120 DONDERDAG 9 DECEMBER 1897. De missive luidt als volgt: 'sGravenhage, den 7/8 December '1897. In verband met art. 10 der wet van den 24 Mei 1897 (Staatsblad No. 156), hebben wij eene nadere regeling der jaarwedden van de Burgemeesters en Secretarissen in deze provincie ontworpen, volgens welke die voor Uwe gemeente zouden bedragen: voor den burgemeester 5500.— en voor den secretaris f4000.Wij hebben alzoo de eer U te ver zoeken om, overeenkomstig de artt. 73 en 104 der Gemeente wet, den Raad omtrent de hiervorengenoemde bedragen te hooien. Het zal ons aangenaam zijn uiterlijk op den S4en December aanstaande den uitslag van de overwegingen van den Raad omtrent het vorenstaande te mogen vernemen. De Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland Fock, Voorzitter Tavenraat, Griffier. Aan heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. De Voorzitter. Ik zal de heeren in de gelegenheid stellen over dit onderwerp te beraadslagen in eene raadszitting, welke zal worden belegd op a. s. Maandag, of a.s Maandag over eene weekdes namiddags te half vier en zal worden gepre sideerd door den oudsten Wethouder. De heer Dekhuyzen. M. d. V.! Sommige voordrachten aan den Raad, die dienen tot uitvoering der begrooting voor 1898, kunnen moeilijk hier in de vergadering gebracht worden wanneer de begrooting nog niet is goedgekenrd. Zou daarom bespoediging niet gewenscht zijn? De Voorzitter. Ged. St. vragen antwoord voor 24 Dec. Ik vermoed, dat tot alle gemeentebesturen een dergelijk schrijven is gericht, dus dat Ged. St. die zaken toch niet voor 24 Dec. zullen afdoen. Wordt de vergadering gehouden op Maandag dan kunnen ook de leden, die lid der Kamers zijn, tegenwoordig wezen. Zonder hoofdelijke stemming besloten, dat de vergadering zal worden belegd op Maandag 20 Dec. a.s. Aan de orde is: I. Verzoek van S. V. Stoel, om ontslag als tweede onder wijzer aan de school 3e klasse n°. 1. (Zie Ing. St. n°. 302). Overeenkomstig het verzoek wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besloten het gevraagd ontslag eervol te verleenen met ingang van 1 Januari 1898, opgrond van ongeschiktheid voor de verdere waarneming van zijne betrekking, uithoofde van lichaamsgebreken. II. Benoeming van >een tweeden onderwijzer aan de school 3e klasse n°. 1. (Zie Ing. St n». 303). De Voorzitter. Ik verzoek de heeren Van Lidth de Jeude, Zillesen en Van Hamel met mij het stembureau uit te maken. Benoemd wordt de heer A. Horree met 20 stemmen, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer Pos. III. Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaar scholen. (Zie Ing. St. n°. 293). Benoemd wordt de heer J. Korevaar P.Azn. met 15 stemmen. Twee stemmen zijn uitgebracht op den heer Juta, drie bil jetten zijn in blanco en een biljet van onwaarde. IV. Idem van eene leerares in de Handwerken aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 297). Benoemd wordt mej. M. L. Dijkman met 16 stemmen, terwijl 5 stemmen zijn uitgebracht op mej. Kissing. De Voorzitter. Ik dank de heeren voor hunne medewerking. De Voorzitter. Ik hoor zoo even zeggendat Maandag 20 Dec. a.s. toch een ongeschikte dag is om te vergaderen. Vooreerst omdat het zoo kort is voor 24 Dec., en in de tweede plaats omdat er dan ook Kamer-zitting is. Ik zou daarom willen voorstellen, of het niet beter is te vergaderen a s. Donderdag 16 December; dat is de gewone dag voor de zit tingen van den Raad. Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming be sloten. V. Verzoek van de firma P. Clos Leembruggen, ter be koming in eigendom van gemeentegrond in de Ververstraat. (Zie Ing. St. n°. 278 en 287). •De Voorzitter. Ik kan meedeelen, dat B. en W. zich vereenigen met het advies der commissie van financiën, en dat zij dus nu voorstellen de koopsom te bepalen niet op 219 80 maar op het door de commissie aangegeven cijfer van 509.60. Tevens kan ik meedeelen, dat de heer Leembruggen daartegen geen bezwaar heeft. