GEMEENTERAAD VAN LEIDEN 101 Ii«EKO)IE9l KTCKKEK. N°. 235. Leiden, 1 October '1897. Bij de herziening van de Algemeene Politieverordening in de maand Maart van dit jaar, werd bij de behandeling van art. 20 dei' thans geldende verordening op de Straatpolitie door den Voorzitter mededeeling gedaan van het voornemen van het College van Dag. Bestuur, om eene verordening in het leven te roepenwaarbij den ingezetenen de gelegenheid zou worden geopend om zich te ontheffen van de ingevolge dat artikel op hen rustende verplichting om, na aanzegging van wege Burg. en Weth. de sneeuwen het ijs van den openbaren weg langs hunne perceelen weg te ruimen en gebruik te maken van de diensten van het gemeentebestuur om die werkzaam heden op hun kosten van gemeentewege te doen verrichten. Zoodanige regeling zou vele ingezetenen van een grooten last ontheffen en de opruiming zelve zou niet alleen regel matiger, maar, ten gevolge van het uitgeoefend toezicht, ook zorgvuldiger geschieden. Bovendien zouden vele ingezetenen dientengevolge ook financieel zeer worden gebaat, daar men thans veelal verplicht is gebruik te maken van de diensten van lieden, die daarvoor een alles behalve redelijken prijs in rekening brengen. Verordeningen op de heffing en invordering van het hier bedoelde recht zijn thans door ons ontworpen. Daarbij dient te worden opgemerktdat de aanzegging van wege Burg. en Weth. natuurlijk niet meer zal plaats hebben bij die ingezetenen, die van hun verlangen om de opruiming van gemeentewege te doen plaats hebben, overeenkomstig deze verordening op het Bureau van Gemeentewerken hebben doen blijken, terwijl wij voor nadere bijzonderheden naar den inhoud der verordeningen zelve meenen te mogen verwijzen. Onder mededeeling dat de Commissie van Fabricage zich in allen deele met de door ons voorgestelde regeling kan ver eenigen, geven wij U alsnu in overweging tot de vaststelling dezer verordeningen te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. VERORDENING op de sneeuwopruiming in de gemeente Leiden. De Raad der gemeente Leiden: Gezien art. 20 aanhef en littera b van de Verordening dier gemeente van den 1sten April 1897, op de Straatpolitie (Gem. blad n°. 6) BESLUIT Vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING, regelende de heffing van een recht voor het van gemeentewege doen wegruimen van sneeuw en ijs van den openbaren weg vóór en langs perceelen. Art. 1. De hoofdbewoners van bewoonde, de gebruikers, eigenaars, vruchtgebruikers of beheerders van onbewoonde perceelen kunnen gebruik maken van de diensten van het gemeente bestuur om de opruiming van sneeuw en ijs van den openbaren weg vóór en langs hunne perceelentelkens voor den tijd van één jaar, op hun kosten van Gemeentewege te doen ver richten. Art. 2. Het voor de in art. 1 bedoelde diensten verschuldigde recht bedraagt één cent per M'2 van de te reinigen oppervlakte voor iederen keer, dat opruiming plaats heeft. Art. 3. Het aantal vierkante meters van de te reinigen oppervlakte wordt aangegeven door het product, dat men verkrijgt door het getal, aangevende het aantal meters, waarlangs het per ceel aan den openbaren weg grenst, te vermenigvuldigen met het getal, dat den afstand in Meters aangeelt van het perceel tot den walkant of het midden der straat, of wel voor per ceelen, welke aa/fi pleinen zijn gelegen, met het getal 4. Art. 4. De duur van den tijd, waarvoor men zich verbindt om de in art. 1 bedoelde diensten van gemeentewege te doen ver richten, is 1 jaar. Dit jaar loopt van 1 Januari tot en met 31 December. Echter zal in geval van verhuizing, ophouden van het ge bruik of overgang van den eigendom of het vruchtgebruik, het recht slechts verschuldigd