DONDERDAG
26 MEI 1898.
49
buitenlandsche handelaars allen goede waar krijgen in gemerkte
vaten; en als wij den naam van onze Leidsche botermarkt
hoog willen houdendat wij dan eenigszins genoodzaakt
waren strenge bepalingen te maken die misschien niet in
den smaak vallen van de kuipers. En wat aangaat, dat
de duigen eerst moeten worden gekookt en naderhand weer
gedroogd ja, dat spreekt van zelf, aangezien de boter
moet gepakt worden in goede droge vaten, en om de eik er
uit te krijgen is het eenige middel goed koken, volgens ver
klaring van alle deskundigen die zijn geraadpleegd. Dat ze
dan weer moeten worden gedroogdspreekt vanzelf. Maal
ais men de duigen enz. niet kookt, gaat de eik er niet uit
en zal de boter bederven, en dientengevolge zal onze markt
haren goeden naam verliezen. Is men het daarover eens, dat
de eik uit het hout moet en daarover zijn de boterhande-
laars het allen eens: die moet er uit dan schiet er niet
veel anders over dan dat de duigen worden gekookt.
Wat dan de afmetingen betreft, ze zijn in overeenstemming
met die welke te Debt zijn aangenomen, waardoor we het
groote voorrecht krijgendat ook de botervaten van daar op
onze markt kunnen komen; en dat gebeurt, omdat de
Leidsche markt thans meer in trek is dan de Delftsche. En
ook ontstaat het voordeel, dat het Leidsche vaatwerk en
dat is in het belang van de kuipers dan ook in Delft
komen kan.
De heer Pera. U zegt, M. d. V., dat het hier geldt het
belang van onze botermarkt; maar het is nog niet duidelijk,
dat hier op dit oogenblik op deze wijze dat belang behartigd
wordt. U zegt: de eik moet uit het houtdat wordt algemeen
toegestemd, en begrijp ook ik. Maar ik meen zeker te wezen
en kan constateeren, dat ook bij de tegenwoordige behande
ling de eik uit het hout komt De noodzakelijke voorbereiding
dier vaten voor 't gebruik is nu eenmaal zoo, dat zij voort
durend gevuld moeten zijn met water; en de ervaring leert,
dat bij die behandeling de eik heel goed uit het hout trekt,
en dat het hout als zoodanig vrij wordt van de eik.
IJ sprak er ook van dat een en ander niet zou wezen naar
den smaak der kuipers. Ik begrijp niet wat u daarmede be
doeld hebt; alsof hier iets van willekeur in het spel was.
En wat wij met Delft hebben uit te staan, is mij geheel
onbegrijpelijk. Wanneer de kuipers ondervinden, dat zij in
Delft geen vaten kunnen leveren dan onder die voorwaarden,
dan is het aan hen overgelaten die kuipen zoo te maken;
maar mij is daarvan niets gebleken. En op het punt, waarom
de vaten beter zouden zijn, wanneer de duigen eene breedte
hebben van hoogstens 105 mM. dan wanneer zij 130 mM.
brged zijn, daarover is nog geen woord gesproken ter toelich
ting. Dat zal ook heel moeilijk te zeggen wezen, want wat
heeft dat met de qualiteit van het hout uit te staan en met de
zorg bij de vervaardiging? Ik kan op dit oogenblik niet anders
zien dan dat zekere invloeden, ter zake niet van beteekenis,
zich hebben doen gelden om tot deze bepalingen te komen.
De heer Fockema Andreae. Den heer Pera wensch ik met
een enkel woord te antwoorden. Ik weet niet wat hij bedoelt
met die «zekere invloeden"; wel weet ik, dat zeer zwaar
gewogen heeft de invloed eener langdurige discussiedie wij
over de botermarkt hebben gevoerd. Yele avonden hebben
wij doorgebracht met het raadplegen, mondeling en schrifte
lijk, van deskundigen in den boterhandel.