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik wensch omtrent dit onderwerp eene vraag te doen. Blijkens de akte, die. de firma Clos en Leembruggen tot nog toe het recht heeft gegeven tot het gebruik van dien grond, zijn die 1 A 88 c. A. in gebruik geweest tegen eene recognitie van 6.58 per jaar, af koopbaar tegen de penning 20. Thans wordt voorgesteldaan de firma het eigendoms recht van dien grond te geven tegen hetzelfde bedrag, dat bij de akte is gesteld tot afkoop der recognitie. Nu komt het mij toch voor, dat wanneer alleen de recognitie werd afgekocht, de firma den grond zou krijgen in opzegbaar ge bruik maar niet in eigendom. En er is toch een groot ver schil tusschen opzegbaar gebruik en eigendom, en er is veel tegen te zeggendien eigendom af te staan voor dezelfde som, als die gesteld is voor den afkoop van de recognitie. Het Dag. Bestuur heeft natuurlijk die opmerking ook wel gemaakt, waarom ik gaarne inlichting zou willen hebben omtrent de gronden, die er toe hebben geleid om het voor stel aldus in te dienen. De Voorzitter. Wij hebben de retro-acta nagegaan en gevondendat het altijd zoo is toegepast. De heer Fockema Andreae heeft terecht gezegd, dat er verschil is tusschen afkoop van recognitie van in erfpacht of in gebruik gegeven grond. Afkoop der recognitie van in gebruik gegeven grond behoeft niet noodwendig mede te brengen eigendomsoverdracht, en in beginsel valt er dus veel voor zijne meening te zeggen. Trouwens aan dit verschil hebben ook wij wel gedacht. Maar het geldt hier meer het recht van opstal op den grond, die gebruikt werd. Het staat zelfs in de akte uitgedrukt, dat er gebouwen op kon den worden gesteld. Ook moet een akte worden beoordeeld naar den tijd waarop zy in de wereld kwam. De penning 20 leverde toen het kapitaalwaarvan de recognitie bij voortduring kon worden gemaakt; destijds zou men daarvan ongeveer 5°/0 rente hebben kunnen maken. Dat is de reden geweest, die B. en W. heeft gemoveerd tot hun voorstel. Maar in beginsel ben ik met u eens, dat het iets anders is eene recognitie af te koopen dan den onaantastbaren eigen dom te verkrijgen. Wanneer dus eene nieuwe vergunning wordt gegeven, zal het gemeentebestuur daar op zeker in dachtig zijn. Maar wij meenden hier niet te moeten afwijken van wat tot dusver gebruikelijk was en hebben geen bezwaar gevonden de opmerking der comm. v. (in. over te nemen, omdat het daar niet geheel en al dezelfde bepaling gold. De heer Fockema Andreae. Dank u, M. d. V. Dan zijn daarmede mijne bezwaren opgeheven. Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt daarna zonder hoofdelijke stemming besloten. (De heer Siegenbeek van Heukelom is ter vergadering gekomen.) VI. Voorstel omtrent de vaststelling van het schoolgeld voor niet in de gemeente wonende leerlingen der Kweekschool voor onderwijzers. (Zie Ing. St. n°. 288). VII. Verzoek van G. Odding, weduwe Van Klingeren, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs. (Zie Ing. St. n». 289). VIII. Idem als voren van L. J. Kiek. (Zie Ing. St. n°. 292). IX. Idem als voren van F. A. Spiekermann. (Zie Ing. St. n°. 295). X. Idem van Mej. P. W. Van Amerom, om vrijstelling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 296). XI. Idem als voren van J. K. H. Maarschalk, Hoogere Bur gerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n°. 310). XII. Staat Model A ter voldoening van 194.82^ uit den post voor Onvoorziene Uitgaven der begrooting voor 1897. (Zie Ing. St. n°. 291 en 305). XIII. Verzoek van II. Spijker, om ontslag als opzichter bij de gemeentewerken en eene personeele toelage. (Zie Ing. St. n°. 294). XIV. Begrooting voor 1898, van het R. K. Wees- en Oude- liedenhuis. (Zie Ing. St. n°. 304). XV. Idem van het R. K Armbestuur. (Zie Ing. St. n°. 304).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 2