of den invoer uit Rotterdam te staken öf een hooger keurloon
te betalenhebben wij hem bij ons besluit van 20 l)ec '97
vergund om paarden, te Rotterdam aan het abattoir geslacht,
tot wederopzeggens in te voeren bij heele, halve en vierde
deelen en het voor heele en halve dieren vastgesteld keurloon
ad 0,20 óók te heffen voor twee of vier vierde deelen, mits
tegelijk ter keuring aangeboden en slechts gedurende de wer
king van de boven aangehaalde Ministerieele beschikking.
Het thans door hem ingediend adres behelst het verzoek
om teruggave van z i. te veel betaald keurloon vóór ons
besluit van 20 Dec. j.l. Het is wellicht overbodig op te merken
dat waar het keurloon wordt toegepast overeenkomstig de
duidelijke bewoordingen van de verordening, van »te veeV'
betaald keurloon geen sprake kan zijn.
Ten aanzien van zijn verzoek, wat betreft het betaalde
keurloon vóór 1 Nov. 1897 kan wel niet anders dan afwijzend
worden beschikt, aangezien de bedoelde ministerieele beschik
king eerst op dien datum is in werking getreden en dus
vóór dat tijdstip geen schade kan geleden zijn.
Hoewel adressant nu in geen enkel opzicht recht heeft res
titutie van betaald keurloon te vorderen, zijn wij van oordeel,
dat uit een oogpunt van billijkheid aan de door hem geleden
schade gedurende het tijdvak 1 Nov.—23 Dec. (uitvoering van
ons besluit van 20 Dec. te voren) kan worden tegemoet ge
komen, door terugbetaling van hetgeen door hem gedurende
bedoeld tijdstip in evenredigheid meer is betaald dan na de
uitvoering van ons besluit van 20 Dec.
Mocht Uwe Vergadering met ons van oordeel zijn dat bil
lijkheidshalve op het verzoek van adressant gunstig moet
worden beschikt, dan komen mede in aanmerking de paarden-
slachters M. Van Blankensteijn, A. Den Os en J. Riethoven,
die zich met gelijk verzoek tot ons College hebben gewend.
De aan hen uit te keeren vergoeding zou, blijkens de registers
van den Inspecteur der Vee- en Vleeschkeuring, bedragen:
voor K. F. W. Van Luijken. 14,72
M. Van Blankensteijn 24,07
A. Den Os9,10
J. Riethoven0,77
te zamen alzoo een bedrag van 54,66
Op grond van het voren medegedeelde geven wij Uwe Ver
gadering alsnu in overweging ons College te machtigen tot
terugbetaling van betaald keurloon aan de 4 paardenslachters
voornoemd tot een gezamenlijk bedrag van 54,66.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
EdelAchtbare Heeren!
Geeft met verschuldigde» eerbied te kennen, K. F. W. \'an
Luijken, paardenslagerwonende Janvossensteeg n°. 67 alhier;
dat hij door de Rotterdamsche verordening verplicht wordt,
om de door hem uit Engeland ingevoerde paarden te Rotterdam
aan het abattoir te doen slachten en keuren;
dat hijnadat reeds in Rotterdam door hem keurloon is
betaald, bij den invoer te Leiden opnieuw moet doen keuren,
en wel aanvankelijk tegen een halve cent per KG., wat later
veranderd is in 20 cent per paard
dat hij zich de uitgave van dit laatste billijke tarief wel
moet getroosten, doch Uwen Raad eerbiedig verzoekt om re
stitutie van hetgeen voor dien tijd door hem te veel is betaald
dat hij van 11 Februari tot 9 December 1897 volgens bij
gaand lijstje 15 paarden heeft ingevoerden daarvoor aan
keurloon ad l cent per K.G. ƒ22,67 alhier betaalde, terwijl
hij, indien de billijkheid van het lagere tarief eerder was in
gezienmet ƒ3,— had kunnen volstaandat hij daardoor alzoo
eene schade heeft van 19,67, en de hoop koestert, dat Uwe
Raad op de aangegevene gronden zoo billijk zal willen zijn,
om hem dat bedrag terug te doen betalen.
K. F. W. Van Luijken.
Leiden, den 17 Januari 1898.
N°. 21. Leiden, 4 Februari 1898.
Krachtens Raadsbesluit van 7 Mei 1896, goedgekeurd door
de Gedeputeerde Staten den 12 Mei d. a. v., werd de beneden
woning van het perceel Nieuwsteeg n° 10, gelegen naast de
Bank van Leening, verhuurd aan J. J. Spanjersberg voor den
tijd van een jaar en elf en een halve maand, gerekend te zijn
ingegaan 15 Mei 1896 en eindigende den 30st,en April 1898.
tegen een huurprijs van 225.per jaar.
Onder mededeeiing dat de huurder het verlangen heeft te
kennen gegeven de huur voor 2 jaren te verlengen, en dat
daartegen dezerzijds geenerlei bezwaar bestaatgeven wij Uwe
Vergadering in overweging te besluiten de benedenwoning
van het perceel Nieuwsteeg n°. 10 wederom te verhuren aan
J. J. Spanjersberg alhier voor den tijd van twee jaren, ingaande
1 Mei 1898 en mitsdien zullende eindigen uit. April 1900.
tegen een huurprijs van ƒ225.per jaar en verder onder de
bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 22. Leiden, 4 Februari 1898.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen
den ingedienden staat van af- en overschrijving op de begroo
ting der dienstdoende Schutterij over 1897; derhalve stelt zij
U voor tot voorloopige vaststelling van dien staat over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën.
Te Leidenter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.
V