Ik geloof, dat de heer Pera de zaak niet goed inziet. Er
zijn twee stelsels, waar tusschen men kiezen kan. Men kan
zeggenwij laten de industrie en den handel volkomen vrij
leggen die niet aan banden, stellen geen regels vast voor de
botervaten en voor den handel, maar laten op de markt toe al wat
komt en zooals het komten uitgaan van den stelregellaat
iedere handelaar uit eigen oogen zien. Dat is een stelsel, dat
hierom gevaarlijk te achten is, omdat men weet dat de boter
markt thans bloeit nu het vaatwerk gecontroleerd wordt, terwijl
men niet weet wat er van komen zal als men alles vrij laat.
Daarom heeft de commissie niet kunnen besluiten tot het
laten varen van den ijk. Maar wanneer eenmaal een ijk wordt
vastgesteld, wanneer we zeggen: vaatwerk, dat aan zekere
voorwaarden beantwoordt, kan hier worden geijkt en geen
ander vaatwerk, dan dat, wordt geijkt, anders heeft de ijk niet
te beteekenen dan moet men trachten het gevaar te ontgaan
dat men onze kuipers uitsluit van de andere markten en dat
men de boerendie men hier op de markt wil lokkenvan
de markt verdrijft door hen te noodzaken de boter te slaan
in Leidsche vaten, terwijl zij liever b.v. Delftsche vaten hadden.
Daarom heeft de commissie voor de strafverordeningen er
zich op toegelegd om in deze zooveel mogelijk met Delft één
lijn te trekken en ook hier dezelfde eischen te stellen aan de
vatendie in Delft worden gesteld. Dan kan ""hier komen alle
vaatwerkdat is gemaakt in Delft of in Leiden en kunnen
dus ook hier ter markt komen de boeren, die er op gesteld
zijn de boter te slaan in Delftsche vaten. Dan staat ook voor
onze kuipers de weg open hun vaatwerk te brengen aan de
markt in Delft, hetgeen voor hen ook weer een voordeel is.
Gaan wij afwijken van de eischen, die wij voor onzen ijk ge
steld hebben, en ,eene andere breedte van de duigen toe
staan of iets anders, dan kan hier niet geijkt worden het
Delftsche vaatwerk en verjagen wij van onze markt alle boeren,
die daarop gesteld zijn; en verjagen bovendien onze kuipers
van de Delftsche markt, of althans noodzaken ben daarvoor
apart te werken.
Wat dat uitkoken aangaat, het treft mij zeer, dat juist, ik
meen, het eenige argument, dat daartegen gebruikt is dooi
de kuipers, niet gebruikt wordt door den heer Pera, n. 1.
dat men maar zoo weinig vaten kan uitkoken in hetzelfde
water. Dat is trouwens een onjuist argument, aangezien niet de
vaten maar de duigen worden uitgekookt; en in eene groote
kuip gaan heel wat duigen voor dat het water, dat er in
isvol eik is getrokkenzoodat wanneer eene volgende
kuip wordt gekookt men al heel wat vaten bijeen heeft. Des
kundigen in den boterhandel hebben ons gezegd zoowel als
geschreven, dat het uitkoken der duigen bepaald noodzake
lijk is voor het behoud van de boter. Dat is wat ons heeft
gebracht tot het vaststellen der artikelen zooals ze hier staan.
De Voorzitter. Deze bepalingen zijn in de verordening
aldus gekomen na herhaalde conferentiën met en adviezen
van deskundigen. Zij waren overtuigd, dat die bepalingen der
Leidsche botermarkt zeer ten goede zouden komen, vooral
wat betreft den buitenlandschen handel. Nu ligt het toch voor
de hand, dat waar wij hebben eene bloeiende botermarkt, de
vooruitgang van deze ontegenzeggelijk ten goede komt ook
aan de kuipers. Laten deze toch niet zoo kortzichtig zijn te
trachten de vaten wat goedkooper te kunnen leveren, maar
laten zij liever trachten de vaten zoo goed mogelijk te leveren,
al worden ze daardoor wat duurder. Laten zij ze leveren
zooals de boterhandel ze eischt en vraagt, opdat de handel
zich kunne uitbreiden. Dat zal ten goede komen aan de kuipers.
