DONDERDAG 28 APRIL 1898.
39
De Voorzitter. Dat is ook weer geregeld bij souverein be
sluit, en opgedragen aan het Gemeentebestuur.
De verordening wordt daarop zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
VIII. Voorstel tot verlenging van de tijdelijke aanstelling van
Dr. J. R. Koopmans van Boekerenals leeraar in de oude talen
aan het Gymnasium.
(Zie Ing. St. n°. 87).
IX. Voorstel tot uitbreiding van het bedrijfskapitaal der Sted.
Gasfabriek voor den aanleg van muntgasmeters.
(Zie Ing. St. n°. 88).
Worden achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoof
delijke stemming goedgekeurd.
X. Voorstel tot afstand van grond van de Kijfgracht aan
P. J. Van Hoeken.
(Zie Ing. St. n°. 90).
De Voorzitter. Op grond van de ingekomen bezwaarschrif
ten, en dewijl werkelijk waar is wat in een dier requesten,
die wij niet verondersteld hadden dat komen zouden, wordt
vermeld, dat de tijd wat kort is geweest, om deze zaak nader
te overwegen, stel ik voor de behandeling daarvan uit te
stellen tot eene volgende vergadering, teneinde op de inge
komen bezwaren te letten en daarop van advies te dienen.
Dienovereenkomstig wordt zonder discussie en zonder hoof
delijke stemming besloten.
XI. Verzoek van J. A. Kobschulte, om den eigendom van
een gedeelte grond van de speelplaats van de school 4e klasse n°. 2.
(Zie Ing. St. n°. 91).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming afwij
zend op beschikt.
XII. Voorstel omtrent de ter bebouwing geschiktverklaring
van het terrein van P. Kooreman Jr., grenzende aan de Johanna-
Mariastraat.
(Zie Ing. St. n°. 92).
Wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
XIII. Voorstel in zake het toekennen van subsidie aan de
Leidsche Schouwburgvereeniging.
(Zie Ing. St. n°. 89).
De heer Kerstens. M. d. V. Wanneer men de verslagen j
van de raadszittingen, aan de vaststelling der begrootingen
van de laatste jaren gewijd, naziet, dan ziet men daarin tel
kens een krachtig verzet tegen het jaarlijks op de begrooting
uitgetrokken subsidie aan de eigenaren van den Schouwburg.
Bij de behandeling van de begrooting van 1897 werd een
amendement van den heer Van Kempen om de toelage met
10% te verminderen, bij eene voltallige vergadering met 14
tegen 13 stemmen aangenomen. De strekking van dit amende
ment was, wij weten het allen, om het subsidie jaarlijks met
ƒ150.te verminderen, om zoodoende het subsidie geleidelijk
van de begrooting te doen verdwijnen.
Als een gevolg van de aanneming van het amendement werd
op de concept-begrooting voor 1898 door B. en W., uit defe
rentie voor den Raad, zooals door U, M d. V., bij de behan
deling der begrooting werd gezegd, weder ƒ150minder
uitgetrokkenen het subsidie derhalve voorgesteld op een
bedrag van ƒ1200.—.
Bij de behandeling der begrooting stelde de heer Zillesen
echter voor, het subsidie weder te brengen op ƒ1500.—. Het
toeval was den voorsteller daarbij gunstig. Twee leden die
het yorig jaar vóór het amendement van den heer Van Kempen
hadden gestemdwaren verhinderd de vergadering bij te wonen,
terwijl er één vacature was. Het voorstel van den heer Zillesen
werd toen aangenomen met 12 tegen 11 stëmmen. Uit deze
stemming blijkt dus allerminst van eene veranderde opinie van
de meerderheid van den Raad, en ik moet dan ook ronduit beken
nen dat het mij bevreemd heeft dit voorstel te zien inkomen.
Het geldt hier toch niet meer of minder dan eene jaarlijksche
uitkeering van ƒ1500.— gedurende vijftien jaren te zamen dus
de respectabele som van ƒ22500.
Ons voor eene dergelijke som te verbinden, en dat ten be
hoeve van eene instelling, waarvan het nut zeer twijfelachtig
is en waarvan bovendien door slechts weinigen wordt gebruik
gemaakt, gaat toch te ver; ik voor mij zou dat nooit tegenover
de belastingbetalenden kunnen verantwoorden. Het is toch
algemeen bekendhoe deze laatsten over het subsidie denken,
en mocht dit voorstel worden aangenomen, dan twijfel ik er
niet aan of een krachtig protest van hen zal niet uitblijven.
Wat nu het bedrag op zich zelf aangaat, het is voor ieder
duidelijk dat om een schuld van 8000.in 15 jaren te delgen,
geen ƒ1500per jaar noodig ishoogstens misschien de helft
van die som. Het gevolg zal dus zijn, dat gedurende 15 jaren
van die ƒ1500.jaarlijks een groot gedeelte overschiet. Bij
aanneming van dit voorstel zullen de eigenaars van den Schouw
burg dus in vrij goede conditie komendoordat zij zich feitelijk
gedurende 15 jaren boven de aflossing der schuid, een sub
sidie hebben verzekerd van, ik zal nu maar aannemen 750.
De voorstanders van hèt subsidie zullen mij wellicht tegen
werpen: ja, maar dat subsidie staat al zoolang op de begrooting
en het zal er wel op blijven ook. Ik geloof echter, dat zij die
zoo denkenzich aan eene groote illusie schuldig maken.
