DONDERDAG 26 MEI 1898.
51
verordeningen, noch van B. en W. Hoogst waarschijnlijk
komt het art', dus weder ter tafel zooals het nu luidt.
De heer De Goeje. Ik maak bezwaar met dat voorstel mee
te gaan, tenzij B. en W. of de commissie liet wenschelijk
achten. Het is toch dien beiden colleges te doen om de ver
ordening zoo bruikbaar en zoo goed mogelijk te maken.
Wanneer die dus eenig heil zien in uitstel, denkende, dat
wanneer nogeens een onderzoek wordt ingesteld, de ver
ordening misschien beter zal kunnen worden, dan ben ik
bereid met het voorstel mede te gaan. Maar wanneer die
colleges zeggen, dat de zaak zoo grondig is onderzocht dat
het hun niet mogelijk is er meer aan te doendan niet.
De Voorzitter. Dan zal ik vragen aan de commissie
voor de Strafverordeningenof zij denkt nog een nader onder
zoek te kunnen instellen.
De heer Fockema Andrew. Dan kan ik verklaren, dat de
Commissie voor de Strafverordeningen geen kans zal zien meer
licht te verkrijgen. Wij hebben dat licht gezocht overal waar wij
meenden het te kunnen vindenen na lang, zeer lang over en
weer praten zijn wij tot het besluit gekomen, dat deze regeling
de beste isdus kan de Commissie niet tot uitstel adviseeren.
Het voorstel-Den Houter, in stemming gebracht, wordt ver
worpen met 11 tegen 10 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Kaiser, Zaaijer, Fockema Andrese,
De Vries, L. Driessen, Korevaar, Zillesen, De Goeje, Van Hamel,
Dekhuyzen en Juta.
Voor stemmen de heeren A. J. Van Hoeken, Eerstens, Van
Dissel, Den Houter, J. P. J. Driessen, Van Rhijn, Van Lidth
de Jeude, Stadhouder, Pera en P. J. van Hoeken.
De Voorzitter. Mag ik nu den heer Pera verzoeken zijn
amendement schriftelijk in te dienen?
De heer Pera. Mijn voorstel bestaat eenvoudig in het uit
laten van de woordenuitgekookt en".
Dit amendement wordt voldoende ondersteund.
De heer Van Dissel. M. d. V. Ik zou gaarne aan den heer
Pera nog eene vraag willen doen; n.l. deze, of hij op zijne
verantwoording durft nemen en den Raad pertinent verzeke
ren, dat het hout, zooals het uit Amerika wordt aangevoerd,
door den kuiper tot vaten gekuipt en vervolgens even vol water
gezet, behoorlijk zal zijn uitgelooid, zoodat zich de smaak van
de eik niet meer aan de boter kan meedeelen. Wij hebben
gehoord, dat vanwege de boterhandelaars uitdrukkelijk is ver
klaard, dat dat niet het geval is; en voor zoover ik daarmede
bekend ben, zou ik ook zeggen dat het nieuwe hout door het
water, dat er een korten tijd op staat, zijn loog niet zal ver
loren hebben. Maar ik verklaar, ik ben er niet genoeg van
op de hoogte. Kan nu de heer Pera tegenover de verklaring
van de boter ver koopers de stellige verzekering, geven, dat dat
wel het geval is? Dat zou op mijne stem van invloed kun
nen zijn.
De heer Pera. Het resultaat mijner onderzoekingen is ge
weest de overtuiging, dat de behandeling, die de vaten vóór
't gebruik in het water moeten ondergaan, ook ter wille van
het gewicht, geheel voldoende is om van de aanwezige eik
te zuiveren, zoodat ik ten volle toestemmend antwoord op de
vraag, door den heer Van Dissel gedaan.
De Voorzitter. Hebt u die onderzoekingen ingesteld bij
boterdeskundigen en boterhandelaars?
De heer Pera. Ik heb dat onderzoek ingesteld bij boeren en
bij kuipers.
De heer Den Mouter. Ik wensch nog alleen te zeggen
M.d. V., dat ik tot mijn spijt niet in de gelegenheid gesteld
ben meer licht in deze zaak te verkrijgen, en dat nu inderdaad
de argumenten, die voor het amendement van den heer Pera
pleiten mij zoo sterk voorkomen, dat hoewel ik liever zou zijn
meegegaan met de redactie der Commissie, ik nu voor het
amendement zal moeten stemmen. De gewichtige vraag van
den heer Van Dissel en ook het antwoord van den heer Pera,
die de kuipers heeft geraadpleegd, terwijl de Commissie meer
speciaal bij de boterhandelaars heeft geïnformeerd, doen zien,
dat ik mag wel niet napleiten het achterafgezieri beter
ware geweest, indien nogmaals ware geïnformeerd bij alle be
langhebbenden.
Het amendement-Pera, in stemming gebracht, wordt ver
worpen met 14 tegen 6 stemmen, terwijl de heer Van Rhijn
buiten stemming blijft.
Tegen stemmen de heeren Kaiser,Van Dissel. Zaaijer, Fockema
Andreae, Stadhouder, De Vries, L. Driessen, Korevaar, Zillesen,
De Goeje, Van Hamel, Van Lidth de Jeude, Dekhuyzen en Juta.
Voor stemmen de heeren A. J. Van Hoeken, Kerstens, Den
Houter, J. P. J. Driessen, Pera en P. J. Van Hoeken.
De Voorzitter. Heeft de heer Pera nog een amendement?
