GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
45
No. 87.
I Xil KKOJI EX STUKKEJ.
Leiden, 19 April 1898.
Naar aanleiding van nevensgaand schrijven van Curatoren
van het Gymnasiumgeven wij Uwe Vergadering in over
weging de aanstelling van Dr. J. R. Koopmans van Boekeren
tot tijdelijk leeraar in de oude talen aan het gymnasium alsnog
voor den tijd van twee maanden, alzoo tot 15 Juli a. s., te
verlengen, en zulks op dezelfde voorwaarden als waarop hij
bij Uw besluit van 11 November 1897 tot tijdelijk leeraar is
aangesteld. De voor deze verlenging zijner opdracht aan den
Hr. Van Boekeren toekomende vergoeding zal alsdan 333.33
bedragen.
Vermits nu de betrekkelijke post der begrooting ook nog voor
de lessengedurende de eerste vier en een halve maand van
dit jaar hem opgedragen met 750.moet worden ver
hoogd stellen wij U thans voor den hierbij gaanden staat van
af- en overschrijving ten bedrage van 750.-+- 333.33,
dat is rond 1084.wel te willen vaststellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 13 April 1898.
Wij hebben de eer U te berichten, dat de gezondheids
toestand van den conrector Dr. L. Punt, hoewel vooruit
gaande. toch van dien aard is, dat hij den 15<ten Mei a. s.,
op welken datum het hem verleende verlof eindigt, zijne
lessen nog niet zal kunnen hervatten, waarom hij verlenging
van zijn verlof heeft aangevraagd tot de groote vacantie.
Ingevolge art. 16 der Verordening van 5 Juni 1879, n°. 3 hebben
wij de eer U voor te stellen het onderwijs ook gedurende dien
tijd op te dragen aan den Heer Dr. J. R. Koopmans van
Boekerenop dezelfde fmanciëele voorwaardenwaarop deze
tot dusverre werkzaam was.
Curatoren van het Gymnasium
T. Zaaijer, Voorzitter.
J. C. van der Lip, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders
der gemeente Leiden.
NO. 88.
Leiden19 April 1898.
Naar ons door Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek is
medegedeeld zijn reeds wederom 250 nieuwe aanvragen voor
muntleidingenboven de 900 reeds bestaande, bij hen inge
komen, en komt het hun alleszins wenschelijk voor dat ook
aan die aanvragen worde voldaan. Daartoe zal echter eene
uitbreiding van het bedrijfskapitaal der fabriek met 250 x 48.58
of rond 12000.— noodig zijn.
Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging in over
eenstemming met de Raadsbesluiten van 27 Februari en 20
Augustus 1896 en 14 October 1897, te besluiten:
'1°. dat het bedrijfskapitaal der Stedelijke Gasfabriek met
12000.wordt uitgebreid voor den aanleg van muntgas
meters de gelden te vinden uit de Buitengewone Ontvangsten
van dit jaar, onder bepaling, dat door de gasfabriek een
rente van 5's jaars aan de gemeente worde betaald en
dat jaarlijks 5% worde bestemd tot aflossing van schuld of
tot kapitaalbelegging, aan te vangen met het jaar 1899;
2°. vast te stellen den hierbij overgelegden staat van be
grooting, dienst 1898, in ontvangst en uitgaaf bedragende
12000.—.
Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 89. Leiden, 19 April 1898.
Onder overlegging van het hierbijgaande adres van het
Bestuur der Leidsche Schouwburgvereeniging, waarbij dit ten
gevolge van een van ons College ontvangen aanschrijving tot
Uwen Raad het verzoek richt der vereeniging een vaste jaar
lijksche subsidie van ƒ1500.gedurende 15 jaren te willen
waarborgen, hebben wij de eer U ter nadere toelichting het
volgend j mede te deelen.
Bij de behandeling der begrooting voor het jaar 1898 werd
in ééne der secties de vraag gesteld of wel voldoende gewaakt
werd voor de veiligheid van den Schouwburg en of de daar'
aanwezige brandbluschmiddelen wel steeds in goeden staat
verkeerden, daar het gerucht liep, dat een en ander wel wat
te wenscherr zoude overlaten. Burg. en Weth. konden toen
mededeelen, dat reeds met de Schouwburgcommissie in over
leg was getreden omtrent het nemen van nog meer maatregelen
tegen brandgevaar dan tot dusverre waren getroffen. Die onder
handelingen zijn later met kracht voortgezet en welke de
uitslag daarvan is geweest, kan aan Uwe Vergadering uit het
heden ingediende adres voldoende blijken. Inderdaad bleek
dan ook de veiligheidstoestand in den Schouwburg allesbehalve
bevredigend. Voor zooveel dit den staat der reeds bestaande
brandbluschmiddelen betrof, was het euvel natuurlijk gemak
kelijk te verhelpen, en de Schouwburgcommissie heeft dan
ook in dat opzicht met bereidwilligheid aan onze eischen voldaan.