zijn tot den dag, waarop die verandering intreedt. Art. 5. üp eiken werkdag tusschen 9 en 4 uur zal er op het Bureau van Gemeentewerken voor hen, die de sneeuwopruiming van gemeentewege willen doen verrichten, gelegenheid bestaan tot het inschrijven van hunnen naam in een daarvoor bestemd register. Zij. die eenmaal in dit register zijn ingeschreven en niet vóór 31 December hun verlangen, om daarvan te worden ge schrapt, hebben te kennen gegeven, worden geacht ook weder voor het volgend jaar van de diensten van het gemeentebestuur te willen gebruik maken. Gedaan te Leidenenz. VERORDENING op de Invordering van het recht voor het van gemeentewege doen wegruimen van sneeuiu en ijs van den openbaren weg vóór en langs perceelen. Art. 1. De invordering van dit recht geschiedt door den gemeente ontvanger. Daartoe zendt hij in de eerste helft der maand Januari aart den belastingschuldige een schriftelijke kennis geving, houdende opgave van het over het afgeloopen jaar ter zake verschuldigde bedrag. Art. 2. Vóór den len Februari daaraanvolgende moet het recht, onder overlegging van de in art. 1 bedoelde kennisgeving ten kantore van den Gemeente-Ontvanger worden voldaan. Deze stelt op de kennisgeving quitantie en houdt aanteekening van de gedane betaling in een register. Art. 3 Indien zich een der gevallen voordoet, voorzien bij het 3e lid van art. 4 van de Verordening op de heffing van dit recht, is de belastingschuldige verplicht daarvan ten minste 14 dagen te voren op het Bureau van Gemeentewerken kennis te geven, en binnen 3 dagen na ontvangst van de in art. 1 bedoelde kennisgeving van den Gemeente-Ontvanger het door hem ver schuldigde ten diens kantore te voldoen. Voor het overige gelden daarbij de bepalingen van art. 2. Gedaan te Leiden, enz. No. 236. Leiden, 7 October 1897. Zooals uit de ontwerp-begrooting van 1898 blijkt, wordt het noodig geacht, een bedrag van f 9800,— ter beschikking te stellen van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek voor aanleg van muntgasmeters. Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging, in over eenstemming met de raadsbesluiten van 27 Februari en 20 Augustus 1896, te besluiten, 1°. dat het Bedrijfskapitaal der Stedelijke Gasfabriek met f 9800,wordt uitgebreid voor den verderen aanleg van muntgasmeters, de gelden te vinden uit de Buitengewone Ontvangsten der begrooting van dit jaar, onder bepaling dat door de Gasfabriek een rente van 5 pCt. 'sjaars aan de gemeente worde betaald en dat jaarlijks 5 pCt. worde bestemd tot aflossing van schuld of tot kapitaalbeleg ging, aan te vangen met het jaar 1898; 2°. vast te stellen den hierbij oveigelegden staat van begrooting, dienst 1897, in ontvangst en uitgaaf bedragende f 9800, Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 237. Leiden, 7 October 1897. Het onderzoek der begrooting van de Stedelijke Werkin richting voor 1898 heeft de Commissie van Financiën tot geen bedenking aanleiding gegeven, zoodat zij den Raad tot goed keuring dier begrooting adviseert. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 238. Leiden, 7 October 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van Maria Louise Dijkman, om met 1 November a. s. ontslagen te worden van de huur van het aan wijlen hare moeder de Weduwe Dijk man-Verhoog verhuurd huis op de Aalmarkt n°. 6. hebben wij de eer U mede te deelen, dat tegen de inwilliging van dit verzoek bij ons geen bezwaar bestaat, omdat het huis aan een ander kan worden verhuurd onder dezelfde voorwaarden, hebbende de Wed. Karg het verlangen te kennen gegeven de huur over te nemen. Wij geven Uwe Vergadering op grond van een en ander

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 1