16 DONDERDAG lü MAART 1898.
hooger beroep gekomen; de ontvangen adressen hebben er
ons toe geleid den Raad voor te stellen op de genomen be
slissing terug te komen, te meer omdat ik meen, dat het
nu volstrekt niet ontijdig is, de zaak weder ter sprake te
brengen. De Raad is sedert dien tijd nog al gewijzigd. Van
de 15 tegenstemmers zijn er nu 3 niet meer hier, van de 12
voorstemmers zijn 2 heengegaan; daarvoor1 zijn 4 nieuwe
leden in de plaats gekomen, terwijl er ééne vacature is.
Hoe de uitslag nu zal zijn weet ik niet; ik heb altijd nog
hoop, dat men voor overreding vatbaar zal zijn. Te meer
koester ik die hoop, nadat ik nog eens herlezen heb de dis -
cussie in 1895 gevoerd, want het staat nu bij mij vast, dat
al de argumenten ik zal ze nu niet noemen toen tegen
ons voorstel aangevoerd, met ons voorstel absoluut niets had
den te maken. Het waren alle argumenten, alsof wij eene
algemeene loonsregeling hadden voorgedragen.
Op dien grond, omdat kan aangetoond worden de onzuiver
heid van de argumentatie toen, zoude ik meenen, dat de
Raad tot de behandeling van de zaak thans moet overgaan.
Ik behoef dus niet te zeggen, dat ik mij met de motie stellig
niet kan vereenigen.
De heer Van Hamel. M. d. V.! Zou het geen aanbeveling
verdienen, tegelijk met de motie ook de zaak ten principale
te behandelen?
De Voorzitter. Dan heeft natuurlijk de motie geen zin
want die beoogt juist de quaestie niet ten principale te be
handelen. Mij dunkt, dat het het beste isom nu maar dadelijk
over te gaan tot de stemming over de motie.
De motie wordt in stemming gebracht en aangenomen met
13 tegen 12 stemmen.
Voor stemden de heeren: A. J. van Hoeken, Kerstens, Stad
houder, J. P. J. Driessen, Verster, Van Hamel, De Goeje,
Kaiser, Zillesen, Kroon, L. Driessen, Ilasselbach en P. J. Van
Hoeken.
Tegen stemden de heeren: Van Dissel, Van Kempen, Van
Lidth de Jeude, Pera, De Vries, Drucker, Korevaar, Juta,
Fockema Andreae, Zaaijer, Van Rhijn en Dekhuyzen.
IX. Verzoek van het Bestuur der Zondagschool «Laat de
kinderkens tot Mij komen" omtrent het gebruik van lokalen
in de school aan de Heerenstraat.
(Zie Ing. St. n°. 38).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gun
stig op beschikt.
X. Idem van bewoners van de Pieterskerkchoorstegen om
trent wegneming van den telefoonpaal aldaar.
(Zie Ing. St. n°. 40).
De heer Fockema Andrea?. M. d. V.ik wensch eene inlichting
te vragen. In de stukken lees ik n. 1.dat het aan het Dag.
Bestuur is gebleken, «dat het ondoenlijk is eene andere ge
schikte plaats (ik zou liever lezen: eene geschikte plaats)
voor dat doel aan te wijzen, terwijl mede geen gelegenheid
is gevonden om eene teiefoonstelling te plaatsen op een der
in deze buurt gelegen perceelen." Ik zou willen vragen of
het Dag. Bestuur ons kan inlichten, welke pogingen door de
telefoonmaatschappij zijn aangewend om eene andere plaats
te vinden, en of de maatschappij ook bereid geweest is om
zich voor het vinden van eene andere plaats b v. op een
particulier terrein, eene binnenplaats of iets dergelijks, eenige
geldelijke opoffering te getroosten.
De Voorzitter. Ik kan u daaromtrent volkomen inlichten.
Onmiddellijk nadat den vorigen keer de zaak ter sprake is
gebracht, heb ik gevolg gegeven aan de toezegging om met
de firma te onderhandelen. Deze heeft zich onmiddellijk bereid
verklaard, desnoods met opoffering van veel geld te trachten
eene andere plaats te vinden; maar dat heeft groot bezwaar
ontmoet. Eene binnenplaats kon men niet vinden; dus, wilde
men in de buurt blijven, en dit is onvermijdelijk dan
moest men noodwendig komen op het dak van een particulier
huis Maar reeds dadelijk bleek, dat de huizen geen van alle
hoog genoeg zijnom in verband met den aanleg daarop een
toestel te plaatsen. Eene tweede poging is nog eens gedaan,
om te doen onderzoeken of de paal niet kon worden ver
plaatst naar de Langebrug, maar dat kan niet door het
riool. Wanneer eenmaal de rioolquaestie hier zal zijn behan
deld, dan is de paal misschien nog te verplaatsen. Wij zijn
volkomen zeker, dat het van de maatschappij geen onwil is,
maar volkomen onmacht om de paal elders te zetten. Ook hebben
wij nog eens een onderzoek doen instellen naar de deugde
lijkheid van den paal, waarbij gebleken is dat het de meest
soliede paal is, die wij in de gemeente hebben.
De heer Fockema Andreae. Ik dank u zeer, M. d. V., voor
de toelichting en voor de door u aangewende pogingen.
De Voorzitter. Ik wil er nog aan toevoegen, dat de firma
ook bezig is na te gaan in hoeverre eene ondergrondsche
geleiding mogelijk is. In dat geval zouden wij van de zeker
niet sierlijke palen bevrijd worden.
