38
DONDERDAG
28 APRIL 1898.
Vertrouwende op de voor ieder burger gelijke rechten, be
veelt ondergeteekende met allen eerbied deze voorgestelde ver
andering aan Uw geacht College tot een ernstig onderzoek aan.
't Welk met verschuldigden eerbied doende
Jac. J. P. de Graaf.
Leiden, den 27 April 1898.
Aan
de EdelAchtbare Heeren Burgemeester
en Wethouders der gemeente Leiden.
Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennen:
Alle bewoners van de Kijfgracht, zoowel aan deze als aan
gene zijde, dat zij allen opkomen tegen het verzoek van den
Heer Van Hoeken, om ons geheel teontrooven van het weinig
uitzicht dat wij op dit oogenblik genieten. Niet alleen dat wij
al een geruimen tijd opzien tegen een afrastering van de
werf van den Heer Van Hoeken, maar nu zal dit nog erger
worden door afsluiting van een gedeelte van de Kijfgracht.
Wij wenschen als Nederlanders die als particulier of als
neringdoende dezelfde rechten te wachten hebben van Bur
gemeester en Wethouders, die geroepen zijn. onze belangen
te behartigenons niet zullen uitsluitenom ook voor ons recht
op te komen. Al is men, zooals de heer Van Hoeken, financieel
goed bij kas, en dat men alles naar zijn zin wil schikken,
ten voordeele der uitbreiding zijner zaak, mag niet vergeten
worden, dat in den tegenwoordigen tijd ieder zijn best en
een goed gedrag aan den dag moet leggenom in het onder
houd van vrouw en kinderen te voorzien. Maar dit verzoek
van den Heer P. J van Hoeken is onbillijk, ten eerste zijn
wij op een na de laatste dag volgens de Courant er pas achter
gekomen dat de Heer P. J. van Hoeken de geheele Kijfgracht
wilde inrichten ter uitbreiding zijner fabriek. Genoeg last
hebben wij nu al van het zaagsel en de zwarte deelen die uit
de machinekamer komen en op ons waschgoed een zwarte
laag werpt, dat hier niet is neer te schrijven. Wenschelijk
was het dat zulke inrichtingen buiten de gemeente werden
geplaatst ter voorkoming van brand en overlast aan de be
woners. Wij betalen van ons klein inkomen toch ook zooveel
als ons is opgedragen, onze belasting, en het is onze schuld
niet dat wij minder bedeeld zijn als de heer Van Hoekenmaar
zoo arm als wij zijn, verzoeken wij van Burgemeester en
Wethouders billijkheid en rechtvaardigheid.
't Welk doende
de bewoners der Kijfgracht.
Worden behandeld bij punt 10 der agenda
7°. Verzoek van A. Raar, om het aan de gemeente toebe-
hoorend perceel in de Lokhorststraat n°. 22 in huur te mogen
hebben voor een huurprijs van f 4.per week.
Wordt in handen gesteld van Burg. en Weth.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een hoofd der openbare lagere school
3e klasse n°. 5.
(Zie Ing. St. n°. 78).
De Voorzitter. Mag ik de heeren L. Driessen, Zillesen en
Van Hamel uitnoodigen met mij het stembureau uit te maken?
De heer Zillesen. M. d. V. Ik stel voor om over dit punt
eene vergadering met gesloten deuren te houden.
De Voorzitter. Waanneer niemand bezwaar daartegen heeft,
dan wordt, de openbare vergadering veranderd in eene met
gesloten deuren.
De Openbare Vergadering wordt na eenigen tijd hervat.
Tot stemming overgaandeworden uitgebracht op de heeren
Kielder 9, Brauckmann en Koops ieder 7, en Laban 3 stemmen.
Niemand de volstrekte meerderheid verkregen hebbende,
wordt tot eene nieuwe vrije stemming overgegaan.
Hierbij worden uitgebracht op de heeren Kielder 10, Brauck
mann en Koops ieder 8 stemmen.
Alsnu wordt overgegaan tot eene stemming tusschen de
drie heeren, die de meeste stemmen hebben verkregen.
Daarbij bekomen de heeren: Kielder 10, en Brauckmann en
Koops ieder 8 stemmen.
De Voorzitter. Er zal nu eene tusschenstemming moeten
plaats hebben tusschen de heeren Brauckmann en Koops,
om uit te maken, wie van beiden in herstemming komt met
den heer Kielder, die de meeste stemmen heeft verkregen.
Wanneer bij deze tusschenstemming de heeren Brauckmann
en Koops ieder weder evenveel stemmen bekomen, dan beslist
het lot tusschen hen.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Geeft ons reglement
van orde niet aanhoe in dit geval moet gehandeld worden.
