Sophie Speijer.
32
Volkshuis te leggen riolen. Wanneer toch het gebouw der
Stichting op de daarvoor bestemde plaats is gebouwd, zouden
zich anders bij eventueel noodig gebleken herstelling der riolen,
zoowel voor de Gemeente als voor de Stichting groote moeielijk-
heden kunnen voordoen.
Wat nu betreft het tweede gedeelte van het verzoek van het
bestuur der stichting »het Leidsche Volkshuis", en het ver
zoek van Mevr. Speijer, zijn wij van oordeel dat tegen afstand
in eigendom van het stukje grond aan den Apothekersdijk
groot 23 centiaren het overige deel van de oude door
gang evenmin bezwaren bestaan, en dat de koopprijs op
5.per centiare kan gesteld worden, een prijs waarbij wij
meenen zoowel rekening te hebben gehouden met de ligging,
als met den vorm en de grootte van het stukje grond.
Wat de vraag aangaat, aan wien wij Uwe vergadering
zouden voorstellen dit stukje grond te verkoopen, zoo hebben
wij overwogen
1°. dat de stichting »het Leidsche Volkshuis" bevordering
van het algemeen belang beoogt, zijnde het doel van de
stichting volgens artikel 2 harer Statuten: verhooging van
ontwikkeling, beschaving en levensgeluk onder de arbeidende
en daarmede gelijkstaande klassen te Leiden en de naaste
omgeving"
2°. dat het bezit van het bedoelde stukje grond voor haar
gebouw van veel waarde is, terwijl Mevrouw Speijer geen
ander belang heeft bij dit bezitdan dat haar uitzicht door
een zijraam niet belemmerd en de toegang van licht en lucht
tot een tweetal keldergaten en een klein bovenvenstertje
haar niet wordt ontnomen
3°. dat ons bij overleg met de aanvragers gebleken is, dat
bij de nader door ons college goed te keuren bouw
plannen alleszins rekening gehouden is met de particuliere
belangen van Mevrouw Speijer
redenen waarom onzes inziens het verzoek van de stichting
»het Leidsche Volkshuis" kan worden ingewilligd en op dat
van Mevr. Speijer alsdan afwijzend dient te worden beschikt
Ten einde uit te laten komen dat ook de belangen van
laatstgenoemde adressante zooveel mogelijk worden behartigd,
stellen wij voor bij den verkoop aan de eerstgenoemde
als voorwaarde op te leggendat zooals trouwens in de
bedoeling ligt van het Bestuur der Stichting het stukje
grond slechts gedeeltelijk, en wel alléén aan de zijde van het
perceel der stichting, bebouwd worde, en op het voorste ge
deelte niet anders gesteld worde dan een stoep, overeenkomstig
bijgaande teekeriing; dat voorts de onbebouwd blij vende strook
door een hek van de straat worde gescheiden, welk hek in
het verlengde van de deur van het Volkshuis behoort te
worden aangebracht.
Onder overlegging van de betrekkelijke adressen en teeke-
ningen hebben wij nu op grond van het vorenstaande na
ingewonnen advies van de Commissie van Fabricage de eer
Uwe vergadering voor te stellen
1°. afwijzend te beschikken op het verzoek van Mevr.
Sophie Speyer;
2°. aan de stichting »het Leidsche volkshuis" in eigendom
over te dragen
a. het thans tot tuin gemaakte gedeelte van de voorma
lige doorgang van de Haarlemmerstraat naar den Apothekers-
dijk bij het Kadaster bekend als Gemeente Leiden Sectie H
n°. 26Ï8 gedeeltelijk, groot ongeveer 96 centiaren, tegen beta
ling van tweehonderd gulden en van de kosten van overdracht
en onder voorwaarde dat de riolen, in dien grond liggende,
door de stichting in behoorlijken staat worden gebracht en
worden opgenomen in de ten dienste van het volkhuis te
leggen riolen;
b. het stukje grond gelegen aan den Apothekersdijk, ka
dastraal bekend als gemeente Leiden, Sectie JI. n<>. 2526,
groot 23 centiaren tegen betaling van een koopsom, berekend
tegen 5.— per centiare, en van de kosten van overdracht
en onder voorwaarde, dat het gedeelte, gelegen tusschen het
pand van Mevr. Speijer en den ontworpen zijgevel van het
volkshuis over eene breedte als op de teekening is aangegeven
nimmer worde bebouwddat op het voorste gedeelte niet
anders worde gesteld dan een stoep, ter grootte als op de
teekening is aangeduid en dat de onbebouwd blijvende strook
van de straat worde afgescheiden door een hek, in het ver
lengde van de deur van het Volkshuis te plaatsen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen:
Sophie Speijer, particuliere, wonende te Leiden,
dat zij eigenaresse is van het huis aan den Apothekersdijk
nummer 34 te Leiden en aldaar kadastraal bekend Sectie H
nummer 460, waaraan grenst een erf, aan de Gemeente Leiden
in eigendom toebehoorende en kadastraal bekend Gemeente
Leiden Sectie H nummer 2526, groot 23 centiaren;
dat zij ten dienste van voormeld haar toebehoorend huis,
bedoeld erf wenscht aan te koopen of het in erfpacht te hebben;
Redenen waarom rekwestrante UEdel Achtbaren verzoekt,
haar tegen nader vast te stellen prijs in eigendom over te
dragenof wel in erfpacht af te staan, bovenomschreven erf,
kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie H nummer 2526,
groot 23 centiaren. 't Welk doende, enz.
