10
DONDERDAG 17
FEBRUARI 1898.
De heer Dekhuyzen. Het is geene nieuwe bepaling. Vroeger
geschiedde dezelfde heffing volgens een ander nummer: het
innemen van gemeentegrond. Er moest betaald worden 0,25
per M.2 Nu kan men al heel wat plintjes en pilastertjes aan
brengen en nog minder dan enkele vierkante decimeters ge
meentegrond innemen. De recognitie werd dan een kwestie
van enkele centen. Voorts heeft men dan altijd precies uitte
meten hoeveel nu wel is ingenomen. Dat is lastig. Beter komt
het ons voor een vaste recognitie per perceel te heften. Maar
omdat het uitmeten hoeveel cM.2 werden ingenomen door
pilasters enz. zoo lastig was, heeft men nu de belasting in
eens per perceel bepaald.
De Voorzitter. Iemand die tot versiering van zijn huis
pilasters of iets dergelijks wil aanbrengenzal dit niet nalaten
omdat hij daarvoor een gulden heeft te betalen. Worden
bovendien de pilasters zoo aangebracht, dat zij binnen de
rooilijn vallendan behoeft men in het geheel geen recognitie
te betalen. Er is nooit eenig bezwaar tegen deze recognitie
gemaakt. Het is ons ook niet te doen om de groote inkomsten
maar wel om de erkenning van het eigendomsrecht der
gemeente, dat anders zoo spoedig betwist wordt. Ik zou den
heer Foekema Andreae daarom wel in overweging willen
geven zijn amendement in te trekken.
De heer Fockema Andreae. M. de V.Wanneer ik U daar
mede zoo groot genoegen kan doen, dan trek ik mijn
amendement in.
De heer A, J. Van Hoeken. M. de V.Ik kan mij met
deze bepaling niet goed vereenigen. Waarom moet nu iemand
voor het plaatsen van pilasters op een stoep, die hij in
eigendom meent te hebben, recognitie betalen?
De Voorzitter. Maar de meening dat iemand eigenaar is
van de stoep is onjuist; de stoep is juist eigendom van de
gemeente. De rechtstoestand zal moeten worden onderzocht
in de buitengemeentenmaar voor oud-Leiden staat het vast.
De heer A. J. Van Hoeken. Dan vind ik het in ieder geval
billijker, dat de oude manier wordt gehandhaafd en dat ieder
betaalt naar het gedeelte straat, dat hij inneemt.
De heer Dekhuyzen. Daarbij komt men tot gevallen, dat
iemand enkele vierkante decimeters ef centimeters inneemt,
en krijgen wij zoodoende een kohier met recognities van I cent.
De heer A. J. Van Hoeken. Dan betaalt zoo iemand naar
billijkheid wat hij betalen moet; terwijl de een, weinig grond
innemende, zou worden gelijk gesteld met hem die veel uit
springende pilasters en plinten heeft en dus daardoor veel
gemeentegrond inneemt.
De Voorzitter Dat is niet uit te rekenen, en geeft eene
moeielijke administratie. Ik kan mij begrijpen, dat men eene
verlaging voorstelt, b. v. 50 ct.; daartegen heb ik voor mij
geen bezwaar. Maar wij moeten niet altijd met den duimstok
de plaats behoeven op te nemen.
De heer P. J. Van Hoeken. Dat laatste stem ik volkomen
toe. Ik zou het beter vinden, dat wat minder werd geheven
of in het geheel niets.
De Voorzitter. Ik wil wel voorstellen het tarief te verla
gen op 50 ct. Het is meer te doen om het beginsel te hand
haven van het eigendomsrecht der gemeente.
Kan de Raad zich daarmede vereenigen?
Bij acclamatie wordt aldus besloten.
De heer P. J. Van Hoeken. Ik wensch tevens nog te vra
gen, M. d. V., hoe zal het nu gaan met de oude stoepen?
Daarvoor is vroeger nooit eene heffing geweest.
De Voorzitter. Neen, voor de stoepen zelf wordt niet betaald.
Achtereenvolgens worden zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd de alinéa's li0—19°.
Beraadslaging over onderdeel 20.
De heer Van Kempen. Wij betalen hier in de stad, M. d.
V., en dat is recht en billijk belasting, en wel eene
vrij belangrijke som. Maar daarvan dienen wij toch eenig nut
te hebben
De Voorzitter. Neen
De heer Van Kempen. Ben u dat niet met mij eens?
De Voorzitter. Neen, wel dat wij belasting betalen, maar
niet eene buitengewoon belangrijke som
De heer Van Kempen. O, maar laat ons daar niet over
twisten nu.
