22
DONDERDAG 10 MAART 1898.
stemmen tegen alle uitgaven voor nieuwe groote werken,
die ons worden voorgesteld, want dan zouden de tegenwoor
dige belastingschuldigen zoo zwaar worden belast, dat ik
daarvan niet de medeverantwoordelijkheid zou willen dragen.
De heer Fockema Andrew. M. d. V.Met een enkel woord
wil ik er op wijzen, dat de termijn van 67 jaren volstrekt
niet zoo principieel vaststaat. Ik herinner er aan dat tegen
de vaststelling van dien termijn eene groote minderheid is
geweest, maar de leening werd gesloten ten deele ter aflos
sing van de geldleeriing voor 80 jaren aangegaan, welke toen
nog ongeveer 67 jaar had te loopen. Principieel is hier in
den Raad echter nooit beslist, dat een zoo lange aflossings
termijn wenschelijk was.
Wat de opmerking van den heer Juta betreft, dat eene
voorzichtige financieele politiek zoude medebrengen, om niet
voor te korten tijd te leenen, mij komt het voor, dat die
regel juist andersom moest luiden. Men moet, mijns inziens,
niet op te langen termijn leenenb. v. niet voor zoolang als
men meenU dat een werk zal durenomdat men niet kan
beoordeelen de behoeften die er na zeg 25 jaren zullen ont
staan. Dat is de zaak. Wij mogen op onze opvolgers niet
leggen den last van geldleeningendoor ons gesloten voor
behoeften die wij nu gevoelen, omdat wij niet weten welke
behoeften onze opvolgers zullen hebben te bevredigen Ik sta
derhalve aan de zijde van de Comm. v. Financiën.
De Voorzitter. De heer Fockema Andreae heeft gezegd
dat hij het aangaan van de geldleeriing van f 1069000.—
eene groote minderheid gekant was tegen den aflossingstermijn
van 67 jaren en een korteren termijn wenschte. De heer
Fockema Andreae vergist zich, want juist in die merkwaardige
zitting, toen er eene geldleening van niet minder dan
f 1069000.— aan de orde was, heeft geen enkel lid gesproken,
en het voorstel van R. en W. werd met algemeene stemmen
aangenomen, zonder voorafgaande discussie.
Wat de zaak zelve betreft, het is mij totaal onverschillig
voor hoeveel jaar eene groote leening wordt aangegaanmits
het slechts voor langen tijd is. Vroeger werd geleend voor
80 jaren. Toen zijn wijwellicht onder den invloed van de
tegenwoordige Comm. v. Fin. naar beneden gegaan en gekomen
tot 67 jaar.
Dit alles is mij echter onverschillig, omdat wij toch bij
elke gelegenheid apart eene beslissing kunnen nemen voor
elk object waarvoor geleend moet worden.
En wat aangaat het object waarover hier de quaestie loopt,
R. en W. blijven van meening, dat voor eene vaste rijbrug
volstrekt niet op korten termijn behoeft te worden geleend.
De heer Drucker. M. d. V. Wat de te sluiten geldleening
betreft, wensch ik mij uitdrukkelijk de bevoegdheid voor te
behouden, zoowel voor mij zelf als voor de Comm. v. Fin., om
wanneer deze leeniug aan de orde komtin elk geval nog
over de aflossing te spreken. Ik zou ongaarne zien, dat mij
dan werd toegeworpen: dat is eene uitgemaakte zaak.
De Voorzitter. Zoo iets is van dit Dag. Restuur niette wachten.
De heer Drucker. Neen, M. d. V., maar wellicht van een
der leden.
Het is wel opmerkelijk, dat wij langzamerhand in deze zaak
zijn vooruit gegaan, namelijk van het standpunt der Commissie
van Finantiën. Langzamerhand zijn wij al gekomen van 80 op
67 jaren. En ik wensch nog op een ander punt te wijzen. Er
is een tijd geweest, waarin hier de leer werd verkondigd,
dat voor alle uitgaven aan buitengewone dingenal was het
tot een bedrag van 10 ets., moest worden geleend. Dat is hier
meermalen warm verdedigd, maar daar zijn wij thans van af.
Thans zijn wij zoover gekomendat men niet alleen vraagt
naar den aardmaar ook naar de grootte der uitgaafen
zegt: wanneer het in één jaar kan worden betaald, dan moet
men er ook niet voor leenen. Daarom is het ook verkeerd op
zichzelf, één vasten termijn voor alles aan te nemen. Maar
uitgaven als voor verbetering van het rioolstelsel vraagt men.
Ik kan mij voorstellen, dat men zegt: dat is zóó noodig en
die uitgave is zóó groot, het moet er komen en het kan niet
in 25 jaar betaald wordendus moet voor meer jaren worden
geleend. Dus al mocht vandaag besloten worden voor dit werk
te leenen op een termijn van 25 jaar, dan behoeft niemand
te vreezen, dat de verbetering van het rioolstelsel onmogelijk
zal worden.
