provincie in liet leven heeft geroepen tusschen den Vlietboezem en den Rijn bewesten de oude grens van Leiden, terwijl dat gebruik in het bij de scheepvaart betrokken algemeen be lang even vrij behoort te zijn als de doorvaart door Leiden in de richting Galgewater, Oude VestSchrijversbrug. 3°. Eindelijk zou het recht betrekking hebben op het ver toeven of verblijven in den Rijn beoosten de Schrijversbrug terwijl voor gemeentelijke helling daarop geen aanleiding bestaat. Zoolang menschenheugenis strekt is dit deel van den Rijn nimmer een onderwerp van andere publiekrechterlijke zorg geweest, dan, voor zoover het boezembelang betreft, die van het waterschap, totdat het bij besluit der Provinciale Staten van 24 Juli 1883 n°. VI als vaarwatermet en be nevens de overige deelen des Rijns vanaf de oude grens van Leiden tot Woerden toe in het algemeen bij de scheepvaart betrokken belang onder Provinciale zorg werd gebracht en tot heden gehouden. Het is duidelijk dat de grenswijziging geen verandering kan hebben gebracht indezen zoowel'reehts- als feitelijken toestand, welke verbiedt om aan dat deel van den Rijn het karakter van gemeentewerk toe te kennen. Een redactie van art. 5 d, die naar Uwe meening iets van dit alles toelaat, zou tot nieuwe geschillen aanleiding geven, en kan dus door ons niet bij den Minister van Binnenlandsche zaken worden ondersteund. De tweede vraag in Uw schrijven tot ons gericht is het verzoek om Uw protest en Uwe beschouwingen omtrent de bij ons en de Regeering bestaande bezwaren tegen het raads besluit van 30 Juli 1896 ter kennis te brengen van den Minister van Binnenlandsche zaken. Ter voldoening aan dat verzoek leggen wij den Minister afschrift over van Uw schrijven van 19 Februari 1.1. onder toevoeging van ons antwoord daarop. In de derde plaats wordt ons gevraagd onze zienswijze mede te deelen omtrent een voorstel om in onderhandeling te treden over eene eventueele overneming door de gemeente van de openbare werken in Uwe gemeente, welke in onder houd zijn bij de Provincie. Zelfs indien zoodanig voorstel werd gedaan hetgeen rationeel ware onder aanbod van uitkeering aan de Provincie van het kapitaal, dat die werken gekost hebben, dan nog zouden wij bez\vaar hebben zoodanig voorstel bij de. Provinciale Staten over te brengen 1° omdat naar het oordeel der Staten beheer en onderhoud van zoo danige groote verkeerswegen in stede van verbrokkeld te zijn tusschen de verschillende plaatselijke besturen, wier territoir zij doorsnijden, in het algemeen belang behoort te zijn in één hand en wel bij een hooger gezag, dat het algemeen belang vertegenwoordigt en 2° omdat juist door die overneming een thans ontbrekend motief zou geboren worden om ten nadeele van het algemeen belang, met wijziging te dier zake van de ovefeenkomst van 26 Februari 1884, de doorgaande scheepvaart op het territoir Uwer gemeente door belasting heffing te trefïen. De Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, Fock, Voorzitter. Tavenraat, Grifjier. N°. 103. Leiden, 30 April 1897. Na overleg met de Commissie van Fabricage is ons gebleken dat geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van nevensgaand verzoek van L. H. De Jongh omtrent demping van een gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven 1°. aan L. H. De Jongh, behoudens de rechten van derden, vergunning te verleenen om de sloot voor zijn te'bouwen perceel langs den Hoogen Rijndijk, Sectie M n°. 1111 te dempen over eene lengte van ongeveer 13 Meter en deze dan te voorzien van een riool wijd 0,40 x 0,60 Meter, onder voorwaarde: a. dat de einden van den dam voorzien worden van voldoende houten beschoeiingen bestaande uit eiken 10 x 16 cM. palen en greenen 4 x 28 cM. beplanking en de palen behoorlijk verankerd. b. dat de dam even hoog wordt gelegd als het voetpad mits voor eene voldoende kolkloozing worde gezorgd. c. dat op den dam op door of van wege Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaats een ijzeren hek wordt geplaatst. d. dat het geheel ten genoege van Burgemeester en Wet houders wordt uitgevoerd en dat de gemaakte werken in een voortdurend goeden staat worden gehouden mede ten genoege van Burgemeester en Wethouders. e. dat de vergunning vervalt wanneer niet binnen drie maanden na hare dagteekening daarvan is gebruik gemaakt. en 2°. aan L. H. De Jongh voornoemd