GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 75 raCEKOIIEIS STI KKEN. N°. 173. Leiden, den 13 Juli '1897. Als een gevolg van Uw besluit van den lOen Juni j.l. tot uitbreiding van het hulppersoneel aan de Meisjesschool le klasse, hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij eene voordracht aan te bieden ter benoeming van eene derde onderwijzeres. De voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondisse- ments-schoolopzienerna ingewonnen bericht van het hoofd der school en als volgt samengesteld 1° Mejuffr. H. E. A. Van der Scheer, onderwijzeres te Haarlem. 2° Mejuffr. E. Van Sonsbeek, onderwijzeres aan de school der 3e klasse n°. 4, en 3° Mejuffr. M. Van dér Horn Van den Bos, onderwijzeres te Voorschoten. Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken en rapporten ter inzage van de leden in de Leeskamer zijn nedergelegd, verzoeken wij U tot eene benoeming te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van leiden. N°. 174. loeiden, den 12 Juli 1897. De Commissie van financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat er bij haar geene bedenkingen bestaan tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van den 9en dezer (lng. Stukken n°. 172) tot verhooging der begrooting, dienst 1897, in ontvangst en in uitgaaf met ƒ49900, tot vin ding der kosten van de stichting van een 5e school der 3e klasse aan den Maresingel. Zij stelt u derhalve voor tot de vaststelling van den over- gelegden suppletoiren staat van begrooting, dienst 1897,over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 175. loeiden, 6 Juli 1897. Door de Leidsche Duinwater-Maatschappij is aan den Mi nister van Financiën verzocht in eigendom te mogen bekomen eenige gronden grenzende aan hare eigendommen gelegen onder de gemeente Katwijk, te zamen groot ongeveer 4.1560 hectaren, welke gronden zij noodig heeft voor latere uitbrei ding van haar bedrijf. De Minister van Financiën heeft ons bij de toezending van het betrekkelijk adres verzocht ons gevoelen mede te deelen over de vraagof eene uitgifte in erfpacht tot aan het einde der concessie voor den aanleg en de exploitatie der Duinwater leiding niet was te verkiezen boven een eigendomsafstand. Nadat op deze vraag door ons bevestigend was geantwoord heeft de Minister ons bericht, dat volgens nader ontvangen inlichting de Leidsche Duinwater-Maatschappij den bedoelden grond noodig heeft o. a. voor den aanleg van frlterwerkenen dat die bestemming vereischt eene opzegbare erfpacht van vrij langen duur, welke de goedkeuring der Wetgevende Macht zoude behoeven. Daar nu bij de overeenkomst van 24 Juni '1879, goedge keurd bij de Wet van 21 April 1880 (Stbl. n°. 48) en bij de krachtens art. 2 dier Wet gesloten overeenkomst van 1 Juli 1895de grond voor het toevoerkanaal c. a. aan de gemeente Leiden in erfpacht is uitgegevenzoude hetnaar het oordeel van den Minister van Financiën, vreemd zijn, als de nu voor de waterleiding benoodigde grond niet aan de gemeente Leiden, maar aan de exploitante van de waterleiding werd uitgegeven, op grond waarvan de Minister bet beter acht dat niet de Maatschappijmaar de gemeente den grond in erfpacht verkrijgt. De Minister heeft uit dien hoofde verzocht te mogen ver nemen of de gemeente de erfpachtsuitgifte aan haar verlangt. Wij brengen hierbij in herinnering dat in de raadsverga- ring van 9 Mei 1895 is besloten den daarbij bedoelden grond, hebbende een oppervlakte van 105 aren 90 centiaren, benoodigd voor de verlenging van het kanaal n°. 2 in de duinen met 400 meters in erfpacht van het Rijk aan te vragen en tevens ons College te machtigen te zijner tijd de uitgifte in erfpacht van den overigen grond, bedoeld in art. 2 der bovenaangehaalde Wet, aan te vragen, welke grond daarna aan de gemeente in erfacht is uitgegeven. De thans door de Duinwater-Maatschappij benoodigde grond is niet begrepen in de bij art. 2 der aangehaalde Wet van 21 April 1880 (Stbl. n°. 