De heer A. J. Van Hoeken. Reeds door den heer Fockema
Andreae en ook door u, M. d. V., is er op gewezen dat we
hier hebben eene bloeiende botermarkt; en nu zullen wij
andere bepalingen gaan maken dan op dit oogenblik geldende
zijn! Maar dat niet alleen. De Leidsche kuiper wordt daar
door niet gelijk gesteld met een kuiper uit een andere stad.
Behalve Delft zijn er nog steden waar veel machinaal kuip-
werk wordt gemaakt, b. v. te Rotterdam. Is de ijker dan ook
overtuigd dat het hout van dergelijk vaatwerk uitgekookt is
Ik geloof het niet. En ik geloof ook, dat het heel moeilijk
zal te zien zijn of een vat al dan niet uitgekookt is. Daarbij
komt naar mijne meening, daar ik eenigszins met eikenhout
bekend ben, nog dit. De duigen die uit Amerika komen,
hebben eene dikte van 5—10 c. M. en eene breedte van
10—20 c. M. Uit die zware stukken worden verschillende
stukken gehakt of gekloofdzoodat een duig b. v. 15 c. M.
kan zijn. Kon het hout worden gezaagd, dan zou men de
duigen precies op breedte kunnen krijgen; maar het moet
gekloofd hout zijn, dus wanneer het hout splijt iets bezijden
101 2 c. M. dan is die duig niet meer voor dat vaatwerk ge
schikt, of het gaat met groot houtverlies gepaard om deze te
gebruiken. Het komt mij dus voor, dat de breedte zeer goed
op 13 c. M. zou kunnen worden gesteld. Juist door een duigen
breedte van 101 2 c. M. verkrijgt men veel meer naden, en
dus meer kans dat er lekkages ontstaan. Daarbij komt, men
levert hier uit Leiden verscheidene vaten aan de boterfabriek
«Hollandia", wat naar mijne meening zeker een van de
grootste fabrieken is, wier boter hier geregeld ter markt
wordt aangevoerd en geaccepteerd bijna zonder keur of aan
merking. Waaruit blijkt dat de boter verpakt in het vaat
werk onder den ouden toestand toch voldoet. Nu vraag ik:
zal de markt door deze bepalingen meer bloeien of beter
worden? Ik voor mij geloof het niet.
De Voorzitter. Ik kan den heer Van Hoeken niet anders
antwoorden dan wat ik reeds gezegd heb. En voorts zie ik
niet in waarom de Maatschappij «Hollandia" niet even zoo
goed boter in de nieuwe vaten zou koopen als in de oude.
Deskundigen dringen aan op de opneming van de maten
volgens de Delftsche verordening, daar dat ten goede zou
komen aan den Leidschen boterhandel. Die menschen zijn toch
van jongs af in den handel geweest en weten alle bijzonder
heden daarvan. Van die adviezen is dit voorstel het gevolg.
De heer Pera Nog een enkel woord, M. d. V. In de eerste
plaats naar aanleiding van de opmerking van den heer Fockema
Andreae, dat ik juist niet gebruikt heb de reden door de
kuipers zelf opgegeven. Die reden vond ik wat zwak en ge
waagd in 't debatik vreesde, dat men mij eenvoudig tegemoet
zou voeren: dan moet men maar weer schoon water nemen.
In de tweede plaats ben ik niet verder gekomen met het
verkrijgen van licht op de vraag: waarom deze vaten beter
zijn dan die tot dusver? Ik zie niet in, dat dat op deze manier
het geval zal zijn, en geloof, dat wij door het vaststellen van
deze verordeningen, zonder het belang van den boterhandel
te behartigen, de kuipers in hun bedrijf zullen benadeelen.