Door het amendement van den heer Van Kempen werd de
hand gereikt aan de voorstanders van het subsidie. Die hand
is ten vorigen jare geweigerd en ik geloof, dat wanneer thans
de gelegenheid gunstig is, de tegenstanders van het subsidie
ook geen bezwaar meer zullen maken om het in eens van de be
grooting te doen verdwijnen.
Ten slotte zou ik aan de eigenaren van den Schouwburg
wel een raad willen gevennl. dezenHet is gebleken dat de
Schouwburg te Leiden, geëxploiteerd op de wijze zooals
dit tot. nog toe is geschied, niet kan bestaan; welnu,
laten de heeren het dan eens anders probeeren, en stuk
ken gevenwaaraan niemand zich behoeft te ergeren.
Laten zij die stukken, veelal van vreemden oorsprong, die
overvloeien van platheden en dubbelzinnigheden en waarvan
de strekking allerminst »eene zedelijke" kan worden genoemd,
van het repertoire schrappen. Ik vermoed, dat dan een pu
bliek zal toestroomen, dat zich nu uit principe terughoudt
terwijl de tegenwoordige bezoekers, wien het dan toch ook wel
om kunstgenot te doen zal zijn, niet zullen wegblijven.
De heer Zillesen. M. d. V. Ik zal maar gedeeltelijk ant
woorden op hetgeen door den geachten spreker in het midden
is gebracht. Ik zal geene meening uitspreken over het gehalte
van de stukken; dat ligt niet op mijn weg. Wel wil ik een
enkel woord zeggen over de belastingschuldigen. Dat punt is
meermalen ter sprake gebracht ook door den heer Van Kempen,
die eveneens gewaagde van den drukgelegd op de schouders
der belastingschuldigen. Ik heb dat altijd betreurdomdat het
hier den schijn heeft, alsof de voorstanders der subsidie daar
mede geen rekening houden, terwijl zij in de eerste plaats
toch ook hun aandeel hebben te betalen in de gemeente
lasten, en zeker geen uitgave zouden voteeren, wanneer zij
die niet meenden te zijn in het belang der gemeente.
De heer Kerstens spreekt in de eerste plaats ei' van, dat
het toeval eene groote rol gespeeld heeft in de aanneming
van het amendement van mijomdat er toevallig in die zitting
aan de zijde van de voorstanders der subsidie een paar leden
meer tegenwoordig waren dan aan de andere zijde. Zoolang
ik de eer heb lid van den Raad te zijnis deze vergadering
steeds in twee kampen verdeeld geweest: het eene gedeelte
meent dat de Schouwburg behouden moet blijven en die in
richting daartoe een subsidie moet worden toegekend en
door het andere gedeelte is daartegen steeds geopponeerd. En
wat nu dat toeval betreft, ja, dat speelt dikwijls in de wereld
eene groote rol. In de verslagen, zegt de heer Kerstens, is
steeds blijk gegeven van een krachtig verzet tegen de toeken
ning van het subsidie; m. i. had hij daar moeten bijvoegen,
dat er steeds eveneens blijk gegeven is van een krachtigen
aandrang om het subsidie te behouden.
Wat nu betreft het -voorstel van B. en W., het komt mij
voor dat zij hier te berde zijn gekomen met een flink voorstel,
dat tegelijkertijd een einde maakt aan een onzekeren toestand,
en tevens er voor zorgt dat de bezoekers van den Schouwburg,
dank zij de doeltreffende maatregelen tegen brandgevaar, met
gerustheid dat gebouw kunnen bezoeken. Wat mij aangaat,
geloof ik dat te mogen toejuichen. De aandeelhouders ik
kan dat gerust zeggenomdat ik zelf geen aandeelhouder ben
getroosten zich een geldelijk offer, door gedurende vijftien
jaren afstand te doen van alle rechten op de uitkeering van
eenig dividend. Dat bedroeg nu wel weinig, ik geloof lj-%
of 1* nagenoeg, maar in ieder geval geven zij dat prijs
ten bate van de andere personen, die bereid zijn en dat
zijn er velen uit de burgerij tegen eene zeer matige rente
aandeel te nemen in eene obligatieleening, onder voorwaarde
dat het subsidie gedurende vijftien jaar toegekend wordt.
Wat betreft het bedrag van ƒ1500.der toelage, dat zal,
zooals mij is medegedeelddienen voor de uitbetaling van
3% rente dier leening, groot ƒ8000.—, d. i. dus ƒ240.—,
voorts tot uitloting van vijf of meer aandeelen, en eindelijk
tot dekking van een eventueel tekort op de exploitatie-rekening;
bestaat een grooter overschot, dan zullen meer dan vijf aan
deelen worden uitgeloot, want de geheele leening moet in
vijftien jaren zijn afgelost.
Verder wensch ik hier niets bij te voegen. Het komt mij
voor, dat het voorstel van B. en W. aan heel veel bezwaren
tegemoet komt, en dat zeer vele personen uit de burgerij er
door gebaat zullen zijn. Er zijn vele tegenstanders van het
subsidie, maar ongetwijfeld zijn er ook velen, die daarmede
ingenomen zijn en die allerminst gaarne zouden zien dat de
Schouwburg werd opgeheven.
Ten slotte wil ik niet spreken over het al dan niet bestaan
van eene moreele verplichting. Een feit is echter, dat vele
menschen den Schouwburg bezoeken, en als bewijs daarvan