DONDERDAG 16 JUNI 1898. 53 Zitting van Donderdag 16 Juni 189S. Geopend des namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Mr. F. WAS, Burgemeester. Te behandelen onderwerpen: 1°. Verzoek van Dr. A. C. Hartevelt, om continuatie in de betrekking van stads genees- en heelkundige. (125) 2°. Idem als voren van R. Jesse Rz., in die van gemeente apotheker. (128) 3°. Benoeming van eene Oommissie van drie raadsleden in zake eene eventueele onbewoonbaarverklaring van twee perceelen in de Gasthuislaan, genummerd 3 en 5.(121) 4°. Benoeming van onderwijzend personeel aan de te openen school 3e klasse n°. 5 aan den Maresingel. (135) 5°. Idem als voren aan andere scholen ten gevolge van de benoemingen sub 4. (138) 6°. Suppletoire begrooting en staten model A en B op de be grooting voor 1897, ter aanvulling van eenige te laag geraamde begrootingsposten. (123 en 139) 7°. Staat van af- en overschrijving, begrooting dienst 1898, ad f 480,— tot vinding der kosten van het vergelijkend examen voor de benoeming van een hoofd der school 3e klasse n°. 5. (124 en 131) 8°. Verzoek van A. J. Verbeek, om terugbetaling van school geld, Lager onderwijs. (126) 9°. Voorstel tot uitvoering van bijkomende werken in verband met de vervanging van het houten draaihoofd van de Schrijversbrug. (127) 10°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst 1898 tot verhooging van den post: «Subsidie aan werk huizen", enz. (137) 11°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1897, van de Sted. Werkinrichting. (129) 12°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1898, van de Stedelijke Werkinrichting. (130) 13°. Rekening, dienst 1897, van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. (94) '14°. Verzoek van de Wed. A. F. C. Engelberts—Huyskes, om terugbetaling van schoolgeld lager onderwijs. (134) 15°. Voorstel tot plaatsing van bliksemafleiders op de school der 3e klasse n°. 5 aan den Maresingel. (132) 16°. Verzoek van J. F. Wafelbakker tot overdracht van de huur van het voor koffiehuis bestemde gedeelte van den Burg. (136) 17°. Rekening, dienst 1897, van het Krankzinnigengesticht: «Endegeest". (140) 18°. Rekening, dienst 1897, van de Stedelijke Gasfabriek. 19°. Vaststelling van het kohier der Plaatselij ke directe belasting, dienst 1898. (133) Tegenwoordig zijn 20 leden, als de heeren: Kaiser, Van Dissel, P. J. Van Hoeken, J. P. J. Driessen, Stadhouder, A. J. Van Hoeken, Fockema Andrea?, Zillesen, DekhuyzenSiegen- beek van Heukelom, De Goeje, Van Lidth dé Jeude, Pera, L. Driessen, Korevaar, Drucker, Van Hamel, Juta, Den Houter, Van Rhijn, alsmede de Burgemeester, Voorzitter. Afwezig zijn de heeren: Kroon, Kerstens. Zaaijer, De Vries, Van Kempen, Hasselbach en Verster van Wulverhorst. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 26 Mei worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1°. Beschikking van den Commissaris der Koningin, dd. 11 Juni j.l. B. N°. 1385 (le afd.) waarbij aan den Burgemeester een verlof is verleendom zich gedurende eene maandmet ingang van 19 Juni a.s., buiten de gemeente op te houden. 2°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland, dd. 9/11 Juni j.l. B. N°. 1895 (3e afd.) G.S. n°. 69, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit tot onderhandsche verpach ting van de aardappeltiend onder Leiderdorp, volgens taxatie van 2 deskundigen. 3°. Missive van de Gedep. Staten van Zuid-Holland, d.d. 7/11 Juni j.l. B. n°. 325 (3e afd.) G.S. n°. 82, houdendeont- vangstbericht van de hun in afschrift medegedeelde door den Gemeenteraad in zijne zitting van 26 Mei j 1. vastgestelde ver ordening op de Markten. 4°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland, d.d. 7/13 Juni j.l. B. n°. 330 (2e afd.) G.S. n°. 87, ten geleide van de door hen goedgekeurde rekening van de dienstd. Schutterij dezer gemeente over 1897, met de daarbij behoorende bescheiden. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Rekening dienst 1897 met balans, proefbalans en finan cieel verslag van de Leidsche Duinwatermaatschappij. 2°. Verzoeken van J. D. Van Wijk en H. C. Van der Heijde, om eervol ontslag uit de betrekking van leeraar aan de Kweek school voor onderwijzers tegen 1 September a.s. 3°. Verzoek van C. J. J. Fokker, te Zierikzee, om afschrijving van plaats, directe belasting, wegens woonplaatsverandering. 4°. Verzoek van de wed. A. E. C. Engelberts, geb. Huyskes, om terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs, over de maanden April en Mei j.l. