60
DONDERDAG
14 JtlLT 1808.
X. Verzoek van C. J. Baron Leembruggen c. s., om verlenging
van de verleende vergunning tot liet leggen van rails in den
zuidelijken berm van den straatweg LeidenAlphen.
(Zie Ing. St.. ri°. 157j.
De heer Eerstens. M. d. V. Is het u ook bekend waarom
de ondernemers van deze tram zoo dralen met den aanleg,
zoodat nu weder verlenging van de vergunning noodigis? Ik
vind daaromtrent niets in de stukken.
De Voorzitter. De reden is, dat concessionarissen, meen ik,
nog niet tot overeenstemming zijn gekomen met een van de
aanliggende gemeenten.
De heer Eerstens. Dank u, M. d. V.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XI. Rapport der Raads-Commissie in zake eene eventueele
onbewoonbaarverklaring van de perceelen Gasthuislaan n°. 3
en 5.
(Zie Ing. St. n«. 158).
De heer Den Houter. i\I. d. V.! Mij is het nog niet recht
duidelijk op welken grond wij hier als gemeenteraad de be
wuste huizen schadelijk voor de openbare gezondheid zullen
gaan verklaren. Ik ben zelf de huizen, of wat vroeger huizen
waren, eens gaan zien, en zij zijn ook volgens mij volkomen
onbewoonbaar. Maar sluit die onbewoonbaarheid nu in, dat zij
zijn schadelijk voor de openbare gezondheid? Mij dunkt van
niet. Als een huis toch absoluut niet bewoond kan worden,
kan het ook niet schadelijk zijn voor de gezondheid.
Wij gaan hier derhalve verklaren, dat een huis is schadelijk
voor de openbare gezondheidwat het niet is, omdat het door
onbewoonbaarheid niet schadelijk kan zijn.
De Voorzitter. De bedoelde huizen zijn onbewoonbaar,
worden ook niet bewoond. Doch nu eischt de Verordening ook
te verklaren, dat zij niet meer bewoond zullen kunnen worden.
De eigenaar zou anders nog eene poging kunnen doen om de
huizen wat op te knappen, ten einde ze daardoor weder eenigszins
bewoonbaar te maken. Doch dit is nu door het raadsbesluit
tot onbewoonbaarverklaring niet meer mogelijk. Vandaar dat
een Raadsbesluit noodig is.
De heer Den Houter. Ik begrijp zeer goed de bedoeling
van de verordening, maar ik kom er alleen tegen op, dat wij,
zooals het rapport verlangt, zullen moeten verklaren, dat iets
schadelijk voor de openbare gezondheid wordt, wat het niet
kan zijn, omdat het gebruik er van, waardoor dan toch alleen
de schade voor de gezondheid zoude kunnen ontstaan, niet
meer mogelijk is. Wil een huis schadelijk voor de gezondheid
zijn, dan moet het bewoond worden. En dat bewonen is hier
juist geheel buitengesloten.
De heer Van Rhijn. Het bezwaar van den heer Den Houter
is ook in de Commissie ter sprake gebracht en door haar
overwogen. De Commissie meende evenwel een besluit om de
perceelen ongeschikt voor het bewonen te verklaren aan den
Raad in overweging te moeten geven; niet alleen om den
slechten toestand van de perceelen vroeger, toen zij nog be
woond waren en vooral nu op het oogenblik, maar ook omdat,
afgescheiden daarvan, de afmetingen van de hoogte onvol
doende zijn.
De heer Den Houter. Slechts bij een pand was de hoogte
te gering.
De heer Van Rhijn. Bij beide panden was de hoogte onvol
doende.
De Voorzitter. Ik geloof niet, dat wij nu moeten stilstaan
bij de hoogte van het vertrek van een perceel. De toestand
van beide perceelen is zóó, dat zij niet meer bewoonbaar zijn
en ook niet meer bewoonbaar kunnen gemaakt worden. En
nu eischt de Verordening dat de Raad dit verklaart, meer niet.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XII. Staten van af-en overschrijving op de begrooting dienst
1897 van het Roomsch Katholiek Armbestuur en van het
Roomsch Katholiek Wees- en üudeliedenhuis.
(Zie Ing. St. No. 159).
Worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
XIII. Staat model A op de begrooting, dienst 1898. (Uit-
keering van ƒ1000.aan de weduwe van den verongelukten
werkman C. Stol).
(Zie Ing. St. n° 160 en 161).
De heer Van Kempen. M. d. V.! Tegen de uitkeering heb
ik niets, maar ik zou gaarne vernemen op welke wijze de
t00ü.wordt uitgekeerd. Indien deze weduwe, die wellicht
gewoon is slechts zeer weinig geld tegelijk te ontvangen, in
eens het geheele bedrag van ƒ1000in handen krijgtdan
zijn wij er wel van af, maar aan de bedoeling van de veror
dening is dan toch niet Voldaan. Die bedoeling kan alleen zijn,
de nagelaten betrekkingen zooveel mogelijk hulp te verleenen.
Zijn wij nu volgens de verordening verplicht de som in eens
te geven, dan zou ik gaarne wenschen. dat de verordening
ter gelegener tijd op dit punt werd herzien.