Er heeft nu eene herstemming plaats gehad tusschen de twee
of meerdere personendie de meeste stemmen hebben ver
kregen. Staat er nu niet, dat bij die herstemming de betrek
kelijke, dus niet de volstrekte meerderheid beslist?
De Voorzitter. Ons reglement is op dit punt niet zeer
duidelijk. Het zegt: «Wanneer niemand bij de eerste stemming
de volstrekte meerderheid heeft verkregenwordt tot eene
tweede vrije stemming overgegaanen wordt ook bij deze
geene volstrekte meerderheid verkregen dan wordt eene derde
stemming bepaald tot de twee personendie bij de tweede
stemming de meeste stemmen verkregen, of, zijn de meeste
stemmen tusschen meerdere personen verdeeld, tot allen die
alsdan de meeste stemmen hebben erlangd. Indien bij eene
tusschen- of vierde stemming de stemmen stakenbeslist het lot.
Nu is de derde stemming bepaald tot de personen, die bij de
tweede stemming de meeste stemmen hadden verkregen, maar
het resultaat is, dat van de drie personen wederom tweeper
sonen ieder even veel stemmen hebben verkregen. Om nu uit
te maken wie van beiden in herstemming zal komen met hem
die de meeste stemmen bekwamis eene tusschenstemming
noodzakelijk.
Kan de Raad zich hiermede vereenigen?
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
De heer Drucker. M. d. V. Ter versterking van het door
U aangevoerde, wensch ik twee argumenten aan te voeren.
In de eerste plaats, dat in het reglement van orde van de
Tweede Kamer, waarin allerlei gevallen zeer uitvoerig worden
behandeld, de weg wordt gevolgd, in dit geval ook door U
aangewezen. En waar ons reglement dit geval niet in het
bijzonder heeft voorzienzou men den weg kunnen volgen
door het reglement van orde der Tweede Kamer voorgeschreven.
In de tweede plaats zullen wij alleen daardoor komen tot
een zuivere uitdrukking van den wil der Vergadering; want
dan kan eerst blijken, wie van de beide heerenBrauckmann
of Koops, door de vergadering het meest gewenscht wordt,
en bij eindstemming kan dan blijken, wie van de twee over
gebleven heeren zij het liefst heelt.
Bij de tusschenstemming verkrijgt de heer Koops 17 en de
heer Brauckmann 9 stemmen, zoodat nu de heer Koops in
herstemming komt met den heer Kielder.
Bij de stemming tusschen de heeren Kielder en Koops
verkrijgt de heer Koops 13 en de heer Kielder 12 stemmen;
1 briefje was in blanco.
De heer Koops is alzoo benoemd.
II Verzoek van J. W. Van Hiele, om vrijstelling van de
betaling van schoolgeld, Middelbaar onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 81).
III. Voorstel omtrent de vaststelling van het schoolgeld voor
niet in de gemeente wonende leerlingen der Kweekschool voor
onderwijzers.
(Zie Ing. St. n°. 82).
IV. Voorstel in zake de aanvulling van den staat bedoeld
bij de 2e alinea van art 2 der Verordening betreffende het
verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeenteambtenaren
en bedienden.
(Zie Ing. St. n°. 83).
V. Verzoek van J. Lodeizen, om terugbetaling van school
geld, lager onderwijs.
(Zie Ing St. n°. 84).
VI. Voorstel omtrent het uitvoeren van eenige werken ten
Raadhuize aan het vertrek van den Secretaris en aan de
Secretarie.
(Zie Ing. St. n°. 85).
Worden achtereenvolgens alle zonder discussie en zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VII. Voorstel tot opnieuw vaststelling van de verordening
op openbare vermakelijkheden en bijeenkomsten en het houden
van verlotingen.
(Zie Ing. St. n°. 86).
De Voorzitter. Daar de verordening reeds in behandeling
is geweest, zal ik niet afzonderlijk de artikelen aan de orde
stellen.
Wenscht iemand over een der artikelen het woord?
De heer L. Driessen. Ik wensch alleen te vragen, M. d. V.,
met betrekking tot art. 9, ot verlotingen boven f '100.dan
wel gepermitteerd zijn?
De Voorzitter. Dat is geregeld bij besluit van 1814 en
moet door den Minister van finantiën worden ingewilligd.
De heer A. J. Van Hoeken. M. d. V. In art. 10 zie ik, dat
de inspecteur der bouwpolitie niet is genoemd onder degenen,
die zijn belast met het opsporen der overtredingen. Moet die
daarbij niet worden genoemd?
De Voorzitter. Neen, dat is niet noodig.
De heer De Goeje. Heeft men in art. 9 opzettelijk «Burge
meester en Wethouders" behouden en niet door «Burgemeester"
vervangen