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 5°. Rekening, dienst 1897, van de Sted. Werkinrichting. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 6°. Verzoek van de Wed. H. N. Tetterode-Claassenom vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld, Middelb. onderwijs. 7°. Verzoek van Dr. G. M. Kruimel, om continuatie in de betrekking van Stads Genees- en Heelkundige. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. \oorts zijn ingekomen van de Roomsch-Kath. Kiesvereeniging en van de Kiesvereeniging: «Nederland en Oranje" afschriften der- moties, aangenomen in de vergaderingen van 27 Mei jl. ten op zichte van het raadsbesluit, waarbij het voorstel is aangenomen tot continuatie van de bestaande toelage gedurende den tijd van '15 jaren, ad fihOO.'sjaars, aan de Leidsche Schouwburg- vereeniging. De Voorzitter. Ik verzoek den Secretaris die beide moties voor te lezen. De heer Fockema Andreae. M. d. Vu verzoekt den secre taris die beide stukken voor te lezen; ik wensch echter voor te stellen die stukken niet te doen voorlezenmaar ze ter visie voor de leden in de leeskamer neer te leggen. Ik heb voor dat voorstel verschillende grondenvooral deze drie. In de eerste plaats een formeele grond. Art. 7 van ons Regle ment van Orde zegt: «De Voorzitter geeft kennis van de inge komen stukken; zij worden na in een register volgens datum te zijn ingeschreven ter visie gelegd in een lokaal, waarvan de toegang voor de leden op alle werkdagen van des morgens negen tot des namiddags vier uur openstaat." Door deze stuk ken ter visie te leggen volgen wij dus letterlijk het Reglement van Orde. Mijn tweede grond is zuinigheid op den tijd van den Raad. Onlangs is bij ons ingekomen eene motie van afkeuring van eene werkliedenvergadering tegen het besluit dat genomen was ten aanzien van een maximum arbeidsduur en een mi nimum loon. Ik had toen het Reglement van Orde niet bij mij, en ik twijfelde eenigermate omtrent den inhoud van art. 7ik heb dan ook toen gezwegen, maar ik heb noode gezwe gen. Nu komen opnieuw bij ons in protest-motiesdie wij uit de courant kunnen kennen, tegen een ander besluit van den Raad. Het is mogelijk, dat morgen bij ons inkomt, op gelijke wijze, een protest tegen de een of andere benoeming; overmorgen een dagblad-artikel, waarin kritiek wordt uitge oefend over een besluit door den Raad genomen; misschien een volgenden dag een tijdschrift-artikel; en wie weet, of we niet zoo ver komendat aan den Raad wordt overgelegd een boekdeel om een van onze besluiten te critiseeren. Waar gaat het heen met den tijd van den Raad, wanneer niet wordt gehandeld volgens art. 7 van ons Reglement van Orde, maar alle stukken, die bij ons worden ingezonden ook dan, wanneer zij tot geenerlei beslissing van den Raad aanleiding moeten geven moeten worden voorgelezen? Dat is dus mijn tweede grond: spaarzaamheid met den tijd van den Raad. Eindelijk heb ik nog een derden grond voor mijn voorstel: zorg voor de vyaardigheid van den Raad. Waar moet het met die waardigheid van den Raad heen, wanneer wij ons tot regel stellen om te doen voorlezen alle mededeelingendie deze of die persoon', deze of die vergadering, ons wenscht te doen? De eene kan voor zijne mededeelingen om dat woord te gebr uiken kiezen een zeer zachten, de andere een zeer strengen vormde een kan zijne meening uitspreken op eene meer gepaste, de andere op eene minder gepaste wijze; de een kan zijn bezwaren kleeden in een vorm, die beleefd is, een ander in een vorm, die onbeleefd is, misschien zelfs be- leedigend voor ons of sommigen onzer. De laatste zou natuur lijk lachen in zijn vuistje, wanneer wij naïef genoeg waren, om in onze vergadering te laten voorlezen de beleediging, die hij ons toedacht. Het komt mij om die redenen voor, vooral nu het gebrui kelijk schijnt te worden, dat men ons dergelijke protest-moties toezendt, dat wij voorzichtig doen met ons streng te houden aan het Reglement van Orde, en die ingekomen stukken, welke tot geenerlei beslissing aanleiding kunnen geven, in de lees kamer neer te leggen ter visie. Dan kan elk lid van den Raad van die stukken zooveel en zoo weinig notitie nemen als hij meent, dat met zijn plicht overeenstemt. De Voorzitter. Ik gevoel veel voor wat u voorstelt, en ik kan mij daarmede wel vereenigen. Inderdaad, wanneer we het Reglement van Orde lezen, dan leidt dat tot wat u voorstelt. Maar ik ben niet afgeweken van den wègdie in den laatsten tijd gebruikelijk was, en heb evenals bij vroegere gelegen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 1