Van het betalen van belasting dienen wij toch eenig nut
te hebben. Wanneer wij de straat niet mogen gebruiken voor
dingen, waarvoor het van zelf spreekt dat wij haar gebruiken,
waarvoor betalen wij dan eigenlijk belasting? Wanneer een
rijtuig voor de deur staat en het wacht een kwartier, dan zal
weldra een politie-agent moeten opmeten hoe groot de plaats
is, die tijdelijk is ingenomen. Want dit is hier ook de kwestie
de vraag is, wanneer een rijtuig wordt schoon gemaakthoe
veel plaats neemt het in Langzamerhand zal het langs dien
weg met de belasting zoo worden, dat men niet naar bed zal
kunnen gaan zonder dat er een zegel op een hoofdkussen is
opgeplakt. Dat is het den menscben zeer lastig maken, wan
neer voor alles weer apart moet worden betaald. Het is toch
eigenlijk iets hinderlijks, wanneer een rijtuig wordt schoon
gemaakt, dat dan wordt gemeten hoeveel meter plaats daar
door wordt ingenomen. Wanneer eene vaste plaats wordt
ingenomen, dan spreekt het vanzelf, dat daarvoor wordt be
taald. Maar voor het even schoonmaken van een rijtuig weer
apart te doen betalen, dat is peuterig. Men komt op die wijze
niet aan een einden krijgt een geheelen stapel van aparte
belastinkjes.
De heer Dekhuyzen. Ik geloof werkelijk dat de heer Van
Kempen wat overdreven heeft. Met het oog op den bestaanden
toestand, heeft men juist getracht deze zaak zoo billijk en
redelijk mogelijk te regelen. Wat is het geval? Vroeger werd
op sommige dagen door uitspanningen veel gemeentegrond
in gebruik genomen tot het plaatsen van rijtuigen, door enkele
stalhouders wel honderd M 2Op marktdagen staat soms de
geheele Doezastraat vol, evenals het einde van het Utrechtsche
Veer. Vroeger moest nu, evenals voor goederen, voor het
gebruik van den grond om daarop rijtuigen te plaatsen, be
taald worden 25 cent per M2. Dat bleek in de praktijk wel
wat hard, omdat de uitspanningen in den regel slechts ééns
of tweemalen in de week op de marktdagen zulk een ruim
gebruik maakten van den gemeentegrond. Moest daarvoor 25
cent per M2. betaald worden, dan zou men al spoedig voor
eene dergelijke uitspanning komen tot een bedrag van een
f 150,en dat was te veel. Hiermede werd eenigszins rekening
gehouden bij de opmeting: men ging nu niet precies na hoe
veel gemeentegrond er wel op het drukste oogenblik van de
groote marktdagen werd ingenomen. Daarom heeft menxmi
getracht eene betere bepaling te maken, eene waarbij voor
de feitelijk gebruikte grond ook betaald wordt. Volgens de
4e alinea van nummer 20 zal nn door uitspanningen per M2.
moeten betaald worden 10 cent.
Stalhouders die op den duur geregeld gebruik maken van
gemeentegrond voor het schoonmaken van hunne rijtuigen,
wat wel eens last kan veroorzaken, want er zijn sommige
deelen van straten die altijd nat zijn door het afspoelen van
rijtuigen, betalen echter 25 cent per M2. en houders van
equipages 50 cents.
De heer Van Kempen. M. d. V.! Ik zal uit délicatesse voor
U geen amendement voorstellen, maar ik zie de tijd nog aan
breken, dat ik op straat met iemand ecnige oogenblik ken
sprekende, door een politieagent wordt aangehouden, met de
opmerking dat ik zoo en zooveel tijd gebruik heb gemaakt
van openbaren gemeentegrond en daarom moet betalen.
De Voorzitter. Het is slechts de toepassing van eene bepaling
ook in de vorige verordening voorkomende, doch waarvan de
regeling nu veel billijker is gemaakt.
De heer Van Hamel. M. d. V Is dit nu 10 cent per jaar?
Dat staat er niet bij, of is het per keer?
De Voorzitter. In de eerste alinea staatvoor een jaar of
gedeelte daarvan. De bedoeling is natuurlijk per jaar, ook in
de andere alineas.
Onderdeel 20 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De onderdeelen 2134 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging van onderdeel 35.
»Voor het hebben van eene geleiding tot krachtsoverbrenging
in gemeentegrond, voor een jaar of gedeelte daarvan, per
meter f 0.10.
Voor het hebben van eene dergelijke geleiding hoven gemeente
grond, voor een jaar of gedeelte daarvan, per meter f 0.20".
De heer Fockema Andreae. Ik stel voor, M. d. V., de tweede
alinea te laten vervallen. Er wordt hier onderscheiden tusschen
geleidingen tot krachtoverbrenging in en hoven den gemeente
grond. Wij hebben hier eenmaal een speciaal voorstel gehad
betreffende electrische geleiding boven den grond. Ik heb mij
daar toen zeer tegen verzet, en tot mijn genoegen is de Raad
het daarin met mij eens geweest; en ik meen ook het Dag.
Bestuur. In dit raadsbesluit nu zou ik niet gaarne een precedent
zien gesteld, waarnaar men later zou kunnen verwijzen met
te zeggenmen heeft hier principieel geen bezwaar tegen
electrische geleidingen boven den grond, want er is zelfs eene
bepaalde recognitie voor vastgesteld. Komt er eene electrische
geleiding tot krachtoverbrenging boven den grond, die ik meen
dat er nog niet is, dan zou (Er worden ontkennende
bewegingen gemaakt).
Wanneer ik mij daarin vergis, dan zijn mijn praemissen
onjuist. Ik meende, dat zoo'n geleiding hier nog niet was