46 meester en Wethouders noodig geachte werken verbonden, door het Bestuur worden geraamd op circa ƒ8000; dat nu evenwel de Vereeniging geen kapitaal ter barer beschikking heeft, en pogingen door haar in het werk gesteld om het rioodige kapitaal te erlangen niet met den gewenschten uitslag zijn bekroond, hetgeen zonder twijfel moet worden toegeschreven aan de ongunstige exploitatie van den Schouw burg, welke gedurende de laatste jaren slechts mogelijk is geweest ten gevolge van de telken jare door de gemeente toegekende subsidie van 1500 dat echter het Bestuur zich vergewist heeft, dat eene leening groot 8000, rentende 3%, onmiddellijk zou kunnen worden geplaatst, bijaldien de vereeniging den geldschieters de ge regelde uitkeering van eene subsidie van 1500 door de ge meente aan de Schouwburgvereeniging gedurende de eerst volgende vijftien jaren zou kunnen waarborgen; Reden waarom ons Bestuur uwen Raad eerbiediglijk ver zoekt der Vereeniging gedurende de eerstvolgende vijftien jaren de uitkeering van een jaarlijksch subsidie van f 1500 te verzekeren, vertrouwende dat uwe Raad zeker niet minder dan ons Bestuur overtuigd zal zijn zoowel van de dringende noodzakelijkheid om de veiligheid der Schouwburgbezoekers in allen deele te verzekeren, als van het groote belang aan het voortbestaan van den Schouwburg in deze gemeente verbonden 't Welk doende, etc. Namens het Bestuur, H. Kern, Voorzitter. Henri van de \elde, Secretaris. Leiden, 16 April 1898. N°. 90. Leiden, 22 April 1898. Na ingewonnen advies van de Commissie van Fabricage is ons College met die Commissie van meening, dat er geen bezwaar bestaat om gunstig op het hierbijgaand verzoek van den heer P. J. Van Hoeken te beschikken. Het gedeelte van.de Kijfgracht, waarvan de heer Van Hoeken den eigendom verlangt, wordt geheel begrensd door zijne eigendommen, en aan de enkele bewoners van het overige gedeelte van de Westzijde der Kijfgracht kan de overdracht weinig of geen ongerief veroorzaken, daar zij, om de Haven kade te bereiken, slechts een omweg van enkele meters zullen behoeven te maken. Daarom is ook de brug, die adres sant aanbiedt over de Kijfgracht te leggen, niet noodig, wijl de afstand van die brug tot de naastbijzijnde reeds bestaande brug slechts 22 meter zou bedragen. De koopprijs behoort, naar wij meenen, te worden bepaald op /'6.per M2. Wij hebben mitsdien de eer Uwe Vergadering voor te stellen '1°. te verklaren, dat niet meer voor den openbaren dienst bestemd is het gedeelte van de Westzijde van de Kijfgracht, gelegen vóór de eigendommen van den heer P. J. Van Hoeken, groot 300 M2, kadastraal bekend onder Sectie C, onge nummerde weg, gemeente Leiden; 2°. den sub. '1°. bedoelden grond, nadat de grootte nader bij opmeting zal zijn vastgesteld, in eigendom over te diagen aan den Heer P. J. Van Hoeken, tegen betaling van een koopprijs van f 6.— per M2 en van de kosten van overdracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Petrus Johannes Van Hoeken, houthandelaar alhier, dat hij van de Gemeente Leiden in eigendom wenscht te bekomen een gedeelte der Kijfgracht, groot p.m. 300 M2, zooals op bijgaande teekening is aangegeven dat hij bereid is tot het leggen van een brug over de Kijfgrachtvolgens aanwijzing van het Gemeentebestuur. Reden waarom hij zich tot UEAchtb. Raad wendt met het verzoek op vorenstaande eene gunstige beslissing te willen nemen. 't Welk doende, Leiden, 8 April 1898. P. J. Van Hoeken. N°. 91. Leiden, 22 April 1898. Het stukje grond, door den Heer Kohschulte bij nevensgaand adres van de gemeente ter overname gevraagd, maakt een deel uit van de speelplaats van de Openbare Lagere School der 4e klasse n°. 