Maar ook nieuwe brandbluschmiddelen behoorden, naar wij
meenden, te worden aangebracht, en wat het voornaamste was,
Gr moesten ook zoodanige maatregelen getroffen worden, dat
het publiek bij een eventueel uitgebroken brand in den korst
mogelijken tijd het gebouw zou kunnen verlaten. Maar daar
mede zouden betrekkelijk omvangrijke verbouwingen gemoeid
zijn. die wij echter niet geschroomd hebben in het belang
der openbare veiligheid der Vereeniging op te leggen.
Nu kan evenwel niet geloochend worden, ook ons College
is dit bij onderzoek gebleken, dat de verandering der inrichting,
door ons voorgeschreven, en waarmede uit den aard der zaak
weder allerlei andere door ons niet bepaaldelijk voorgeschreven
Vernieuwingen samenhangen, een vrij belangrijke uitgave zal
eischen. En deze uitgave is zóó groot, dat de Vereeniging zich
genoodzaakt zal zien, zooals uit het adres blijkt, de exploitatie
te staken, indien het haar niet gelukken mocht eene obligatie-
leening voor het benoodigde bedrag te sluiten. Dit nu is haar
weder alleen dan mogelijk, wanneer zij haren crediteuren de
zekerheid eener jaarlijksche uitkeering door de gemeente aan
den schouwburg van 1500.gedurende 15 jaren kan
waarborgen.
Onder deze omstandigheden komt het ons voor, dat er alles
zins termen zijn om op het verzoek een gunstige beschikking
te nemen. Het is toch van algemeene bekendheid, dat de
Schouwburgvereeniging in de laatste jaren slechts met de
grootste moeite het hoofd boven water heeft kunnen houden
en dat zelfs dit haar misschien niet gelukt zou zijn indien zij
de haar tot dusverre sinds 1864 uitgekeerde gemeentelijke
subsidie van ƒ1500.had moeten derven. De vereeniging wil
nu de zekerheid, dat deze uitkeering, welke telken jare op
nieuw moet worden gevoteerd en dus telken jare kan worden
opgeheven, haar gedurende 15 jaren zal worden verleend. Waar
nu dit verzoek een gevolg is van de eischen, welke het gemeen
tebestuur in het belang van de veiligheid der bezoekers van
den Schouwburg heeft gemeend te moeten stellen, en waar
het zeker is, dat het voortbestaan van den Schouwburg door
die eischen ernstig wordt bedreigd, wanneer althans niet de
gemeente met de uitkeering harer subsidie blijft voortgaan,
daar gelooven wij, dat billijkheidshalve een gunstige beschikking
op het verzoek behoort te worden genomen. En wij vinden
tot het geven van dit advies te meer vrijheid, zoowel omdat het in
Uwe Vergadering nog immer een onuitgemaakte zaak is, in hoe
verre de Raad wel moreel bevoegd is de eens toegezegde subsidie
in te trekken, als ook en vooral omdat, althans naar ons ge
voelen, in een stad als Leiden een schouwburg niet mag ont
breken. Slechts deze restrictie zouden wij wenschen te zien
toegevoegd, dat met de uitkeering, ook vóórdat de 15 jaren
zijn afgeloopen, zal worden opgehouden, wanneer hetzij de
exploitatie naar het oordeel van Burg. en Weth. niet meer
op waardige wijze wordt gevoerd, hetzij de gang dier exploi
tatie een zoo gunstige wending mocht nemen, dat Burg.
en Weth. vrijheid zouden kunnen vinden den Gemeenteraad
tot staking der uitkeering te adviseeren.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe vergadering
in overweging der Leidsche. Schouwburgvereeniging gedurende
15 achtereenvolgende jaren eene jaarlijksche subsidie van
ƒ1500.van gemeentewege toe te kennen, onder voorbehoud
dat de uitkeering ook vroeger zal kunnen worden gestaakt
wanneer öf de Schouwburg op, naar het oordeel van Burg.
en Weth., onwaardige wijze mocht worden geëxploiteerd óf
de Gemeenteraad, op voorstel van Burg. en Weth., mocht
beslissen, dat wegens de gunstige resultaten der exploitatie
geen termen tot verdere uitkeering zouden aanwezig zijn.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Bestuur der
Leidsche Schouwburgvereeniging
dat dei' Vereeniging door Burgemeester en Wethouders der
gemeente Leiden bij hunne missive van 29 November 1897
N°. 1596 is aangeschreven, dat ter voorkoming van brandgevaar
zoowel als ter vermindering van het gevaar bij eventueelen
brand verschillende veranderingen in de inrichting van den
Schouwburg zullen moeten worden tot stand gebracht;
dat het voortbestaan van den Schouwburg door deze aan
schrijving ernstig wordt bedreigd,
dat toch de kosten, aan de uitvoering van de door Burge-