De heer Pera. Ik zou gaarne »105 mM." gewijzigd zien in
130 mM.
Dit amendement, dat voldoende wordt ondersteundwordt
daarop in stemming gebracht en verworpen met 13 tegen
7 stemmen, terwijl de heer Van Rhijn weder buiten stemming
blijft.
Tegen stemmen de heeren Kaiser, Van Dissel, Zaaijer, Fockema
Andrete, De Vries, L. Driessen, Korevaar, Zillesen, De Goeje,
Van Hamel, Van Lidth de Jeude, Dekhuyzen en Juta.
Voor stemmen de heeren A, J. Van Hoeken, Kerstens, Den
Houter, J. P. J. Driessen, Stadhouder, Pera en P. J. Van Hoeken.
Art. 22 wordt daarna ongewijzigd bij acclamatie goedgekeurd.
Artt. 2324 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 25, luidendeAfgekeurde vaten, zoo
wel nieuwe als oudeworden ten bewijze daarvan door den
ijker geritst en worden niet meer ter keuring aangenomen.
Hetzelfde geschiedt met ter markt gebracht vaatwerkdat
niet aan de bij deze afdeeling gestelde eischen blijkt te voldoen.
De heer Pera. In art. 25 zou ik ook gaarne eene kleine
wijziging willen hebben; en wel deze, dat ik zou willen
lezen: «Afgekeurde vaten, zoowel nieuwe als oude, kunnen
ten bewijze daarvan door de ijker worden geritst en worden
dan niet meer ter keuring aangenomende besliste opdracht
dat zij geritst zullen worden, zag ik er dus liever uitgelicht.
Ik doe dat voorstel op dit oogenblik als man van eenige
ondervinding, in aanmerking genomen op welke wijze een
fabriek zich aan een fout kan schuldig maken en die bij alle
mogelijke inspectie en toezicht aan het oog is ontgaan. Een
fout, ter zake van geringe beteekenis, zou dan oorzaak zijn,
dat het vat niet goedgekeurd kan wordenmaar volgens deze
bepaling is daar dan aan verbonden, dat het vat totaal weg
is, terwijl de fout toch heel gemakkelijk zou kunnen zijn
weg te nemen. De beslissing, of het vat geritst moet worden,
zou ik dus willen overlaten aan het oordeel van den ijker.
De Voorzitter. Ik vrees, dat volgens uwe redactie, de
deur zal worden opengezet voor willekeur. Hier is het
imperatief, maar u wilt dat overlaten aan het oordeel van
den ambtenaar. Wat zal dan gebeuren? Dat van den een
een vat wordt geritst, en van den ander niet. Ja, wordt er
dan gezegd, wij weten er alles van, waarom van mij een
vat wordt geritst en van een ander niet.'
De heer A. J. v. Hoeken. Ik zou uit art. 25 de woorden
willen laten vervallen: «worden ten bewijze daarvan door den
ijker geritst en", zoodat het artikel dan luidtAfgekeurde vaten
zoowel nieuwe als oudeworden niet meer ter keuring aan
genomen.
De heer Fockema Andre.e. Ik zou gaarne willen vernemen
hoe men kan zien, dat een vat afgekeurd is, wanneer het niet
mag worden geritst? Wanneer daarvan geen bewijs aan het
vat mag worden aangebracht, hoe dan te voorkomen, dat
het weer ter.ijking wordt aangeboden? Maar bovendien wenschte
ik deze opmerking te maken, dat wanneer een vat is afge
keurd als botervat, het daarom toch zeer bruikbaar kan zijn
voor een ander doeleinde. Daarom zie ik in het ritsen geen
groot bezwaarhet vat kan altijd nog dienen voor eenig ander
doeleinde, al is het niet voor boter.
De heer A. J. v. Hoeken. Ik stel mij voor, dat in een vat
een klein gaatje of een kleine scheur is; daardoor zou het dan
moeten worden afgekeurd, daar in zoo'n geval de ijker het
recht heeft over een of meer duigen een kruis te ritsen en
wordt het vat door deze mishandeling onbruikbaar gemaakt.
Door mijn amendement wordt dit voorkomen en zou de kuiper
in de gelegenheid worden gesteld die eene duig, waar zulk
eene kleine fout in voorkomt, door een andere te doen vervan
gen en het vat weer goed te maken.
De Voorzitter. Ik betwijfel zeer of een vat met een gaatje
of scheurtje er in en dat overigens aan alle eischen voldoet
geritst zal worden; in ieder geval blijft dat aan de praktijk
overgelaten.
De heer De Vries. Ik zou wel deze opmerking nog willen
maken, dat ik iets gevoel voor wat de heer Pera wenscht en
voorstelt wat betreft de nieuwe vaten, die ter ijking worden
aangeboden en niet voldoen. Maar bij de oude vaten is het
een belang, dat ze bij ongeschiktheid voor gebruik worden
gestempeld, want die dragen een ijk en geven dus gelegen
heid om misbruikt te worden. Wanneer het dus alleen nieuwe
vaten geldt, ben ik op zichzelf niet tegen wat de heer Pera
voorstelt, maar ik wijs er op dat het oude artikel voorschreef
dat zoowel de oude als de nieuwe vaten zullen worden ge
brand het afkeuringsstempel is dus tot nog toe altijd ook op
de afgekeurde nieuive vaten toegepast, en voor zoover ik weet
zijn daarover nooit klachten geweest. Maar ik herhaal dat er
m. i. misschien iets voor te zeggen zou zijn, om het ritsen
voor de nieuwe vaten na te laten.