening en verantwoording van een vorig jaar. De tweede opmerking der Commissie was»2° onder bij lage n°. 1058 der rekening wordt verantwoord een bedrag van ƒ2268.41 wegens herstel van de Rijnstraatbrug". De Commissie van Financiën vraagt, of voor dat werk eene openbare aan besteding is gehouden. Ik kan daarop toestemmend antwoor den er is inderdaad eene openbare aanbesteding gehouden. Verder bespreekt de Commissie in. haar rapport den post voor het meerdere bedragdat besteed is voor het straatvegen. In het contract, dat de gemeente met Gebr. Van Ulden heeft gesloten, staat dat zij moeten zorgen voor zes straatvegers; maar aan Burg. en Weth. is overgelaten, om, als zulks nood zakelijk blijkt, dat aantal straatvegers met eenigen te ver meerderen tegen eene vergoeding aan Van Ulden, welke in het contract is genoemd. Nu is verscheidene malen gebleken, dat zes straatvegers inderdaad onvoldoende warenzoodat op order van Burg. en Weth. eenige menschen zijn aangenomen om die zes straatvegers tijdelijk in hun arbeid bij te staan. Vandaar de overschrijding van den post, die geheel is inge volge een genomen raadsbesluit. Wat aangaat dat »4° onder de ontvangsten nihil werd ont vangen wegens opbrengst van grasgewas van de stadswallen, enz." die opmerking is reeds beantwoord in den staat van meerdere en mindere ontvangsten, en uitgaven (Ingekomen Stukken n°. 187) onder volgn. 29. De heer De Vries Ik begin met aan den wethouder van financiën te herinneren, dat ik hem reeds particulier heb ge zegd, dat de vierde opmerking later gebleken is-zeer ten onrechte te zijn gemaakt; het had niet onze aandacht getrof fen, dat daar feitelijk reeds aan dien wensch was voldaan. Wat betreft de eerste opmerking der Commissie van Firiin- ciën, spijt het mij zeer, dat de heer Driessen niet tegenwoordig is, omdat het voornamelijk zijn wensch was deze opmerking te maken. Ik ben met den wethouder volkomen eens, dat dit in deze rekening en verantwoording niet anders had kunnen zijn; vandaar dan ook dat de Commissie voorop hééft gezet dat de geheele rekening volkomen in orde was, en de op merkingen niet in den weg behoefden te staan aan de goed keuring der rekening. Wat wij echter niet eens zijn is, dat het zoo lastig zou zijn; ik meen juist dat de voldoening aan dien eenmaal uitgesproken wensch zeer gemakkelijk zou zijn. Nu de bij het mandaat gevoegde bijlage zoo bewerkt is, dat er uit blijkt welk deel dier uitgave aan elke school is besteed, geloof ik dat bet maken van een splitsingsstaat zeer gemakkelijk is. Ik geef toe, dat ieder raadslid, die dat wil, met een pot lood in de hand het bedrag voor duinwater zelf wel kan tellen bij de uitgaven voor onderwijs aan elke school; maar de Commissie zou juist wenschen, dat het den raadsleden gemakkelijk werd gemaakt, en dat zij die berekening niet zeiven zouden behoeven te doen. Wij hebben op dit punt ook niet gesproken van eene aanmerking, maar alleen van de uiting van een wensch voor het vervolg. Wat betreft het tweede punt. daaromtrent is de Commissie volkomen tevreden met het gegeven antwoord. Wat het derde punt betreft moet mij deze opmerking van het hart, dat met het gegeven antwoord niet is voldaan aan den wensch der Commissie. Zij heeft ook gezegd: dat zal zeker in orde zijn, en volkomen met het contract in overeen stemming wezenmaar zij heelt speciaal gevraagd welke reden er thans voor het buitengewone werk was, nu het blijkt dat indertijd bij het sluiten van het contract er op was gerekend, dat in den regel slechts zes straatvegers zouden noodig zijn. Daarop heb ik nog geen antwoord gehoord, naar ik meen. De heer Juta. Met betrekking tot het verzoek aangaande het eerste punt zou ik de Commissie van Financiën in over weging willen geven dat verzoek aldus in te kleeden, dat zij aan Burg. en Weth verzocht bij het overleggen van de rekening en verantwoording eene specificatie over te leggen niet in de rekening en verantwoording, want dat gaat niet maar daarnevens, van het bedrag, dat aan de verschillende scholen aan duinwater is verstrekt. In de rekening kan dat natuurlijk niet voorkomen, omdat die postjes in de begrooting niet staan op den post onderwijs. Doet de Commissie dat, dan is er geen bezwaar aari haar verzoek te voldoen, en zal, geloof ik, ook aan den wensch der Commissie zijn voldaan. En wat aangaat de vraag waarom meerdere straatvegers zijn noodig geweest? Omdat er bij zekere gelegenheden meer vuil was dan gewoonlijk. De ondervinding is geweest, dat die zes straatvegers het werk op een gegeven oogenblik niet aan konden. Ik zal een voorbeeld opnoemen: na de kermis b. v., ziet de stad er hier en daar niet erg zindelijk uit; dan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 3