De Voorzitter. De verordening schrijft voor, dat de uit-
keeringen geschieden in eens of in zoodanige termijnen als
Burg. en Weth. het wenschelijkst achten in het belang dei-
nagelaten betrekkingen. Burg. en Weth. beoordeelen dus in
elk bijzonder geval wat het wenschelijkst is.
In dit geval achtten Burg. en Weth. het geven van de geheele
ƒ1000.in eens zeker niet wenschelijk. Een klein bedrag is
aan de weduwe gegeven om in de onmiddellijke behoeften te
voorzien, want de menschen waren doodarmen het overige
is op de Rijkspostspaarbank geplaatst. Burg. en Weth. zullen
nu verder overwegen de meest wenschelijke wijze, om het
geld in het belang van de weduwe te besteden.
De lieer Van Kempen. Dank U, M. d. V.
De staat wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XIV. Verzoek van Commissarissen der Stedel. Gasfabriek
tot beschikbaarstelling van gelden voor de verlichting van het
Van der Werfpark, bij gelegenheid van de Inhuldigingsfeesten.
(Zie Ing. St. n°. 162).
De heer Den Houter. M. d. V.! Wellicht is het onbekend
heid met het gebruik ten dezen opzichte, maar mij komt het
vreemd voor, dat de Commissie voor de Gasfabriek een voor
stel doet tot versiering van een gedeelte der stad. Ik heb altijd
gedacht dat de werkkring van eene Gas-Commissie zich meer
eigenaardig bepaalde tot het terrein van de gasfabriek en wat
daarmede samenhangt, en dat zij daaraan werk genoeg had.
Wat de Commissie hier doet, in een officieel stuk handelend
optreden om een voorstel te doen, dat als zoodanig eigenlijk
geen betrekking heeft op de zaken der gasfabriek, dat is iets,
waarmede de Commissie, naar het mij voorkomt, geheel buiten
haar werkkring gaat.
De Voorzitter. Het versieren van de stad in het algemeen
wordt aan de burgerij overgelatenmet uitzondering van enkele
stedelijke gebouwen, zooals het Stadhuis bijv. Doch daaronder
is niet begrepen het Van der Werfpark. En vanwege de bur
gerij wordt dat park ook niet verlicht, zoodat het bij de alge-
meene illuminatie geheel onverlicht zoude blijven.
Nu is er een voorstel gedaan door de Commissie van de
Gasfabriek en daartoe is zij bevoegd om vanwege de
fabriek bij die gelegenheid ook iets te doen. Omtrent dat voor
stel hebben Burg. en Weth. gunstig geadviseerd, en na dit
advies moet de Raad thans eene beslissing nemen. Commis
sarissen hebben gemeend, dat wat zij voorstelden iets buiten
gewoons was, zoodat zij het niet op eigen verantwoordelijk
heid mochten doen. Uit deferentie voor den Raad meenden zij
dezen er in te moeten kennen, en de goedkeuring van den
Raad te vragen. Was dit niet geschied, en was later de reke
ning en verantwoording van de Gasfabriek, waarop natuurlijk
de ƒ600.ook zouden voorkomen, bij den Raad ingekomen,
dan zou de Raad kunnen zeggen: Commissarissen hadden tot
het doen van zulk een uitgaaf wel eerst toestemming kunnen
vragen.
De heer Den Houter. M. d. V. Ik dank U voor uwe inlich
tingen; mijn bezwaar was alleen, dat Commissarissen met een
bepaald omschreven opdracht gerapporteerd hebben over eene
zaak, die niet tot hun werkkring behoort.
Daarbij wensch ik evenwel nog iets te voegen. Dat de Gas
fabriek tot verlichting van het park gas wil gebruiken, is wel
te begrijpen. Het zou echter de vraag kunnen zijn, of voor die
ƒ609.niet eene andere verlichting kan verkregen worden,
die juist tusschen het groen en de boomen nog beter zou
voldoen dan gas, bijv. lampions en illumineerglazen.
De Voorzitter. Of eene andere verlichting beter zou voldoen
weet ik niet. Wel weet ik dat ƒ600.— voor verlichting van
eene ruimte als het Park, eene betrekkelijk geringe som is.
De Gasfabriek kan voor dat kleine bedrag voor eene behoor
lijke illuminatie zorgen, omdat in het Park reeds eene gas
leiding ligt en de fabriek, zoo eenigszins mogelijk, gebruik
maakt van de reeds voorhanden toestellen. Wanneer men op
eene andere wijze behoorlijk wilde illumineerendan zou men
met ƒ600.— in de verste verte er niet komen.
De heer Siegenbeek van Heukelom. Ik deel eenigszins ook
het bezwaar van den heer Den Houter. üok ik heb met ver
wondering gezien, dat van Commissarissen der Gasfabriek
een voorstel is uitgegaan om een gedeelte der stad te illumi
neerenwat, naar ik meen, niet tot hun werkkring behoort.
Ik kan mij denken, dat een dergelijk voorstel uitgaat van
Burg. en Weth., maar ik acht het minder eigenaardigdat het
uitgaat van de Commissie voor de Gasfabriekwier taak een
voudig is de belangen van de fabriek te behartigen.