2 en grenst onmiddellijk aan de privaten van de hoogere klassen. Reeds daarom komt het ons niet wenschelijk voor den eigendom van dien grond af te staanomdat het de aangewezen plaats zou zijn, indien verbetering of uitbreiding dier privaten mocht noodig blijken. Maar ook in het algemeen verdient het o. i. geen aanbe veling terreinen van de gemeente, aan openbare scholen gren zende, af te staan, daar toch nimmer vooruit te zeggen is, of dat terrein niet nog eenmaal zal blijken voor de school noodig te zijn. Daarbij komt nu nog, dat reeds thans vele vensters van be lendende gebouwen uitzicht op de speelplaats en in de school gevenwaardoor reeds meer afleiding aan de leerlingen wordt bezorgd, dan wel wenschelijk is. Het gevaar, dat dit aantal met nog andere wordt vermeerderdmoet dus zooveel moge lijk worden gekeerd. Op deze verschillende gronden geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, in overweging, afwijzend op het verzoek van den heer Kohschulte te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johann August Kohschultemanufacturier te LeidenHaarlemmerstraat n°. 72 dat hij gaarne van de Gemeente in eigendom zou bekomen een gedeelte erf of speelplaats, behoorende tot de Openbare Lagere School 4e klasse n°. 2 en gelegen achter zijn eigen dom Haarlemmerstraat n°. .72op de hierbij gevoegde teekening aangeduid met eene blauwe en gele kleur, ter grootte van 14.36 c. A., of het gedeelte alleen blauiu gekleurd, ter grootte van 13.33 c. A.beide gedeelten bij het Kadaster bekend als uitmakende een zuid-oostelijk deel van het perceel Gemeente LeidenSectie Hn°. 3036. 't Welk doende Leiden, den 7en April 1898. J. A Kohschulte. N°. 92. Leiden22 April 1898. Overeenkomstig ons praeadvies werd bij Besluit van den Raad van 10 Maart jl. het perceel open grond, kadastraal bekend onder Sectie Bn°. 1582gemeente Leidengroot ongeveer 345 c. A grenzende aan de Johanna Mariastraat en in eigendom toebehoorende aan P. Kooreman Jr.uithoofde van zijn ingesloten ligging ongeschikt verklaard voor bebouwing, nadat pogingen, door ons aangewend om P. Kooreman Sr. te bewegen door het afbreken van twee huisjes tusschen de Johanna Maria- en de Pieterstraat aan onze bezwaren te ge- moet te komen., op zijn onwil waren afgestuit. Wij verklaarden ons evenwel bereid om op nieuw met een voorstel bij Uwen Raad te komen, wanneer de onderhandelingen eventueel mochten worden hervat en dan een beter resultaat zouden opleveren. Wat wij toen reeds vermoeddenis thans inderdaad geschied. Blijkens het hierbij overgelegd verzoekschrift van P. Koore man en P. Kooreman Jr., verklaren dezen zich thans bereid niet alleen tot afbraak van de twee bovenbedoelde huisjes, maar ook van de woning aan de Tweelingstraat, kadastraal bekend onder Sectie B, n°. 2497. Bij een nadere beschouwing werd ons namelijk meer en meer duidelijk, dat zelfs bij af braak van de twee huisjes aan de Johanna Maria- en de Pieterstraat, nog immer een zeer onvoldoende toestand zou blijven bestaanen dat alleen bij afbraak ook van het huisje aan de Tweelingstraat een afdoende verbetering zou worden verkregen. Immers indien dat huisje bleef staan zou de toe gang naar het bouwterrein van Kooreman Jr. nog altijd slechts mogelijk zijn langs een weg van niet meer dan 3.20 M. breedte. Dat zoodanige toegangsweg, gelijk de Commissie van Fabricage meent, voldoende zou zijn en de gemeente bij een grootere breedte geen belang zou hebben, zoodat met de af braak van de twee huisjes zou kunnen worden volstaan, kunnen wij niet beamen. Voorts verklaren de adressanten zichzooals uit hun ver zoekschrift blijkt, bereid, de eerste om het bestrate gedeelte van de Pieterstraat en de Johanna Mariastraat af te staan en en den door afbraak van de twee eerstbedoelde huisjes vrij komenden grond bestraat en geheel in orde opgeleverd aan de gemeente in eigendom over te dragen; de tweede om het tot straat bestemde gedeelte van zijn terrein geheel naar genoegen van Burg. en Weth. bestraat aan de gemeente af te staan; onder voorwaarde, dat de gemeente harerzijds aan P. Koore man Sr. een som gelds betaalt van ƒ1000.te weten f 400. voor de twee huisjes aan de Johanna Maria- en de Pieter straat, en ƒ600voor het huisje aan de Tweelingstraat, terwijl natuurlijk ook het afkomende materiaal aan adressanten zal blijven behooren. Dit voorstel nudat geheel in overeenstemming is met ons in de Raadszitting van 10 Maart jl. uitgesproken gevoelen, komt ons alleszins aannemelijk voor. Waar adressanten in het belang der publieke zaak schad^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 2