Leiden, 2 November 1897.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft te kennen.
Mr. H. B. Greven, hoogleeraar aan de Universiteit,
dat hij met de Heeren Mr. H. L. Drueker en W. van der
Vlugt heeft aangekocht het perceel aan de Haarlemmerstraat
en den Aphothekersdijk, vroeger bewoond door wijlen Dr.
Suringar
dat deze koop is geschied ten behoeve van een binnen kort
door hen op te richten Vereeniging of Stichting, »het Leidsche
Volkshuis";
dat deze Vereeniging of Stichting ter behoorlijke verwezen
lijking van haar doel behoefte zal hebben aan het naast het
genoemde perceel gelegen stukje gemeentegrond aan den Apo
thekersdijk, of althans aan een gedeelte daarvan;
dat zij zich voorstellen, dat genoemde Vereeniging of Stich
ting zich onmiddellijk na hare oprichting zal wenden tot Uwe
vergadering met verzoekhaar het voor haar doel gewenschte
terrein in eigendom af te staan;
dat intusschen is bekend gewordendat de eigenaar, wiens
huis aan de andere zijde aan het stukje gemeentegrond grenst,
zich met een dergelijk verzoek tot Uwe vergadering heeft
gewend
dat hij onder deze omstandigheden zich veroorlooft, den
wensch uit te sprekendat Uwe Vergadering op laatstgenoemd
verzoek niet zal beschikken, alvorens de eerlang op te richten
Vereeniging of Stichting in de gelegenheid zij geweest, hare
belangen in dezen bij U voor te dragen.
Leiden, 13 November 1897. H. B. Greven.
Leiden 24 Jan. 1898.
Aan den Raad der gemeente Leiden geeft te kennen: het
bestuur der stichting „het Leidsche Volkshuis", welke stichting
is opgericht bij acte, verleden voor Notaris Mr. J. A. F. Coebergh
te Leiden op 11 December 1897 en wordt geregeerd door de
Statutenwaarvan een exemplaar bij dit verzoek wordt over-
gelegd
dat voormelde stichting eigenares is geworden van het per
ceel aan de Haarlemmerstr. en Apothekersdijk, vroeger bewoond
door wijlen Dr. Suringar, Kadastraal bekend sectie H N°. 2618;
dat het bestuur ter verwezenlijking van het doel, in art. 2
der statuten omschrevenop het terrein een gebouw wenscht
op te richten;
dat het voor de stichting van groot belang is te worden
ontheven van de verplichtingen, welke tot dusver op den
eigenaar van deze perceelen tegenover de gemeente rusten;
dat verder voor een behoorlijken bouw noodig is de beschikking
over het stukje grond der gemeente aan den Apothekersdijk
op bijgaande teekening aangeduid.
Redenen waarom het bestuur zich wendt tot uw college
met verzoek
1° dat de gemeente afstand doe van alle rechten, welke
haar krachtens oude titels op de door de stichting in eigen
dom verkregen perceelen mochten toekomen;
2° dat de gemeente aan de stichting in eigendom overdrage
het stukje grond aan den Apothekersdijk wat betreft het
gedeelte, op de teekening met een lichtbruine kleur aangeduid,
des noods onder voorwaarde dat daarop niets anders moge
worden gebouwd dan een stoep van eenige treden als toegang
tot het gebouw.
Een en ander tegen betaling door de stichting van zoodanige
som als uw college met het oog op het nuttige doel der
stichting billijk zal achten.
Namens het bestuur,
H. L. Drücker, Voorzitter.
A. Engel, Secretaris.
N°. 56. Leiden, 10 Maart 1898.
Bij het hierbij overgelegd adres verzoekt de Leidsche Ka
toenmaatschappij in verband met de door haar voorgenomen
uitbreiding harer industrie, den eigendom te bekomen van
den om het door haar aangekochte gebouw der Oosterkerk
gelegen openbaren gemeentegrond, n.l. een gedeelte der Kerk
steeg, der Oranjegracht en der Langestraat.
Aangezien adressante bij inwilliging van haar verzoek aan
de Gemeente zal afstaan het terrein der kosterswoning, het
welk geschikt is voor den aanleg tot eene straat van voldoende