GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 55 IXGEKOMEX STUKKEN. No. 113. Leiden, 11 Mei 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van de Wed C. H. F. Jeltes—Buijnhebben wij de eer U mede te deelen dat de dochter van adressante, H. C. Jeltes, vóór Juni a. s. de Hoogere Burgerschool voor Meisjes wegens vertrek uit de gemeente zal verlaten. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan adressante vrijstelling of terugbetaling te verleenen van school geld voor hare dochter, leerlinge der Hoogere Burgerschool voor Meisjes, over het laatste kwartaal van den cursus 1896/97. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Geeft eerbiedig te kennen wed. C. H. F. Jeltes, wonende in de gemeente loeidenSoeterwoudsche Singel 67 dat hare dochter Hënriette Cornelia de Hoogere Burgerschool voor Meisjes bezoekt, doch die school op den Bisten Mei zal moeten verlaten wegens vertrek uit de gemeente Leiden. Redenwaarom zij eerbiedig verzoekt haar voor het laatste kwartaal vrijstelling te willen verleenen van het door haar verschuldigde schoolgeld. 't Welk doende, enz. C. H. F. JeltesBuijn. Leiden, 5 Mei 1897. N°. 114. Leiden, 11 Mei 1897. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van Dr. F. Pijper, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant, wegens vestiging in de gemeente met i Mei j.l.terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor een kindleerlinge der Meisjes school le klasse en een kind, leerling der Jongensschool le klasse, over de maand April tot een bedrag van 7.50. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden8 Mei 1897. Aan den Edelachtb. Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigde gevoelens te kennen ür. F. Pijper, alhier, dat hij volgens kennisgeving van den heer Gemeente ontvanger verschuldigd is aan schoolgeld over het kwartaal, ingegaan op '1 April jl.voor het bezoeken der Meisjesschool le klasse door zijne dochter Margaretha Geertruida. de som van ƒ11.25, en voor het bezoeken der Jongensschool le klasse door zijn zoon Adrianus de som van 11.25; dat deze kinderen evenwel eerst sedert 1 Mei de genoemde scholen bezoeken; weshalve •iij U beleefd verzoekt hem teruggave te willen toestaan van het schoolgeld over de maand April. Hetwelk is doende Uw dvv. dien. Dr. F. Pijper. No. 115. Leiden, 13 Mei 1897. Wij hebben de eer U mede te deelen dat er ook bij ons geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van Mejuffr. C. C. J. Boer, om ontslag uit de betrekking van derde onderwijzeres aan de Meisjesschool 2e klasse, zoodat wij Uwe vergadering in overweging geven haar dat ontslag eervol te verleenen, ingevolge haar verzoek met ingang van 15 Augustus a. s. De betrekkelijke stukken worden U hierbij overgelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 12 Mei 1897. In antwoord op Uwe apostille van 11 dezer heb ik de eer U mede te deelen, dat bij mij geen bezwaar bestaat om aan Mej. C. C. J. Boer tegen den gevraagden datum eervol ont slag te verleenen. Het hoofd der openbare Meisjesschool 2e kl,, S. Winkler. Aan Heeren Burgem. en Weth vari Leiden. Leiden, 10 Mei 1897. Edelachtbare Heeren! De ondergeteekende, onderwijzeres aan de Openbare Meisjes school 2e klasse in Uwe gemeente, neemt hiermede de vrij heid, w7egens aanstaand huwelijk, U te verzoeken haar tegen 15 Augustus e. k. eervol ontslag uit hare betrekking te ver- leenen. Met de meeste hoogachting, UEADw. dienaresse, C. C. J. Boer. Aan den Ed.Achtb. Raad der gem. Leiden. No. 116. Leiden, 11 Mei 1897. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de in hare handen gestelde voordracht van Burgemeester en Wethouders van den 7den dezer tot aankoop van een gedeelte weiland, gelegen aan den Maresingel tusschen de Heerenbrug en den verbindingsspoorweg van de Gasfabriek, ter grootte van ongeveer 1300 centiaren voor de stichting van een vijfde school van de 3e klasse, bestemd voor een 600-tal leerlingen. Zij stelt U derhalve voor overeenkomstig de voordracht van Burgemeester en Wethouders te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 117. Leiden, '13 Mei 1897. Door den Directeur der Hoogere Burgerschool voor Jongens is verzocht om, evenals vorige jaren, gebruik te mogen maken van de bovenzaal der Gehoorzaal, ten behoeve van de ten toonstelling van teekeningen gedurende de week van 5 tot 10 Juli en mede voor de eindexamens die waarschijnlijk aan vangen op Maandag 21 Juni en eindigen op Vrijdag 2 Juli. Het aantal adspiranten bedraagt 33, en is derhalve veel te groot voor de lokalen der school en ook voor de zaal van »Nut en Genoegen", waarvan in de laatste jaren gebruik werd gemaakt. Vermits tegen de inwilliging van deze verzoeken bij ons geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in over weging ons te machtigen de Gehoorzaal ten voorschreven einde in gebruik te geven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 118. Leiden, 15 Mei 1897. Onder verwijzing naar de artt. 60, 61 en 62 der Kieswet, geven wij Uwe Vergadering in overweging over te gaan1° tot de benoeming van inwoners der gemeente, tevens kiezers in het kiesdistrict, voor den tijd van twaalf maanden, tot leden en plaatsvervangende leden der verschillende stembureaux van het kiesdistrict Leiden; zoo noodig voor de stemmingen herstemming op 15 en 25 Juni a.s. voor de benoeming van een lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal; 2°. a. tot de aanwijzing van een lid van den Gemeenteraad ter ver vanging zoo noodig van den Burgemeester, Voorzitter van het Hoofdstembureau; b. tot benoeming van de Voorzittersleden en plaatsvervangende leden van de verschillende stembureaux. De aangehaalde artikelen der Kieswet luiden als volgt: Art. 60. In elk stemdistrict is een stembureau. Elk stembureau bestaat uit drie leden, waarvan één voor zitter is. Bovendien worden daarin minstens twee plaatsvervangende leden benoemd. Art. 61. De raad der gemeentewaarin het stembureau zitting houdt, benoemt de leden en de plaatsvervangende leden van het stembureau uit zijn midden. De raad evenwel eener gemeente, welke meer dan één stem district bevatkan buiten zijn midden inwoners dier gemeente tevens kiezers in het kiesdistrict, waartoe het stembureau behoort, telkens voor den tijd van twaalf maanden, tot leden en plaatsvervangende leden der stembureaux van een kies district benoemen. Art. 62. De burgemeester is Voorzitter van het hoofdstembureau der gemeente, waarin het gevestigd is. Is in eene gemeente meer dan één hoofdstembureau gevestigd, dan is de burgemeester der gemeente voorzitter van het hoofdstembureau van het kiesdistrict, waarbinnen het gemeentehuis is gelegen. In dit t u C O

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 1