De heer Van Kempen. Ik heb niet getwijfeld aan den ernst
van het onderzoek van B. en W. en van de besprekingen
met de maatschappij, die dien paal daar geplaatst heeft. Ik
mag dus met grond aannemen, dat het zeer moeilijk is eene
andere plaats voor zoo'n paal te vinden. Maar moet daarom
een paal zoo onaesthetisch als deze den publieken wegblijven
ontsieren -Is deze niet te vervangen door een ijzeren zuil
met cannelures, smaakvol geschilderd? Niet een ijzeren stellage,
als hier en daar staat, maar een paal, die van onderen van
zelf iets breeder is dan van boven, en met cannelures, die
den paal eenigszins orneeren. Wanneer wij het ongeluk hadden
zoo'n paal als er thans staat voor ons huis te krijgen, dan
zouden wij alle mogelijke moeite doen, om daarvan te worden
verlost. Ik kan begrijpen dat de bewoners in dien onmoge-
lijken toestand verandering wenschen te brengen, en indien
daaraan eenigszins kan worden tegemoet gekomen, door de
plaatsing van een meer sierlijken paal, dan zouden zij in
ieder geval toch minder reden tot klagen hebben. De kosten
daarvan zouden weinig beteekenen. Wanneer die heeren gaan
onderzoeken om de draden onder den grond te leggen, dan is
het best mogelijk dat zij na eenige jaren tot de conclusie
komen, om daartoe te besluiten. Maar intusschen blijft die
paal in die straat in ieder geval een reden voor velen om
ontevreden te zijn.
De Voorzitter. Ik zal het denkbeeld met de firma be
spreken ik meen zelfs het al reeds besproken te hebben
maar dat het ook afstuitte op vrij groote bezwaren.
De heer Hasselbach. De Comm. v. fabr. heeft alle mogelijke
besprekingen gehad met de firma om den paal door iets anders
te doen vervangen, maar het bleek ondoenlijk. Om eene in
richting boven op een huis te plaatsenmoet natuurlijk de
toestemming van eigenaar of bewoner worden verkregen,
maar alle eigenaren hebben er feestelijk voor bedankt. Een
eigenaar heelt gezegd: laat de firma voor ƒ5000,mijn pand
koopen, dan kan zij natuurlijk doen wat zij wil, maar daarin
had de firma nu weder geen zin. Wellicht ware het nu het
beste om met de raadsleden, die zich voor de verplaatsing
van deu paal interesseeren, te onderhandelen voor den aan
koop van een huis.
De heer Van Kempen Het is altijd zeer gemakkelijk een
zaak belachelijk te maken, maar ik geloof niet, dat de heer
Hasselbach zóó zoude sprekenwanneer zulk een wanstal
tige paal voor zijne deur stond. Bovendien heeft de heer Hassel
bach gesproken van iets, wat niet door mij was gevraagd.
Ik heb straks reeds gezegd, dat wij na het onderzoek door
B. en W. ingesteldmogen aannemendat het voor 't oogenblik
onmogelijk is om een paal op het dak van een huis aan te
brengenmaar daarom heb ik gevraagdof de houten paal
niet zou kunnen worden vervangen door een eenigszins sier
lijken ijzeren paal. Kosten van aanbelang kan dit toch zeker
niet veroorzakenen de leden van den Raad zullen nooit iets
hebben bij te dragen, wanneer verlangd wordt, dat aan bil
lijke klachten wordt tegemoet gekomen.
De heer Hasselbach. Ik acht de klacht wel wat overdreven
de paal staat niet vlak voor de deur of voor het raam van
eene woning, maar op de scheiding van een blinden muur.
De heer Van Hamel. M. d. V.! In eene raadsvergadering
van een paar jaar geledenheeft de heer Van Hoeken gevraagd
of de paal niet zou kunnen worden verplaatst naar het Pieters
kerkplein. Is dat denkbeeld reeds onderzocht?
De Voorzitter. Dan wordt de spanning veel te groot. Alles
is overwogen; de firma heeft er natuurlijk niets geen belang
bij, waar de paal gezet wordt. De eenige oplossing is, dunkt
mij, eene onderaardsche geleiding, en ik geloof, dat men
daaraan nader toe is, dan men denkt. Doch aan dien maat
regel zal de firma wel willen verbinden eene verlenging van
de concessie.
De heer P. J. Van Hoeken. M. d. V. Zou het niet mogelijk
zijn eene inrichting te maken op het hoekhuis, waarin een
stal wordt gehouden. Dat is een nieuw gebouw en nog al
tamelijk hoog. Ik weet wel, dat niemand er iets voor over
heeft om zoo iets op zijn dak te hebben, maar wellicht zal er
geen bezwaar worden gemaakt, wanneer men er iets voor
ontvangt.
De Voorzitter. De firma heeft mij verzekerd bereid te zijn,
ten koste zelfs van veel geld, den paal boven op eendakte
plaatsenmaar de huizen zijn daarvoor te laag. En dat is een
punt waarover ik niet kan oordeelen.
De heer P. J. Van Hoeken. Ik ook niet, en daarom zou ik
ook met beide handen het denkbeeld van eene onderaardsche
geleiding aangrijpen, want ik vind alle palen leelijk.
Op het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming conform
het voorstel van B. en W. beschikt.