den grond verkregen door demping van het aan de gemeente Leiden toebehoorend gedeelte sloot tot wederopzeggens in gebruik te geven tegen betaling van eene jaarlij ksche recognitie van 0,05 per ca., 50 onder bepaling dat het terrein tot tuin moet worden ingericht en daarop geene gebouwtjes of getimmerten mogen worden geplaatst. Tot toelichting van de voorgestelde recognitie zij medegedeeld dat krachtens raadsbesluit van 30 Januari 1896 voor ge bruik van grond niet vallende in de termen van het tarief van 21 Februari 1895 moet worden betaald f0,05 'sjaarsper centiare, wanneer de grond is verkregen door demping of over- wulving van een gedeelte sloot of water voor rekening van de gebruikers en onder voorwaarde, dat daarop niet mag worden gebouwd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth, van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, L. H. De Jongh, dat hij de sloot voor zijn te bouwen perceel aan den Hoogen Rijndijk, gemeente Leiden Sectie M n°. 1111 wenscht te dempen, en onder het gedempte gedeelte te leggen eene loozing van cement-buizen Y-vormig wijd 0,40 x 0,60 Meter en ter lengte van 13,00 Meter, met beleefd verzoek hem hiertoe de ver- eischte vergunning uwer vergadering worde verleend. In afwachting teekent met de meeste hoogachting UEd. dw. dien. Leiden, 17 April 1897. L H. de Jongh. N°. 104. Leiden, 6 Mei 1897. Wij hebben de eer U mede te deelen dat de nieuwe politie posthuisjes aan de Haven en op het terrein van de Buitensocieteit Amicitia bijna gereed zijn en binnen enkele weken in gebruik kunnen worden genomen. Alsdan zijn er met inbegrip van de drie reeds bestaande, vijf posthuisjes, welke op of nabij de oude grens gelegenjuist zijn geplaatst tusschen de oude en nieuwe posten of wijken en welke zoowel bij dag als bij nacht bezet zijn. Het zal wel geen betoog behoevendat het belang van den dienst medebrengt dat bedoelde posthuisjes met het Hoofdbureau van Politie in verbinding moeten staan, niet alleen met het oog op het verleenen van meerdere politiehulpmaar ook bij het brengen van arrestanten in de posthuizen bij Amicitia en de Haven, waarvan oogenblikkelijk aan het Hoofdbureau dient kennis te worden gegeven. De kosten van telefonische aansluiting bedragen f 35,per perceelzoodat daarvoor benoodigd zal wezen een bedrag van f 175,per jaar. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons voor de tefefonische aansluiting van de 5 politieposthuizen het noodige crediet te verleenenzullende later een voorstel worden ingediend tot verhooging zoo noodig van het betrekkelijk artikel der begrooting. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 105. Leiden, 6 Mei 1897. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van G. Van der Lee en andere bewoners van den Haarlemmerweg, hebben wij de eer U mede te deelen dat onsna ingesteld onderzoek door de Commissie van Fabricage, is gebleken dat er inder daad alleszins grond bestaat om aan het verzoek van adres santen te voldoen en alzoo het voetpad achter de boomerij op den Haarlemmerweg te bestraten en kolkloozingen te leggen naar de langs den weg gelegen sloot De kosten van een en ander worden geraamd op f 600,— Wij geven Uwe Vergadering alzoo in overweging ons het noodig crediet te verleenenten einde tot dit werk te kunnen doen overgaanzullende later een voorstel worden ingediend tot verhooging, zooveel noodig, van het betrekkelijk artikel der begrooting. Ten slotte kunnen wij u mededeelen dat dit werk niet in verband staat met het aanhangig plan in zake de uitvoering van werken in verband met de uitbreiding der gemeente, zoodat met de uitvoering van die bestrating niet behoeft te worden gewacht tot dat bedoeld plan aan de orde komt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 18 Maart 1897. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de onder- geteekenden, allen bewoners van den Haarlemmerweg, te Leiden, dat, zoo vaak het regent, de weg langs hunne tuintjes onbegaanbaar is, dewijl er geen straatje langs ligt en op sommige plaatsen de rioleering ontbreekt; dat deze toostand voor allen hoogst onaangenaam is, doch voor één hunner bovendien zeer nadeelig, dewijl zijne bloem- kweekerij in den regentijd door dames niet te bereiken is en hij daardoor in zijn bedrijf schade lijdt;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1897 | | pagina 4