Wat betreft eene opmerking van u, M. d. V, wil ik
gaarne erkennen, dat naar het oordeel der Commissie van
Financiën, wat de gasfabriek betreft, tegenwoordig genoeg
wordt afgelost. Die quaestie was aanhangig gemaakt, omdat
het niet volkomen zeker was, dat men over eenige jaren
niet te weinig zal gaan aflossen.
Ik stel thans een amendement voor, dat dit bedrag van
27500 zal worden betaald uit de gewone middelen in 25 jaren.
(De heer Van Rhijn heeft de Vergadering verlaten).
In stemming gebracht, wordt het amendement verworpen
met 18 tegen 7 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Van Dissel, Van Kempen, Kerstens,
Stadhouder, J. P. J. Driessen, Verster van Wulverhorst, Van
Hamel, Van Lidth de Jeude, De Goeje, Kaiser, Zillesen, Kore-
vaar, Kroon, Juta, Hasselbach, Zaaijer, Siegenbeek vdn Heu-
kelom en Dekhujzen.
Voor stemmen de heeren A. J. Van Hoeken, Pera, De Vries,
Drucker, L. Driessen, Fockema Andreie en P, J. Van Hoeken.
Het voorstel van R en W. wordt daarna zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XIV. Staat van af- en overschrijving op de begrooting der
Bank van Leening, dienst 1897.
(Zie Ing. St. n°. 48).
XV. Bezwaarschriften tegen de Kohieren der Plaatselijke
Directe Belastingen, dienst 1897.
(Zie Ing. St. n°. 47).
Op beide punten wordt achtereenvolgens zonder discussie
en zonder hoofdelijke stemming beschikt overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
De Voorzitter. Thans wensch ik de volgende tnededeeling
te doen. Ik heb zooeven ontvangen een telegram van mijn
collega uit Utrecht, de voor deze gemeente treurige tijding
mededeelendedat de heer Neurdenburg, onze directeur van
de gasfabriek, is benoemd tot directeur der gasfabriek te
Utrecht; zoo juist in eene vergadering, die op dit oogenblik
ook daar gehouden wordt.
Spoedig ontslag wordt beleefd verzocht. De zaak is reeds
voorbereid. Omdat het zeer moeielijk is zoo spoedig een nieu
wen Directeur van eene gasfabriek te krijgen hebben wij ge
zorgd, dat het ontslag gereed was, zoodra de benoeming
zoude zijn geschied. Óp ons verzoek heeft de Directeur nu
zijn request ingezonden.
(Het request wordt voorgelezen).
Ik zou wenschen te vragen, of de Voorzitter van de Com
missie voor de Gasfabriek bereid is, onmiddellijk rapport uit
te brengen.
De heer Juta. Namens mijne mede Commissarissen kan ik
adviseeren het gevraagd ontslag te vei leenen, eervol en onder
dankbetuiging voor de inderdaad groote diensten door den
1 heer Neurdenburg aan deze gemeente bewezen. Hij toch heeft
j met betrekkelijk geringe middelen de gasfabriek tot groote
volmaaktheid gebracht, waardoor de gemeente zeer werd be
voordeeld. Toejuiching
De Voorzitter. Dan mag ik aannemen, dat het ontslag
tegen 'l Mei a. s, eervol is verleend. Ik kan er nog bijvoegen,
dat het mij persoonlijk veel leed doet zulk een verdienstelijk
Directeur van de Gasfabriek te verliezen. De beer Neurden
burg was een ijverig en nauwgezet man; iemand die altijd
bij zijne zaken was Wij betreuren zijn vertrek zeer, maar
wenschen hem geluk met de groote bevordering door hem
verkregen. Toejuiching
XVI. Voorstel tot kostelooze overdracht van den toren der
Oosterkerk aan de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch
Hervormd Kerkgenootschap.
(Zie Ing. St. n°. 50).
De heer Van Hamel Het gebeurt weinig dat een toren
wordt verkocht, omdat hij geen handelswaarde heeft. De
gemeente Commissie vraagt nu afstand van den toren. Heeft
dus de gemeente Leiden recht van eigendom op den onder
grond van den toren?
De Voorzitter. Dat zou dan moeten zijn recht van eigen
dom op den ondergrond van de kerkwant de toren staat
op de kerk.
De heer Van Hamel. Dan rest mij nog eene vraag. Nu
die toren waarde begint te verkrijgende Gemeente-Commissie
kan er eene zekere som geld voor krijgenis het nu ook
niet billijk, dat de gemeente Leiden een zekere som ontvangt
voor het eigendomsrecht op den toren?
De Voorzitter. Die toren is voor ons niets waard; het is
integendeel een lastpost. De Gemeente-Commissie heeft dat
torentje altijd onderhouden, dus zou het van de gemeente
Leiden niet zeer roiaal wezennu wij ontslagen worden van
een last voor onsdie door de kerk is waargenomendaar
van nu nog profijt te willen hebben. Ik kan ook de verze
kering geven, dat de grond niet. aan ons behoort; in 1809
is die grond aan de kerk gekomen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Niets meer aan de orde zijnde, en niemand meer het woord
verlangende, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.