48) verleende machtiging aan den Minister van Financiën tot uitgifte in erfpacht aan de ge meente Leiden, zoodat dan ook door Uwe Vergadering geene machtiging is verstrekt aan ons college om de uitgifte in erfpacht van den grond aan de Regeering aan te vragen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons College te machtigen om aan de Regeering de uitgifte iri erf pacht aan de gemeente Leiden, ten behoeve van de Leidsche Duinwater-Maatschappij van den boven omschreven duingrond, gelegen onder de gemeente Katwijk ter grootte van ongeveer 4.15.60 hectaren, aan te vragen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 17G. Leiden, 19 Juli 1897. Door den heer S. H. J. De Wolff is bij nevensgaand adres vrijstelling of terugbetaling verzocht van schoolgeld, voor zijn pupil J. J. L. Middendorp, die wegens ziekte verhinderd is geweest de lessen aan het Gymnasium geregeld te volgen en thans het Gymnasium heeft verlaten. Blijkens ingesteld onderzoek heeft de leerling J. J. L. Middendorp in het tegenwoordig leerjaar slechts van 1118 September 1896 en van 110 April 1897 de lessen gevolgd en is al den verderen tijd door ongesteldheid hierin verhinderd geworden. Steeds bleef de adressant de hoop koesteren dat de ziekte van zijnen pupil genezen zou, want hij gaf aan de gymnasiale opleiding de voorkeur, doch eindelijk, den 29 Juni j.l. deelde hij den Rector mede dat hij tot zijn leedwezen had moeten besluiten voor zijnen pupil een anderen weg tot de Univer siteit te zoeken. Hoezeer nu genoemde leerling slechts korten tijd ge durende den cursus 1896/97 van het onderwijs heeft kun nen genieten, achten wij ons toch tot ons leedwezen ver plicht afwijzend te moeten adviseeren op het onderwerpelijk verzoek. De leerling toch heeft het Gymnasium eerst verlaten in den loop van bet vierde kwartaalloopende van Juni tot en met Augustus, n.l. den 29 Juni j.l.terwijl ingevolge het raads besluit van 14 October 1886, regelende de heffing van school geld voor het Gymnasium (Gem.blad n°. 1 van 1887) het schoolgeld over den geheelen cursus verschuldigd is, doch de Gemeenteraad in bijzondere gevallen kan bepalen dat het schoolgeld eerst zal ingaan met het begin van het kwartaal, waarin de toelating, of slechts verschuldigd zal zijn tot het einde van het kwartaal, waarin het vertrek van den leerling plaats heeft. Eene gelijke beslissing werd genomen in de raadszitting van 10 Juni j.l., omtrent het verzoek van de Wed A. J. B. Ohlmann Raat (zie lng. Stukken n°. 125 van dit jaar). Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging afwijzend op het verzoek te beschikken en alzoo adressant te kennen te geven, dat op grond van de bestaande bepalingen omtrent de heffing van schoolgeld, geene vrijstelling of teruggave van schoolgeld over den loopenden cursus kan worden verleend. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen S. H. J. De Wolff, predikant bij de Ned. Herv. Gemeente te dezer stede, dat zijn pupil J. J. L. Middendorp door ziekte verhinderd is geweest geregeld de lessen van het Gymnasium bij te wonen en slechts enkele dagen van dit schooljaar, in September en April present kon zijn; dat hij ten slotte zich genoodzaakt heeft gezien hem om dezelfde redenen van het Gymnasium af te nemen om hem langs anderen weg zijn bestemming te doen bereiken. Redenen waarom hij beleefdelijk verzoekt, dat hem ten behoeve van zijn pupil een deel der betaalde schoolgelden wordt gerestitueerd. 't Welk doende, S. H. J. De Wolff. Leiden, 10 Juli 1897. N°. 177. Leiden, 19 Juli 1897. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen den door het Bestuur van het H. Geest of Arme- Wees- en Kinderhuis ingedienden Suppletoiren Staat van begrooting en den staat van af- en overschrijving, beide het dienstjaar 1896 betreffende en adviseert U tot goedkeuring. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 178. Leiden, 19 Juli 1897. Het onderzoek der rekening van de Stedelijke Werkinriching over 1896 heeft de Commissie van Financiën tot geene be denkingen aanleiding gegeven zoodat zij U voorstelt die goed te keuren in ontvangst op 15504.03, in uitgaaf op 15479.43, sluitende met een batig saldo van 24.00, in de eerstvolgende rekening te verantwoordden. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 1